Dordt Woensdag 21 Sept. [1932]
M’n liefste Bobbie.
Zooals je ziet hou ik m’n belofte en schrijf vlug. Zeg, gisteren kwam ik om twaalf uur uit school en toen vertelde Moeke me, dat ik de groeten moest hebben van Bob. Nu je begrijpt ik [was] stomverbaasd. Hier in Dordt woont een meisje Dula Hartog en zij is verpleegster in A’dam en heeft toevallig jouw zuster verpleegd. Natuurlijk hebben ze over mij gesproken. Maar Dula is wel ouder dan ik en zij ging al uit Dordt toen ik nog een kind was (Je zult wel hatelijk zeggen, dat ben je nog!). En nu heeft ze je zuster (hoe heet je oudste zuster toch) verkeerd over mij ingelicht. Ze vertelde n.l. dat ik groot ben. Dat is nou heelemaal niet waar hè en dat ik 19 jaar ben en ik ben pas 17 (bijna 18). Verder zei ze ook dat ik op Josephine Baker lijk. Wat een mispunt, vind je niet? Enfin. Ik hoop dat dat jij ‘t even verbetert en meteen even m’n groeten overbrengt en m’n beterschapswensch. (Vergeet ‘t a.u.b.niet)!!
Dit laatste omdat je Zondag alles vergat.
Bob, je schreef een tijdje geleden dat zij thuis wel eens wilden weten, hoe ik er nu eigenlijk uitzag en dat zij dat op dat kleine kiekje niet konden zien. Schrijf me eens hoe hun oordeel is over mij. Ich bin sehr neugierig!
W
at was ‘t Zondag toch eigenlijk maar kort hè. Zoo één uurtje. Of vond jij ‘t lang genoeg om met me opgescheept te zitten.
Ik vind het ook erg prettig dat je in Den Haag komt. ‘k Ben benieuwd of we elkaar nu meer zien. Ik hoop ‘t maar. Nu Bob, ik moet direct naar een jaarvergadering van de H.B.S. club. Wel leuk. Ik heb geen tijd meer en ik weet niets meer. Alleen wil je ‘t kleine kiekje opsturen. Ja?
Bij voorbaat bedankt door
Je Mimi.
Hoe vind je m’n trouw? (Blauw postpapier)
Net echt.
A’dam [vrijdag] 23 Sept. [1932]
Liefste.
Wat je moeder zei over groeten van mij kan godsonmogelijk, want ik heb die heele verpleegster nog nooit gezien.
Ik geloof wel dat ze erg over ons geroddeld hebben. Want Martha (zoo heet m’n oudste zuster) zei met zoo’n geheimzinnig gezicht: “ik heb wat moois over Mimi gehoord”. Wat ze nu eigenlijk gehoord had weet ik niet. Groeten niet vergeten over te brengen. M’n zuster kon beleefdheidshalve natuurlijk niet anders doen dan ze mee terug te geven. De oorzaak dat ik l.l. Zondag alles vergat, was jij. Zeg meiske jij bent geloof ik wel een klein beetje ijdel. Want al zou hun oordeel over jou niet gunstig zijn dan zou ik dat nog niet schrijven. Dat snap je wel. Maar stel je gerust. Hun oordeel was bizonder gunstig voor jou. Tevreden? Een pension heb ik al. Ergens in de Valkstraat. Bij een paar oude vrijsters. Kan gezellig worden. Enfin als het me niet bevalt zoek ik een andere ploeterij op. Bij m’n patroon hoor ik al de heele dag, dat moet je maar bij je baas in de Haag doen. Vandaag een nieuwe leerjongen aangekregen. Een lamlendige lummel. Zegt de heele dag niets anders dan, ja meheir. Voorts maakt hij zich verdienstelijk door te lachen als er een mop verteld wordt, en alles wat je laat vallen op te rapen. Ik laat bij voorkeur iets onder de tafel vallen. Hij stoot n.l. iederen keer zijn hoofd daaraan, en geeft dan uit pure woede de tafel ook een opdonder.
Zeg Mimi ik geloof wel dat als ik in Den Haag woon dat we elkaar dan meer zullen zien. Ben ‘t volkomen met je eens dat een uur wel héél weinig is, en wat dat opgescheept met jou betreft, dat weet je wel beter. Zeg, je zoudt mij ten zeerste verplichten als jij eens al de vragen die je mij per brief zoo ongeveer gesteld hebt, ook eens van jouw zijde te beantwoorden. Nu ben ik zeer “neugierig”. Bij nader inzien lijk je toch wel een béétje op J[osephine] B[aker] Lekker. Mimi doe mij een pleizier en stuur mij even het adres van Puck Parfumeur, anders ben ik zoo heelemaal moederziel alleen. Je trouw is van een bedenkelijke kleur, ik voor mij prefereer donkerblauw. Bob.
Woensdag 28 Sept. [1932]
M’n liefste Bobbie.
Wat ben je heetgebakerd. ‘t Is niet Godsonmogelijk dat ik de groeten heb ontvangen. Je hebt natuurlijk weer eens verkeerd begrepen. Heb ik in mijn brief dan geschreven dat jij die groeten meegegeven had? Neen. Je zuster heeft dat op eigen houtje gedaan. Anders had die verpleegster jouw naam niet geweten. Zie zoo dat weet je alweer.
Wat betreft die ijdelheid van jou, dat vind ik gemeen van je, want dat is jouw eigen schuld. Je had een tijdje geleden gezegd dat ze bij jou thuis wel eens een beter fotootje van me wilden zien. Is ‘t dan logisch of niet (verklaar ‘t desnoods als nieuwsgierig) dat ik vroeg hoe hun oordeel er over was.
Zeg die leerjongen van jullie vind ik moppig. Laat hem maar [niet] te veel z’n hoofd stoten anders wordt ‘t (z’n hoofd) nog vervormd.
Het adres van Puck Parfumeur weet ik gedeeltelijk, maar ik denk wel dat je ‘t wel zult kunnen vinden. (Stevinstraat hoek Rotterdamschestraat). Denk er om niet naar ‘t Belgisch Park toe, daar in de buurt loopt de Stevinstraat ook, maar er juist vanaf.
Bob wanneer kom je eigenlijk in Den Haag? Nog voor October?
Je schrijft dat ik bij nader inzien toch op J.B. lijk. Nu begrijp ik werkelijk niet, hoe jij wilt correspondeeren met zoo’n leelijk mormel. J.B. is uitgesproken leelijk.
Nu je begrijpt dat ik diep beleedigd ben. Ik vergeef ‘t je nooit.
