Dordrecht. Vrijdag. [25 november 1932]
Liefste Bob.
Hemeltje wat ben jij of liever wat zijn je brieven veranderd. Eindelijk weer eens een vroolijke brief. Bobbie heb je ‘t zoo ellendig in Den Haag? Waarom probeer je niet vrienden te krijgen. Kom je niet meer bij Parfumeur?
Je vroeg om een lange brief. Dat is werkelijk moeilijk voor me, zoo vlug na m’n vorige. M’n Vader heeft van den dokter een diëet gekregen voor ‘n heel jaar en leeft niet meer geheel op melk. Toevallig is hij vandaag weer niet zoo prettig geweest.
Tot m’n spijt kan ik dus Zondag niet in Den Haag komen. Zou jij geen kans zien bij ons te komen? Zoo neen. Wees dan eens een beetje zuiniger (als dat kan) en kom dan eens. Ja? Ik zou ‘t zoo prettig vinden. Zeg als je Zondag komt, wees dan vroeg dan kan je desnoods vroeg weg. Want anders heb ik zoo weinig aan je.
Morgenavond gaan we uit. Wat een boemelaars hè. Een avond van de Jonge Liberalen. Ik ben geen lid hoor. Uitgenoodigd door een kennis. Gré en Jaap Duits gaan ook mee. Ik wou maar dat jij er bij kon zijn.
Je vroeg hoe ‘t met mij ging. Nu, veel beter. Ik ben goddank niet zoo moe meer.
Zeg de vorige keer hebben we toch gelachen op school. De leeraar had ‘t over trouwen enz. en toen zei Will Post, een leuk kind uit onze klas: “Ik zie Mimi al met zoo’n rij nikkertjes.” Nou je begrijpt ‘t idee alleen. De heele boel schaterde en ik wist me geen raad van de lach. Ben ik nou zóó erg bruin. Ik dacht dat ‘t nog al ging.
Bobbie, ik vind dat je (naar je brief te oordelen tenminste) nog niet vroeg naar bed gaat. Niet erg verstandig van je wel?
Nu lieveling ik weet niets meer.
Ik hoop maar dat je komt, dan is m’n week goed, want nu heb ik ‘t niet al te gezellig met dat harde werken voor school.
Daag
Je Mimi.
Den Haag
Dinsdag [29 november 1932]
Lieveling.
Heb je er werkelijk op gerekend dat ik Zondag zou komen? Als het eenigszins had gekund was ik wel gekomen. Kom jij eerst maar eens. Gisteravond scheelde het slechts 2 min. Was n.l. in R’dam voor de zaak, en was van plan even naar jou toe te gaan. Miste echter de trein, en de volgende zou pas om ± 1/2 9 in Dordt zijn. Dat vond ik wel een beetje te laat om bij je aan te komen. Volgende keer beter. Er is hier erg weinig nieuws, behalve dat ik erg down ben. M’n vorige brief was slechts een tijdelijke opleving. Er is nu ook weer tot overmaat van ramp een knecht bij ons ziek geworden, en komt er van vroeg naar bed gaan ook niets.
Zeg Mimi heb je je Zaterdagavond geamuseerd? Was Zondagavond naar bioscoop, en was zoo moe dat ik halverwege inmafte. Kan op ‘t oogenblik m’n oogen nog openhouden door het feit dat ik een erg zware cigaret rook. Mimigri volg m’n slecht voorbeeld niet en schrijf een langere brief.
Je Bob.
P.S. Beterschap met je Vader (dan kun [je] misschien Zondag hier komen).
Prettige St.Nicolaas aan allen
Bob.
[correspondentiekaart van Zus aan Bob, poststempel 1.12.32]
Lieve Bram
We hoorden van Mevr. Fases dat ze bij je geweest was, natuurlijk is het leuker dat je met Moeders verjaardag komt. Als Moeder goed is komt ze met Herman zaterdag a.s. bij je, om een uur of 3 zijn ze in de Falkstraat, dus houd die middag vrij. Wees maar een beetje opgewekt hoor, want Moeder maakt zich een beetje bezorgd. Heb je Eva wel eens een berichtje gestuurd? Laatst sprak ik die Jan (die autogannef). Hij schijnt zoo’n beetje stoupier te zijn bij de Bijenkorf, want hij stond bij de draaideur.
