Duizend keer liever heb ik informatie van onze Maxje. Vooral omdat het huidige journaal ons waardeloze Telegraafberichten voorleest. Nee, dan Max bij het ontbijt: ‘Omachawwa, ik ga even aan mijn voet krabben, want ik heb jeuk.’ Een nuttige mededeling, omdat ik anders misschien zou kunnen denken dat hij aanstalten maakt om van zijn bordje weg te lopen. ‘Goed schat.’ Daar heb ik wat aan. En niet dat het NOS-journaal op dat moment meldt dat ene Silvie gaat scheiden van ene weet ik veel welke spierbundel. Het nieuws notabene. Kwaliteit voor iedereen. Obama daar en Silvie hier. ‘Te wow’, zeiden wij ooit.
Later berijdt Max heroïsch het hobbelpaard. ‘Omachawwa, ik moet niet naar jou kijken, jij moet naar mij kijken.’ Ook al zo’n haarscherpe observatie. Want laten we wel wezen als je vier jaar bent en al foutloos tot tien kan tellen draait de hele wereld om jou en om niemand anders.
Sportmensen denken ook zo. De hele wereld trouwens, merk ik, als ik probeer door het juichen en klappen heen nieuwsflitsen te ontwaren. De omroepen zijn verkleuterd. Waarvan acte.
Max wil een eitje. Maar zonder geel. Nou dat kan. Wij hebben namelijk eieren met een blije kip garantie. Weliswaar met dooier maar een beetje oma kan een ei splitsen. Dus ik bak een wit. Maar dat is fout gedacht. Hij wil een gekookt eitje. Ook goed. Ik gooi het geel er weer bij, dan kan zijn vader die ondertussen is wakker geworden, dat wel opeten. Blije haan dus.
Max heeft sowieso specifieke wensen. ‘Omachawwa ik wil even warme appelsap.’ En als ik dat drankje gebrouwen heb, kijkt hij me aan met zijn engelengezichtje en zegt met zijn zoetste hoogste stemmetje: ‘Mag het ietsje’, duim en wijsvinger vlak bij elkaar, ‘ietsje warmer?’ Ja hoor, dat kan ook.
Dan drinkt hij één slok en vind het wel welletjes. Maar ‘nee’, zegt omachawwa dan, ‘nee Max, nu drink je het op, ben jij nu mal.’ Dan draai ik me om van hem weg en let niet meer op. Als hij dan alles opdrinkt en, o hemel, knoeit zegt hij met gevoel voor drama: ‘O nee, ik ben vies, ik moet schone kleren.’ Ik herinner me Joris toen die klein was en ook een periode beslist niet vuil wilde worden. Ik glimlach vals en denk: ‘Ha, de zonde van de ouders…’ Dat moet een residu zijn van mijn Gristenjeugd in Dordrecht. Daar vertelden de kinderen in het zwembad me dat ik naar de hel zou gaan. (Omdat ik vloekte.)
M
ax kijkt door de verrekijker naar me. ‘Omachawwa, je bent heel groot.’
‘Dat is ook zo’, antwoord ik. Waarna hij met gewone ogen naar me kijkt en enigsins in de war is. Als ik hem jongetje noem, of knulletje, of mannetje, of poepie, raakt hij van streek. ‘Nee, omachawwa,’zegt hij op schrille toon, ‘nee, ik ben Max. Max Amos Beulink.’ ‘Ja schat, jij bent Max.’ Bij het volgende bezoek zal ik koosnaampjes met hem oefenen. Nu wil hij de meenemen naar het bos in Amsterdam om verder te kijken. Maar de kijker blijft hier, mag hij de volgende keer weer mee spelen. Ben benieuwd wat hij dan te melden heeft.