Er is hier zoo bitter weinig nieuws. Alleen vanavond vergadering van de Joodsche jeugdvereeniging. Jetty, je weet wel dat meisje dat toen met de huldiging van de Lieme ook in A’dam was, treedt af als voorzitster en nu neem ik haar plaats in. Kun je je me voorstellen, een heele avond te presideeren? Ik vind ‘t allesbehalve prettig.
Het is nu 10 voor 8 ‘s morgens. Ik ben speciaal voor jou vroeg opgestaan want anders sta ik pas om bij achten op. Maar ik heb zoo weinig tijd en ik wil je niet zoo lang laten wachten. Dat doe ik om een goed voorbeeld te geven. Want jouw laatste brief heeft ook alweer bijna een week noodig gehad. Bobbie wil je me nu alstjeblieft ‘t kleine kiekje sturen. Ja hè? Vergeet ‘t nu niet.
Je eigen Mimi
Woensdag 28 Sept. [1932]
Lieveling
Je zult me moeten toegeven dat ik niet vlugger terugschrijven kán. Vanavond je brief ontvangen. Voelde me zóó schuldbewust dat ik dadelijk terugschreef. Onze gevoelens omtrent de uiterlijke hoedanigheden van J.B. loopen nogal uiteen. Ik voor mij vind J.B. bepaald knap. Ergo eerder een compliment dan een beleediging. De beleediging acht ik thans niet zoo groot meer. Vol vertrouwen dat jij nu mijn gevoelens wel deelt. Ga Zondag a.s. naar Den Haag. Toekomstig adres: Zwarenhout, Valkstraat 5. Bracht vanmorgen m’n uitrusting terug. Was gewoon in burger gekleed, m’n ransel bungelde op m’n rug, de patroontasschen waren een roffel aan het slaan op m’n maag. Het geweer was op de rug bevestigd waaromheen sierlijk het kwartiermutsje was gedrapeerd. De uniform flodderde om het stuur. Het werd een triomftocht. Verkeersagenten gaapten me aan, slagersjongens vergaten hun plichten jegens het vleeschetend publiek en deden me plechtig uitgeleide. Burgers vielen flauw en kwamen weer bij met de woorden, asjemenou. Gezegden zooals: Daar hee je onse landmag, wie ze fader heit vermoord e.d. werden me naar het hoofd geslingerd. Het weerzien in de kazerne was treffend. De overste verwelkomde mij met de woorden: driedubbel uit de klei getrokken boerenheikneuter. Waarna ik belangstellend informeerde of hij dan misschien aan m’n teenen had gehangen. Vervolgens werd mij verweten dat ik niet tezamen met hem in de bak had gezeeten, waarop ik repliceerde dat hij daar waarschijnlijk alléén gezeten had.
Indien blikken hadden kunnen dooden, ik ware thans een lijk.
De verdere ontvangst was alleszins bevredigend. De foerier constateerde dat de motten zich aan ‘s lands goederen hadden te goed gedaan. Dat ik daarvoor dokken moest vond ik bepaald onhebbelijk. Verder kon hij zich niet indenken dat een geweer roesten kan. Mijn spuit overtuigde hem van het tegendeel. M’n etensblikje was voor de helft gevuld met cigaretteneindjes.
De broodzak bleek de stoffelijke overblijfselen van een grondbaars te bevatten. Voorts was de vetdoos met uitgekauwd kauwgummi opgevuld. Bepaald een verheffende aanblik. Alles bij elkaar moest ik fl 2,50 dokken. Viel me erg mee. Met de gedachte mijn plicht jegens koningin en vorstenhuis te hebben volbracht, keerde ik huiswaarts. Het hart breekt mij als ik denk aan de mij zoo wreedaardig ontnomen dienstplicht. Ik kán niet meer.
Je voormalig “Vrijwillig landstormplichtige”
Bobbie
P.S. Je hebt de wedervraag van m’n vorige brief nog niet beantwoord. Ik ben er ten zeerste op gesteld.
[ongedateerd, poststempel Amsterdam Centraal station 30.IX.1932]
Liefste
Hoor zoojuist dat het adres verkeerd is het is Zwarenstein Valkstraat 9. Is er Maandag een brief voor mij?
Je Bobbie
Dordt Woensdag 5 Oct. [1932]
Liefste.
‘k Denk haast dat ik vergiffenis zal moeten vragen. ‘t Spijt [me] vreeselijk dat m’n brief zoo laat is. Maar ‘t is werkelijk mijn schuld niet. Zondag wilde ik schrijven, maar eerst moest ik op visite en ‘s middags naar R’dam want m’n kleine nichtje was jarig. Dus toen stelde ik ‘t schrijven uit tot Maandag. Maar Maandag was ik ziek tenminste ik lag de heele dag op bed en kon bijna niet spreken van verkoudheid. Ik ben trouwens nog heesch. Gisteren had ik ‘t vreeselijk druk en nu is ‘t nog geen half acht en ik ben al zoover met m’n brief gekomen.
Bob ik heb je vorige brief zooeven overgelezen maar wat jij schrijft over de vraag die nog niet beantwoord is, ik kan er werkelijk geen vinden. Schrijf ‘m de volgende keer maar.
Zeg die tocht van jou om je uniform weg te brengen vind ik moppig. En ik ben ‘t niet met je eens omtrent J.B.
Hier begint m’n brief opnieuw.
Liefste.
Allereerst heet ik je hartelijk welkom in Den Haag (beter laat dan nooit).
Dan wil ik je even nog vele jaren wenschen (of weet je niet dat ‘t voor ons nieuwjaar was).
Meer is er op ‘t oogenblik niet te wenschen geloof ik.
Het was de vorige week zoo komisch, die twee brieven van jou op één dag. Ik dacht eerst dat ‘t een mop was.
Nu Bob ik ga me kleeden want ik moet naar school.
Schrijf je me uit wraak nu ook zoo laat? Ik hoop maar van niet, want dat beteekent dat je ‘t me niet vergeven hebt.
Hartelijk gegroet
Je berouwvolle Mimi
Den Haag [woensdag] 5 Oct. [1932]
Lieveling.