We geven Moeder met St.Nicol. aanleg voor Radio.
Nu dag hoor.
Vele groeten van
Zus
Dordrecht.
Donderdag. [1 december 1932]
Lieveling.
Eigenlijk heb ik Zondag wel een beetje op je gehoopt. Je vraagt of ik eens eerst naar Den Haag [kom]. Maar jongen zeg nu eens zelf, wat moeten we doen een heelen dag. Laten we liever zuinig zijn en van den zomer zal ik wel veel in Den Haag komen. Dan kunnen we fijn naar Scheveningen gaan. Vind je ook niet. Zeg wat jammer dat je Maandagavond de trein miste. Ik zou ‘t eenig gevonden hebben je zoo plotseling even te zien.
Zeg Bob, ga jij nooit naar A’dam?
Bobbie beken eens eerlijk, heb je geen spijt dat je naar Den Haag gegaan bent? Had je niet liever in A’dam gebleven? Hoe komt ‘t toch dat je geen vrienden zoekt? Waarom ben je zoo down? Ik vind ‘t werkelijk ellendig.
Zeg lieveling ik heb nog wel iets opwekkends. Gretha is vlug jarig n.l. den 17de Dec. Dat is op zaterdag, dus voor Gré die bij ons in de zaak is niet zoo leuk. Maar nu gaan we Zondag. Gré, Jaap Duits, jij en ik op kosten van Vader naar de bioscoop in Rotterdam. Kun jij de 18de? Tenminste als er niets tusschenkomt.
Ik hoop maar dat ‘t doorgaat, want ik verlang er werkelijk naar je weer eens te zien.
Je vroeg of ik me Zaterdagavond geamuseerd heb. Ja ‘t was een aardige avond.
Zeg. Je weet dat ik les heb bij mijnheer Katan, nu die gaat a.s. Woensdag trouwen. Nu heb ik één avond mee helpen verhuizen en meteen z’n nieuwe huis heelemaal bekeken, eenig.
Hij plaagde me natuurlijk weer.
Een van die klappers (je weet wel, waar facturen in geborgen worden) viel open en was vol met brieven. Minnebrieven vertelde hij.
Toen zei ik: “Ik durf bijna niet te kijken.”
Toen beweerde hij: “O, er staat ‘t zelfde in als in jouw brieven.” Een type hè.
Bob ‘t is half elf en ik ben moe.
Ik hoop dat je stemming wat zal zijn veranderd. Wat doe jij Zondag. Ga je naar huis?
Kon je maar hier komen? Ja?
Nu Goeiennacht
Schrijf je terug of je de 18de Dec in R’dam kunt zijn?
Dag schat
Je Mimi.
Den Haag Zondag [4 december 1932]
Liefste.
Gisteren een leuke dag gehad. Moeder en vader waren me n.l. komen verrassen. We zijn weer eens ouderwetsch aan de zwier geweest. Moeder was dood ongerust over me en dacht dat ik ongeveer verhongerd was. ‘t Viel nog al mee. Ze was natuurlijk doodnieuwsgierig naar jouw brieven. Heb haar gedeeltelijk bevredigd. Oordeel buitengemeen gunstig. Ze wil je vreeselijk graag eens een keer zien. Ik ook.