Zooals je ziet ben ik niet zoo erg wraakzuchtig. Het is hier een erg saaie beweging. Het zijn een paar oude zeuren van het ergste water. De één loenst een beetje. Met het ene oog zit ze mij aan te staren en met het andere houdt ze haar zuster in bedwang. Op de zaak viel het erg mee. Geschikte patroon en personeel. Om de loopjongen lig je de halve dag in katzwijm van het lachen. Verder heb ik een erg ongezellige kamer tot m’n beschikking. Stel je voor een kamer met een “opschuifbaar” raam, waarvoor een lancaster gordijn bungelt dat slechts gedeeltelijk op of af wil rollen. Een heel groot 2 persoons bed zoo zacht als een plank, een wankel tafeltje met een halfvergaan zeiltje er over, en een wormstekige stoel. Aan de muur een gescheurde plaat voorstellende het in puin geschoten Leuven en nog een plaat, maar wat dat moet voorstellen kan ik niet onderscheiden. Heb al een S.O.S. naar huis geschreven om wat etsen en doeken om het geheel tenminste wat op te vroolijken. Tot nog toe geen gehoor aan gegeven. ‘t Eten wel te eten maar niet te ontleden. Was Maandagavond naar Puck Parfumeur. Ze had in A’dam m’n zuster ± 3 minuten gesproken, en informeerde al direct hoe het met “Dordt” was. Overigens wel leuk. Ze heeft een erg grappig moedertje en een enigszins uitgezette vader. Ze hebben me onthaald op groentesoep, d.i. vruchten op wijn. Tenslotte moest ik Puck verbieden er nog iets van te drinken want ze begon bepaald jolig te worden. Ter opfrissching zijn we tenslotte een beetje langs het strand gewandeld alwaar ik pootje gebaaid heb. Was om ± 11 uur thuis, waar ze doodsangsten uitstonden. Ze dachten minstens dat ik geschaakt was. Zeg Mimi neem mij niet kwalijk, met dat nieuwjaar van ons. Ik was het beslist vergeten, maar in elk geval: Nog veel jaren. Je gansche mispoge er bij inbegrepen. Van harte. Zeg ik hoop dat, tegen de tijd dat we elkaar weerzien je heeschheid een weinig zal zijn gezakt. Beterschap! Correspondentie omtrent J.B. gesloten. Jij bent jij en J.B. is J.B. Uut! Als eenige lectuur heb ik hier “Poolsch bloed“ , waarin ze elkaar met “Gij” aanspreken.
Ik heb je thans Valkstraat 2 hoog vóór geschilderd. Thans weet ik niet meer. ‘k Heb bepaald behoefte aan een gezellige brief. Het is n.l. het eenige wat ‘k hier ontbeer, gezelligheid.
Je gehuisveste Bobbie
P.S. Beantwoording van: Hoe is uw dagelijksche levenswijze? Verhoudingen thuis. Persoonlijke meningen omtrent schrijver dezes.
Dinsdag 11 Oct. [1932]
Liefste.
Eindelijk heb ik tijd je brief te beantwoorden. Je vraagt om een opgewekte brief, dat is nogal moeilijk voor mij in dat saaie Dordt.
Het is nu 5 uur en ik zit in de bibliotheek waar ik altijd lees, te schrijven. Het is hier vreeselijk warm, want ik zit vlakbij de kachel. Bobbie, je bent Maandag al jarig. Nu herinner je je misschien nog dat ik vaag iets beloofde over een kussen. Maar het is werkelijk onmogelijk om dat zoo vlug te maken. Want op ‘t oogenblik ben ik pas aan ‘t weven aan een dressoirlooper. Zoo lang duurt ‘t spannen. Dus heb ik iets anders verzonnen. Ik maak ‘t ook gedeeltelijk zelf en ook is ‘t heel geschikt voor je kamer. Enfin dat zul je wel zien.
Alleen, ik wilde dat ik je persoonlijk kon feliciteren. Kon je Zondag maar naar Dordt komen. Dat zou ik eenig vinden. Maar je gaat Zondag zeker naar Amsterdam.
Is je kamer al opgeknapt? Ik begrijp niet, dat jij dat als jongen zelf kan. Dat moet een meisje doen, vind je ook niet?
Zeg je schreef dat Puck Parfumeur aan je zuster over “Dordt” informeerde. Wat bedoel je daarmee. Ook je P.S. is me niet erg duidelijk. Je schreef:
Beantwoording van: Hoe is uw dagelijksche levenswijze (bedoel je daar de mijne mee?).
Verhoudingen thuis (Dat weet je toch wel).
Persoonlijke meeningen omtrent schrijver dezes. Ik hoop dat je ‘t me duidelijk zult maken.
Bob ik moet al m’n werk nog maken en om 8 uur heb ik dansles met als hoofdpartner Jaap Duits. Die heb jij al een paar keer gezien. De volgende keer een langere brief hoor.
Daag.
Je eigen Mimi.
P.S. Zie je P. Parfumeur nog wel eens?
Donderdag 13 [oktober 1932]
Den Haag
Lieveling.
Het is mogelijk dat ik Zondag in Dordt kom, maar zeker is het nog niet. Dus reken er maar niet te vast op. Die “vage” belofte herinner ik me nog heel goed, en vind het jammer dat je deze niet gestand doet. De teleurstelling wordt echter eenigszins verzacht door het feit dat je me tenminste iets stuurt, wat je gedeeltelijk zelf maakt. Ben zeer nieuwsgierig. Wat je opmerking betreft aangaande de bekleeding van m’n kamer ben ik het met je eens, maar ik weet raad. Kom jij en help me er mee. Ja? We hebben het op ‘t oogenblik razend druk op de zaak.
Ik werk van ‘s morgens 6 tot ‘s avonds 11. Het kan er mee door vind je niet? Was vanavond op een snijcursus, deze was om 1/2 10 afgeloopen, vandaar dat ik tijd vind om jou te schrijven. Met mij vergeleken heb jij dus een zee van tijd. Ergo kan jij me ook wel een langere brief schrijven. P.P. bedoelde met “Dordt” jou. Was vanmorgen in R’dam met de motor voor de zaak, maar kon geen tijd vinden om bij jou aan te gaan. Heb nog een bekeuring gekregen omdat ik geen rijbewijs had. Doe binnenkort examen daarvoor.
Mimi ik ben doodmoe, en ga maffen. Dit keer moet je nu ook maar eens genoegen nemen met een korte brief. Ik verwacht Maandag een hééle lange van je. Stel me op m’n verjaardag nu niet teleur
Bob.
[Dordrecht, 17 oktober 1932]
Lieveling.
Van harte gefeliciteerd hoor, en nog vele jaren.
Hoewel je schreef dat ik er maar niet te vast op moest rekenen dat je zou komen, heb ik dat toch gedaan en daarom komt m’n brief wat later. Ben je gisteren in Den Haag geweest of was je in A’dam? Zeg jarige, waarschijnlijk komt je cadeautje pas morgen aan. Ik hoopte dat je ‘t mee had kunnen nemen, begrijp je? ‘t Is wel jammer hè? Had ook maar geschreven dat je niet kon komen. Nu duurt ‘t geloof ik een heele tijd voor we elkaar weer zien.
Je wilde zoo graag een lange brief hè? Nu ik weet iets vroolijks. Nol heeft pas witte muizen gekocht en nu spelen [we] zoowat allemaal met die diertjes. Gisteravond toen ik thuiskwam was er één steeds aan ‘t heen en weer loopen op ‘t trapje, ging naar beneden, nam een stukje papier, dan liep ‘t weer naar boven en legde ‘t neer in ‘t nachthokje en de veertjes die we daar ingedaan hadden, gooide hij over de rand. Nu je begrijpt ‘t was een eenig gezicht. Een muis een nestje bouwen.
Zaterdagavond naar een dansavond van het gym. geweest. Was wel aardig. ‘k Ga van dansles af. Ik heb er niet zooveel zin in. Voor dat mag [ik] nu 1e naar ‘t Mengelberg concert denkelijk en dan naar 2 opera’s en ik [ga] nog wel eens naar tooneelstukken van de Rederijkerskamer. Dit neemt veel minder tijd en ‘t is veel fijner.
Gisteravond hadden we een soekousbijeenkomst in de soekoh (je weet toch wel wat dat is) onder mijn leiding (kan ook met ij geschreven worden). Nee hoor, ik jok. ‘t Was heel gezellig. Onze rabbijn (een jonge man nog) heeft aardig gesproken en verder was ‘t ook leuk.
Zeg die rabbijn was zoo verlangend te weten wie jij was. Hij wist dat ik met jou correspondeerde. Ik wilde ‘t niet zeggen en ‘n tijdje later zei hij: “Mimi ik weet al hoe hij heet.” ‘n Type hè. Hij had er iemand die ‘t wel wist in laten loopen en zoo voorzichtig uitgehoord.
Gisteravond heb ik met ‘m gewalst. O ja, ik moet ‘m dansles geven.
Hij zou in Dec. trouwen, maar z’n meisje is ziek geworden en nu is z’n huwelijk uitgesteld, zielig wel.
Zeg Bob wanneer kom je nu eens naar Dordt. Moeke had gisteren op je gerekend met eten. Wacht je er niet te lang mee. Nu jarige m’n tijd is op, veel plezier en schrijf terug s.v.p. direct nadat m’n cadeautje aangekomen is.
Veel liefs wenscht je
je Mimi.
Den Haag
Donderdag [20 oktober 1932]
Liefste Mimi.
Heb vanmiddag je cadeautje ontvangen. Ik heb nooit geweten dat er in jou nog zulke talenten scholen. Vind het een verrekt aardig lampje, en bewonder ten zeerste je decoratievermogen. Heb m’n verjaardag in gepaste lijdzaamheid doorgebracht. Het speet me werkelijk geweldig dat ik Zondag niet kon komen. We kregen plotseling nog een spoedorder en die moest Maandagmorgen klaar. Was ‘s avonds om 7 uur klaar. Toen was het niet de moeite waard meer. Zeg zooveel eet ik nu ook weer niet dat je Moeder er speciaal op hoeft te rekenen.
Wilde deze Zondag wel komen, maar ik heb zoo juist m’n kas opgemaakt, maar na de uitspattingen ter eere van m’n verjaardag gaat ook dat niet meer. Indien het slechts eenigszins goed weer is kom ik per fiets. Daar kun je in elk geval op rekenen. Het weer in aanmerking genomen is daar echter niet veel kans op. Laten we in elk geval het beste er van hopen. Ik ben er bepaald verlangend naar je weer in levende lijve te zien.
Was deze week bij P.P. en trof daar een familielid van Mata Hari, waarvan ik nog een paar interessante feiten hoorde aangaande deze jonge dame.
Was vannacht naar een fuif van een Groninger club. K.M. zeggen ze bij ons thuis. ‘k Heb de heele dag ongeveer zitten maffen op de zaak. Zeg Lieveling is er nog kans dat ik een brief vóór Zondag van je krijg? Of is dat te veel gevraagd? Schrijf een beetje persoonlijk, ja?
Jouw Bob.
P.S. ik heb weer een nieuwe naam er bij gekregen n.l. “Max”. M’n voorganger heette zoo, en nu noemen ze mij gemakshalve ook maar Max.
Woensdag 26 Oct. [1932]
Lieveling.
Hoewel ik ‘t op ‘t oogenblik erg druk heb, neem ik ‘t er even van om je te schrijven. Ik ben werkelijk benieuwd of je Maandag de pont van 5 uur gehaald hebt. Moeke denkt van niet, want je was pas heel kort weg of ‘t sloeg al 5. Ik heb wel een beetje angst om je gehad, hoor. Toen je weg was ging ik natuurlijk weer naar bed. Maar omdat ik nog leeren moest, ben ik maar niet meer bij Moeke en Vader gegaan, maar in jouw bed. ‘t Was me echter onmogelijk daarin te slapen (Ik ben Gré’s bed niet gewend) en toen was Nollie zoo lief om met me te ruilen. Nu veel heb ik niet meer geslapen en ik was blij toen ‘t acht uur was. Toen was je tenminste in Den Haag.
Zeg Bob, heb je nog plan om Zondag te komen. Ik zou ‘t heerlijk vinden. Maar kun je niets anders verzinnen als de trein te duur is? Je komt b.v. Zaterdagavond op de fiets, dan kunnen we lekker Zondag uitslapen en desnoods ga je Maandag met de trein terug. (Je fiets kun je dan Zondag al versturen, zoodat je hem Maandag direct bij de hand hebt.) Is dat idee erg slecht? Zeg Bob, deze brief heb je morgenochtend al, nietwaar? Doe me een plezier en schrijf donderdagavond nog even, al is ‘t maar kort terug, dan heb ik die Vrijdagmorgen. (Al zijn ‘t maar een paar zinnen, dat ik weet of je komt ja of neen) en dan schrijf ik als ‘t noodig is nog even terug.
Als je met een auto of iets dergelijks mee kan komen is ‘t natuurlijk nog beter.
Maar je begrijpt wel, dat je niet zoo vroeg op de zaak zult zijn, waar we dansen tot 3 uur. Fijn hè. Zeg lieveling stel me niet teleur en krabbel gauw een briefje terug, ja?
Zeg heb je je Zondag geamuseerd? Je hebt geloof ik een heel gunstige indruk op ons thuis gemaakt. Nu Bob, ik heb werkelijk geen tijd meer. Hartelijk gegroet van
Je Mimi.
P.S. Vergeet niet kleeren mee te brengen voor de fuif. Maar daar denk je natuurlijk zelf wel aan.
Mimi.
Den Haag
Donderdag [27 oktober 1932]
Liefste Mimi.
‘t Is ongeveer 11 uur ‘s avonds. Kom zoojuist uit A’dam terug. Was met de motor en m’n patroon naar Amsterdam. Je begrijpt ze keken thuis stomverbaasd op, toen ik zoo ineens kwam binnenvallen. Vond bij m’n thuiskomst jouw brief en was daardoor zeer aangenaam verrast. Je ziet ik voldoe onmiddellijk aan je verzoek om terug te schrijven. Heb zoojuist de inktpot omgedonderd en schrijf daarom maar met potlood, om je zoo gauw mogelijk terug te kunnen schrijven. Tot m’n groote spijt kan ik zondag niet komen, want al kwam ik op de fiets, en ik zou weer met de trein terug moeten komen, dan zou het nog te duur zijn. Ik vind het werkelijk vreeselijk beroerd dat ik niet kan komen. Heb me zelf een limiet gesteld waarmee ik wil uitkomen, en dat kan ik niet als ik Zondag naar jou toekom. Zeg ik heb ‘s morgens de pont nog net op het nippertje gehaald en was om half acht weer in Den Haag. Je vraagt of ik me Zondag geamuseerd heb? Het was één van m’n prettigste Zondagen. Het spijt me werkelijk heel erg dat ik Zondag niet komen kan. Ik heb aan Nol beloofd om hem plaatjes te sturen. Hopende dat hij het waardeert dat ik zulk bocht voor zijn pleizier rook sluit ik er hier een paar in. We hebben onderweg nog pech gehad met de motor. ‘t Ding vertikte het opeens om aan te slaan. Hebben toen ongeveer 3 kwartier aan dat verrekte ding staan morrelen voordat hij weer wou aanslaan. Onderwijl begon het heel gezellig te regenen. Je begrijpt ik ben kletsnat.
Tot op m’n huid.
Heb nog geen tijd gehad je familie in de J. v. Riebeecklaan met een bezoek te vereren maar denk dit morgenavond te doen. Heb een groote pot kokende thee mee naar m’n kamer gesleept en heb deze tot op de bodem leeg geslurpt. Ik begin nu zoo langzamerhand te dampen.
Verder is er hier geen nieuws. Indien jij nog een gunstige oplossing weet voor Zondag, schrijf dan nog
Bob
Vrijdag 28 Oct. [1932]
Beste Bob.
Je zult ‘t wel vreemd vinden dat ik geen brief stuur. Ik kan er niets aan doen. Had alleen postzegels à 5 cent en daar ik niet wilde dat je port kreeg moest ik wel met een briefkaart genoegen nemen.
‘t Hindert niet, want veel hoeft er niet op. Bob ik weet nog een manier, om goedkoop naar Dordt te komen.
Toevallig gaat Vader Zondag, met den vader van Jaap Duits naar Den Haag, omdat een familielid van Mijnheer Duits dan in ‘t ziekenhuis ligt. Natuurlijk kreeg ik ‘t idee dat vader je mee zou kunnen brengen en dat vond Vader direct all right. Je kunt nu meekomen + je fiets. Dan moet je terug trappen. Het eenige nadeel is dan dat je wat later op de zaak zult zijn en de kosten bedragen dan ± f 1,-
Ik hoop dat dat niet te duur is, anders zeg je het maar eerlijk.
Je moet er voor zorgen Zondagmiddag vanaf ongeveer 1 uur thuis te zijn want tusschen 1 en 2 komt vader je halen. De fiets wordt achterop gebonden.
Ik wil je nog even de raad geven je goed voor ‘s avonds niet aan te doen, maar mee te brengen, daar je er anders vreeselijk verfomfaaid uitziet van de auto. Nu Bob, ik moet de kaart op de bus brengen anders heb je hem morgen niet.
Daag hopelijk tot Zondag
Mimi
[envelop van Bob gedateerd dinsdag 1-XI 1932]
[envelop gedateerd 4-XI en in handschrift Bob “Ten tweede male”]
Den Haag
Maandag [31 oktober 1932]
Liefste Mimigri.
Ben in de beste welstand aangekomen, hoewel eenigszins mafferig. Zeg ik was ruim 7 min. te vroeg aan het station. Verknoeide tijd. En, jij hebt me nog wel de deur uitgejaagd.
Heb me Zondagavond uitstekend geamuseerd. Je was werkelijk charmant. (De polonaise niet in aanmerking genomen). Ik geloof beslist dat jij hier in Den Haag ook nog een familielid hebt wonen, die je werkelijk eens moet komen bezoeken. Zou het verrekt leuk vinden als je zoo opeens kwam aanzeilen. Er is slechts één bezwaar aan verbonden n.l. dit, hoe meer ik je zie, hoe meer ik je mis als je er niet bent. Heb jij daar ook last van? De broodjes met pekelvleesch zijn me uitstekend bekomen. Reisde samen met een uitgehongerde soldaat. Heb ze hem toen maar aangeboden ter stilling van z’n honger. Hij zei dat het fáán spul was, en vroeg of ik soms nog meer bij me had. De appel mocht ik zelf opeten. Mimi ik moet vanavond 4 brieven schrijven dus excuseer mij dat deze zoo kort is.
Nur dein
Bob.
Donderdag [3 november 1932]
Mimi!!!!!
Terug m’n familiebrief. Zooals je wel bemerkt zult hebben, heb ik een groote stommiteit begaan. Je hebt de verkeerde brief in handen gekregen. Bemerk het nu pas daar ik de brief tot nu toe vergeten was te posten. Had nog juist één postzegel in m’n bezit, en die heb ik natuurlijk op jouw envelop geplakt. Wilde in m’n brief aan huis nog iets toevoegen. Anders had ik de vergissing misschien nog niet bemerkt. Doe me een pleizier en stuur hem mij even terug of naar Amsterdam. Anders moet ik nog een keer schrijven. De arme menschen zijn doodongerust. Was al verbaasd, dat ik nog alsmaar geen bericht had terug ontvangen. Krijg dit hopelijk deze week nog.
Er is ondertusschen niet veel gepasseerd. Heb alleen nog een nieuwe bezuiniging ingevoerd. In plaats [van] per fiets ga ik nu loopende naar de zaak. Dit scheelt me ongeveer f 1.50 per maand. Blijf dan ‘s middags over. Eet verder nu alleen nog maar rauwkost, daar ik in plaats van warm eten melk zuip. ‘t Is veel gemakkelijker daar ik ongeveer om 9 uur ‘s avonds thuis kom en dan is ‘t warme eten eenigszins onsmakelijk. De groeten aan allen en in ‘t bijzonder aan jou
Bob.
3 Nov. Donderdag. [1932]
Dierbare Zeun.
Bij ons is alles in orde en ik hoop dat je Moeder een beetje opgeknappert [is]. Je zult denk ik een even verbaasd gezicht trekken als ik toen ik jouw brief ontving. Er staat n.l. boven “Beste oudelui en omstreken”.
Ik denk dat nu de brief aan mij bij je ouders terecht gekomen is, want er staat in deze brief dat je drie brieven geschreven hebt.
Nu kan ik natuurlijk niet al te veel terugschrijven. Je geluk dat je allemaal goeds van ons geschreven hebt. Moeke is beslist vereerd met dat toffe moedertje.
Bob, je moet me niet kwalijk nemen, maar laat mij nu ook eens een beetje wantrouwend zijn. Is ‘t wel een echte vergissing of is ‘t een truc van je. Zoo ja, dan heb je hem goed in elkaar gezet, in ieder geval heb ik me slap gelachen.
Ik zal m’ maar terugsturen, misschien heb je ‘m nog noodig hè.
Het eenige recept wat m’n Moeder je kan geven is, minder stijfsel, logisch vind je niet?
Zeg, wat bedoel je precies met 10 + griffel. Zooiets passen wij toe op een gehoorzaam kind.
Veel nieuws is er niet. Dinsdagavond hebben Roza Fonteyn en ik dat voordrachtje opgezegd, je weet wel, waarnaar je Zondag niet wilde luisteren. Morgen is Jaap Duits z’n vader jarig en Jaap speelt begeleid door mijn persoontje, de Cavatine van Raff.
Verder Zaterdagavond H.B.S. propagandaävond waarop ik toneelspeel. Nu je begrijpt hoe druk ik ‘t heb,
O ja. Maandagavond is er nog een avond van Gretha’s gymnastiekver. Denkelijk ga ik er ook naar toe. Een kennis van me, had een kaart voor me. Wat een uitgaandster hè.
Zeg Moeke zit jouw brief nog even door te lezen en smeekt me hem niet terug te sturen. Nu je weet hoe m’n moeder smeeken kan. Daar kan ik geen weerstand aan bieden.
Nu boy deze brief is toch nog lang geworden niet waar? Maar nu is m’n tijd ook op!
Daag. Hartelijk gegroet.
Je Mimi.
P.S. Beterschap met je Moeder.
Mimi.
Schrijf me gauw terug ja?
Het beloofde zakdoekje, krijg je volgende keer in een grootere envelop hoor lieverd.
Als deze brief je een beetje koel toelijkt, moet je ‘t me maar vergeven want tot zoover heb ik in de huiskamer zitten schrijven en Moeke heeft steeds mee zitten lezen, also
Bobbiechen wanneer zien we elkaar weer? Dat zal wel lang duren nietwaar.
Nu lieveling ik heb geen tijd meer. Nu houd ik definitief op.
Daag.
[van Zus en Herman aan Bob]
A’dam [vrijdag] 4 Nov. ’32
Lieve Bram,
Ik zal je deze week maar eens schrijven, in plaats van Moeder, die heeft zoo veel te doen. Ze mag zich absoluut niet druk maken heeft dokter uitdrukkelijk gezegd, een heel kalm leven eigenlijk. Dus wees maar een beetje lief voor haar en schrijf een beetje langere brieven, ik zal je er een postzegel voor bij in sluiten.
De verkoop van de mannelijke afdeeling is bar slecht, alleen Mau gaat het geloof ik nu zoo’n beetje. Zondag gaan we naar Castricum. Jaap is jarig, we krijgen een lunch. Het kindje van hun is snoezig. Vrijdagavond heeft Mau een aanrijding met de auto gehad, de heele auto in puin en de andere ook, maar Mau zelf gelukkig niets overkomen. Hij keek direct de volgende morgen in de courant of er ook iets van in stond. Hij was gewoon versteerd toen er niets in stond, maar de volgende dag zei Eva dat ze het gelezen had. Nou dat was wat hè. Zie je wel eens kennissen in Den Haag? Hier is verder geen nieuws.
Ik heb op ‘t oogenblik mijn vrije morgen (ongelegen) en Martha zit te springen dat ik met haar meega. Vrijdagavond heb ik tegenwoordig dansles bij Florry Rodrigues. Wel eens van gehoord hè? Ze danst heel vaak op ‘t tooneel. Vader en Moeder zijn vandaag 24 jaar getrouwd. Vader heeft vanmorgen roze anjers gestuurd (net echt). Nou jong ik houd op hoor. Een stevige poot van Zus.
P.S. Ontvingen zoo juist de brief van Mimi, biecht eens eerlijk op, heb je het er om gedaan, dat je de brief naar haar gezonden [hebt]?
De brief is blijven liggen.
Mijn beste Zwager
Stuk sagarijn ik kom weer spoedig bij je, en vertrouw dat je je dan Haags zult gedragen, hou je maar taai.
Herman
Den Haag
Maandag [7 november 1932]
Liefste Mimi.
Zoo juist bericht ontvangen dat je de brief hebt opgestuurd. Je was niet veilig geweest voor m’n wraak, als je het niet gedaan had. Moeder is zeer dankbaar voor de goede zorgen aan mij besteed. Er bestaat een spreekwoord “zooals de waard is enz.” Dit in verband met je achterdocht. Mijn moeder schrijft over de overhemden dat het een kwestie van aanleg is. Zeg ik heb hier een jongedame gesproken, die in lang vervlogen tijden eens bij jullie gelogeerd heeft, gedurende 1 nacht. Martha de Zoete heet ze. Ze heeft pas een huwelijk gepleegd. Zielig hè? Overigens tamelijk normaal. Ik weet werkelijk niet wie er nu eigenlijk aan de beurt is om te schrijven. Als het mijn beurt nu niet is, schrijf je mij maar een dubbele brief terug.
Gisteren heb ik tevergeefsch op je zitten wachten, en verder de tijd gekort door me gruwelijk te vervelen. Het zal inderdaad wel een lange tijd duren voordat we elkaar weerzien. Moeder heeft me al aangemaand m’n familie in R’dam eens te gaan bezoeken. Daar is natuurlijk ook een heele dag mee verknoeid. Den daarop volgende vrije dag me ook weer eens thuis te laten zien. Maar als jij misschien iets genoegelijkers weet, houd ik me aanbevolen. Doordat jij de gewantrouwde brief in je bezit hebt gehouden, heb ik een berisping van hoogerhand gekregen. M’n ouders waren n.l. vorige week 24 jaar getrouwd. Dat was ik nu natuurlijk glad vergeten. Zoo zie je.
Ter verhooging van de feestvreugde heeft m’n a.s. zwager het voorelkaar weten te boksen, z’n auto finaal in puin te rijden. Ze kwamen er echter allebei heelhuids af. Verder hier geen nieuws.
Laat niet te lang op een levensteeken van je wachten
Bob
P.S. Je “Dierbare Zeun” vond ik bepaald geestig.
Adios.
Dordt. Vrijdag 11 Nov. [1932]
Liefste Bob.
Je schrijft dat je niet wist of jij aan de beurt was om te schrijven. Ik weet ‘t wel. ‘t Is in orde hoor. Trouwens een dubbele brief kan ik niet eens schrijven. Moeder herinnerde zich nog iets omtrent Martha de Zoete. Mijn geheugen ging zoover niet. Zeg vind jij ‘t werkelijk zoo zielig dat zij een huwelijk gepleegd heeft? Enfin ik kan me wel voorstellen dat ‘t zielig voor haar is, maar voor haar man is ‘t natuurlijk een geluk. Dat snap je wel.
Hoe kom je er bij om Zondag op me te wachten? Ik was niet van plan om naar Den Haag te gaan. Ga jij a.s. Zondag die kennissen in R’dam bezoeken? Het is mogelijk dat ik ook in Rotterdam ben. Er zou n.l. een leiderscursus komen, waar ik deel aan zou nemen. Jammer genoeg hebben we nog geen bericht gehad. Dus al zou jij Zondag in R’dam zijn, dan zou ik nog niet kunnen afspreken, trouwens jij hebt je dag wel noodig.
Allemenschen er is zoo weinig te schrijven. Ik ben een paar keer uit geweest, wel aardig. Op ‘t oogenblik schrijf ik in de leeszaal. Ik heb hier een kennis die zoo graag wilde weten hoe jij er uit ziet. Ik heb ‘m een kiekje laten zien. Opinie gunstig!
Bob, heeft je Moeder geschreven dat ik onder jouw brief nog een klein stukje aan haar gekrabbeld heb?
Ik weet niet wat me scheelt, maar zoo’n gekke hak op den takspringerige brief heb ik nog nooit geschreven. Ik denk dat ‘t van de repetities komt. We werken ons ziek. Ik tenminste wel. Morgen komt de Dokter bij Vader en dan moet ik me (van Moeder) ook laten onderzoeken. Bah echt beroerd.
Ik voel me zoo moe de laatste weken zie je, en ik heb de hele dag slaap.
Zeg Bob, ik lach me dood als we elkaar Zondag nog toevallig zien. Wij treffen elkaar veel gauwer als we niet afspreken nietwaar?
Nu ik ga je brief posten hoor
Dag
Je Mimi.
P.S. Ben je al op ‘n ander kosthuis uitgeweest?
[envelop poststempel 12 XI 32; notitie “3e”]
Den Haag
Vrijdag [11 november 1932]
Mimi.
Heb de geheele week al op een brief van jou zitten te wachten. Dat heb ik toch niet aan je verdiend na twee brieven van mij, vind je wel. Vind het werkelijk erg onprettig dat je me zoo lang laat wachten. Dat je geen tijd hebt is onzin, want ik schrijf jou toch ook nog ‘s avonds laat, als ik van m’n werk kom. Je kunt toch makkelijk 5 min. vinden om mij even te schrijven. Indien je dit echter nog teveel blijkt te zijn, bericht dit dan even, dan weet ik tenminste hoe of wat. Mocht ik morgenochtend geen brief van je ontvangen hebben, dan zal ik deze versturen en is het je dan misschien de moeite waard om mij even een brief terug te schrijven na mijn derde. Dit epistel zal je waarschijnlijk erg koel toelijken, maar dit vloeit voort uit m’n teleurstelling. Heb werkelijk liever dat je niet schrijft, dan zooals nu. Zal deze brief openlaten tot morgenochtend. Je hebt het dus aan je zelf te wijten indien je een erg onvriendelijke brief krijgt.
Bob.
Mimigri ben je soms ziek?
Dordrecht.
Maandag. [14 november 1932]
Bob.
Wat bezielt je in ‘s hemelsnaam me zoo’n brief te schrijven, alleen omdat ik 1 dag te laat heb geschreven.
Eén vriendelijk zinnetje staat er in. Had er dat maar niet in gezet. Nu vind ik je brief nog schandelijker. Als je alleen maar aan de mogelijkheid hebt gedàcht dat ik ziek zou kunnen zijn, had je die brief al niet meer mogen versturen. Als je een halve dag had gewacht, was mijn brief al bij jou aangeland.
Ik ben me er niet van bewust dat ik zoo abnormaal weinig schrijf, dus zal ‘t volgens jou beter zijn dat ik niet meer schrijf.
Ik vind dat je gelijk zoudt hebben, wanneer ik een week zou overslaan en dat meermalen deed. Maar als ik een week niet erg prettig ben, en ik schrijf niet, krijg ik zoo’n brief. Als je maar weet, dat zooiets bij mij juist in tegengestelde richting werkt.
Verder doe je net of jij steeds maar schrijft zonder antwoord te ontvangen want op de envelop staat 3e.
Ik heb in die tusschentijd gewoon teruggeschreven. Alleen heb jij een stommiteit begaan met die verkeerde brief aan mij te versturen en nu schijn jij de tel kwijt te zijn geraakt.
Mimi.
Den Haag
Maandag [14 november 1932]
Geliefde
Je brief Zaterdagmiddag in m’n bezit gekregen. Wat zei de Dokter? (van jou). Je piepa ook weer eenigszins op streek! Was Zondag in R’dam. Jij ook. Heb verschillende kroegen afgeloopen om je te vinden. Evenwel, zonder resultaat. Zeg Mimi die brief was niet zoo erg hartelijk gemeend als ‘t op ‘t eerste gezicht misschien wel lijkt. Je zou het kunnen noemen een Pestbui en z’n gevolgen. Maar ik kan toch wel op een snellere beantwoording rekenen hè? Wat heb jij eigenlijk onder mijn brief geschreven. Schrijf dit even, want moeder heeft dit niet gedaan. Ook zou ik graag willen weten hoe het met jou is. ‘t Is toch hoop ik niet erg?
Wilde eerst Zondag nog even bij je aankomen, maar ‘t was al te laat geworden. Volgende keer. Eigenlijk maar goed dat we elkaar in R’dam niet getroffen hebben, want ik zou het n.l. niet graag op m’n geweten willen hebben dat jij je zou doodlachen. Doe de groeten aan allen en ook aan J[aap] D[uits] en rabl. Kathan
Je berouwvolle Bob.
Den Haag
Zaterdag [19 november 1932]
Liefste Mimi.
Of mag ik je zoo niet meer noemen. Wat je in je brief schreef is volkomen juist. In m’n laatste brief heb ik je al uiteengezet hoe ik er toe kwam om iets dergelijks aan jou te schrijven. Thuis hebben ze ook zooiets gekregen, en ze hebben me de raad gegeven om ‘s avonds een beetje vroeger naar bed te gaan. Mimigri ben je nog altijd boos op me? Heb medelijden met een te laat naar bed gegaan jongmensch. Ja? Het is zoo verrekt onaangenaam geen brieven meer van jou te ontvangen. Laat me niet te lang wachten op je vergiffenis. Zeg hoe is het nu met jou gesteld! Hopelijk al een stuk beter. Mimi is er eenigszins kans dat deze brief je een beetje zachter stemt?
Write me please
Bitte bitte
In hoope en vreze je Bobbert.
Dordrecht. Dinsdag. [22 november 1932]
Liefste Bobbert.
Je kunt je niet voorstellen hoe blij ik was weer een gezellige brief van je te krijgen. Moeder beweerde zelfs dat ik de heele week wat stil was geweest na dien kwade brief van jou. Dat zal wel verbeelding geweest zijn geloof je ook niet.
Bobbie ben je zoo uitgeput dat je humeur er zoo van te lijden heeft. Arme jongen. Je moet zeker wat vroeger gaan slapen.
Zeg je vroeg hoe ‘t met mij was, nu stukken beter. Ik heb een staaldrank gekregen (‘k heb een beetje bloedarmoede) en die is heerlijk met wijn. Je begrijpt ik vergeet ‘m bijna nooit in te nemen. Verder bleek ik doorgezakte voeten te hebben; daarvoor heb ik zooltjes. Vandaar m’n moeheid als ik ‘n klein eindje geloopen had. Maar nu gaat ‘t al beter want anders had ik nu (‘t is al bijna elf uur) niet kunnen schrijven.
Onze dokter, een snoes van een man, heeft me een beetje verwend. Bij ons op school was n.l. een regeling gekomen, waarbij ik niet meer op de fiets op school kon komen. Hiermee bedoel ik natuurlijk niet mij alleen, maar een heele bende anderen die op deze afstand van de school wonen. Ik was juist op de grens. Nu ik heb een gruwelijke hekel om dat eind te tippelen en ik vroeg aan den dokter een bewijsje dat ik niet loopen mocht. De schat gaf ‘t direct. Alleen toen ik ‘t aan den “Baas” gaf, vroeg hij of de dokter een vriendje van ons was. Die had me door. Maar ‘t mag toch. Allemenschen Bob wat ben ik schrijfzaam op de late avond.
Liefste je vraagt om vergiffenis, ik ben heelemaal niet zoo boos op jou geweest als jij op mij. Dat kan ik nooit erg goed. Dus valt er niet veel te vergeven hè.
Daag
Welterusten
Je slaperige vergevingsgezinde
Mimi
Woensdag [23 november 1932]
Goedenmorgen Bob.
Het is kwart voor acht. Ik zie zooeven dat Moeke het beloofde zakdoekje boven heeft gebracht. Ik zal proberen of ‘t in deze envelop kan.
Dag.
Je Mimi.
Den Haag
Woensdag [23 november 1932]
Liefste Mimi.
Je kunt je nauwelijks voorstellen hóe opgekikkerd ik ben nà ontvangst van je brief. Ben bepaald weer een ander mensch. Zeg Mimigri zou je er geen kans toe zien je vader over te halen je naar Den Haag te transporteren? Ik zou het héél prettig vinden. ‘k Zal wel een flesch melk voor hem verzorgen. Het is hier een vreeselijk beroerde bende. Uit verveling ben ik l.l. zondag maar gaan werken. Ben nog niet op een ander kosthuis uitgeweest, want ik voeder me tegenwoordig enkel met rauwkost, en die kunnen ze hier uitstekend toebereiden. M’n familie in Amsterdam doen de laatste tijd erg hun best. N.l. 2 fietsen gegapt, 1 auto in puin gereden en 1 motor bij z’n voorvaderen verzameld. ‘t Is nu ± 8 uur ben even thuisgekomen om te eten en ga dan weer naar de zaak. Als ‘k nog fut genoeg heb zal ik dàn nog even schrijven en kan je brief morgenochtend weg.
Tot straks.
Donderdag [24 november 1932] 2 uur v.m.
Het is nacht. Stikdonkere nacht (De lantaarn in m’n straat heeft z’n laatste strijd gestreden). M’n laatste cigaret naar de eeuwige jachtvelden helpende schrijf ik aan jou lieveling. Wàt zal ik schrijven. M’n ziel (uit voorraad leverbaar à contant) is poëtisch gestemd. De maan schijnt zich te verheugen over m’n gebrek aan inspiratie. Je leest in boeken zoo vaak: “In het stille licht van de maan” enz. enz. Ik zal je proberen het “stille maanlicht” eenigszins aanschouwelijk voor te stellen. Irgendwo blèrt een baby om der moedèr (Alle vrouwen blèren als ze iets willen). Plótseling wordt de “stilte” van de nacht verstoord door een hevige gil. M’n revolver grijpende ijl ik naar het raam toe om te zien wie er van kant wordt gemaakt. Het blijkt slechts een kater te zijn, in hevig dispuut met z’n geliefde.
Hevig verontwaardigd grijp ik een schoen en kijl die naar beneden. Met een valsche grijnslach ontwijkt de kater het projectiel. Vastberaden grijp ik de tweede en kom plotseling tot het besef dat het m’n schóenen zijn.
Er zit niets anders op dan ‘m te gaan halen. Zachtkens probeer ik de trap af te sluipen. Nadat ik alle treden gehad heb (behalve met m’n voeten) gaat er plotseling boven een deur
open, en blikt m’n hospita gekleed in een donker wit nachthemd (tot aan de kin gesloten) verontwaardigd op me neer. Mehéér (ze bedoelde mij) zegt ze, wàt zijn dat voor manieren. Sprakeloos en bevend van ontzetting wijs ik naar buiten. O zegt ze u bent zeker een trap te veel afgegaan in het donker, want de W.C. is op de eerste etage…!
Je zult wel begrijpen dat [ik] na zulke schokkende gebeurtenissen niet in staat ben je nog te schrijven.
Je Bob.
1/2 8 ‘s morgens. [vrijdag 25 november 1932]
Nog net even tijd om je te schrijven dat ik nog even tijd heb. Mimigri kóm je Zondag.
P.S. Bedank je Moeder hartelijk voor het lief zakdoekje.
Schrijf me een heeel lange brief terug! Ja? Het kan nog nèt vóór Zondag.
Bob.