O ja nu eens even over de 18e. Vind het een reuzenidee. Maar of ik kan komen is een tweede. Kóm ik dan onder één voorwaarde. Ik betaal voor mezelf. Maar schrijf me dan nog even hoe laat en waar. Je bent er nogal groot in om dat te vergeten te schrijven. Heb gisteravond een pakje van thuis ontvangen inhoudende een groote bruine taai taai pop met de naam Mimi erop, en een briefje erbij: “Es führt kein ander weg zur Seligkeit”. Hoe vind je zooiets? Was gisteren met Moeder aan het winkelen, en die vond het niet meer dan billijk dat ik je iets ter verzorging van je teint stuurde, omdat ik er toch ook van meegenoot. Stuur je het hierbij. Opdat thans je leuze worde Poeier erover in plaats van zand erover. Je vraagt waarom ik geen vrienden zoek. Kom heel weinig met jongelui in aanraking. Zionistische club moet hier een reuzen sof zijn, zooals mij werd gezegd. Puck Parfumeur heb ik in een 5 à 6 weken niet gesproken. Zeg ik hoop maar dat ik de 18e kan komen, want ik verlang er nog veel meer naar dan jij. Kindje er is niets meer te schrijven. Vergeet niet mijnh. Kathan te feliciteeren van mij. Z’n adres weet ik niet anders zou ik het zelf wel even doen. Is het P.C. of P.F. ?
O ja moet je de groeten van m’n moeder even overbrengen.
Bob.
Dordrecht. Dinsdag. [5 december 1932]
Liefste.
Hartelijk bedankt voor je poeierdoosje. Het is een schat en ik ben er dolblij mee. Je hebt ‘t toch niet alleen uitgezocht hè. Wat leuk dat je Moeder zooveel belangstelling voor mij toont. Ik zou haar ook graag eens willen leeren kennen. Ze is goed in staat om jouw humeur op peil te brengen en dat was noodig.
Zeg Bobbie ik heb eigenlijk een bende te vertellen, maar ik wou die brief met aanhangsel zoo graag nog voor 6 uur wegsturen en ‘t is al half zes geweest.
Nu allereerst moet je Zondag de 18de komen en wat dat betalen betreft dat is onzin. Het is toch voor een verjaardag?
We hebben gisteravond reusachtig plezier gehad. Vader had ‘s middags steeds gezegd, Bob komt vanavond en Moeder had maar gelachen. Je raadt nooit wat er ‘s avonds kwam. Een reuzepop opgevuld met cadeautjes voor Gré en mij. Later vertelden ze dat dat Bob was geweest. Ik heb leuke dingen gehad. Een klokje, voor op m’n kamer. Dit postpapier. Van Jaap Duits een doosje clysma’s en een leuk speldje, enz.
Zeg Bob. Ik zal Den Heer Katan morgen feliciteeren hoor namens jou.
Ik ga nu zo vlug ik kan die brief wegbrengen.
Ik hoop dat de cigaretten naar je zin zijn.
Vader heeft er voor gezorgd, want ik heb er zoo weinig verstand van.
Dag Jongen, tot de 18e
Je Mimi.
Den Haag
Woensdag [7 december 1932]
Mijn liefste Mimi.
Vanwaar het woordje “moet” in verband met de 18e? Zijn er dan zulke gewichtige gebeurtenissen op til? Kindje ik weet beslist niet of ik dan wel kan. ‘t Is heel goed mogelijk dat ik dan moet werken, waarschijnlijk zelfs. In elk geval ben ik om ± 6 uur ‘s avonds klaar. Wat denk je van het volgende voorstel. Jij komt om een uur of 7 hier en dan fuif ik jou op een bios. Goed?
Mocht ik niet behoeven te werken, dàn kom ik natuurlijk naar R’dam. Laten we het dan zóó afspreken vind je niet? Of komen jullie alle drie hierheen!
Heb Maandag nog een “fress” pakket van thuis ontvangen. ‘k Ben er nog kapot van. Ze denken blijkbaar dat ik hier verhonger. Zeg Mimi voelde je je gedrongen mij een doosje cigaretten te sturen na mijn pakje? Dàt was heusch de bedoeling niet. Ze zijn echter grootendeels al in rook vervlogen. Verder heb ik ‘t wèl zelf uitgezocht. Had n.l. een voor Moeder gekocht, en die vond het zoo leuk, dat ze vond dat ik er jou ook een moest sturen. Heb zoo juist een Chineesch prentje op de kop getikt. Ik zal het bewaren voor jou op de 18e. Als ik niet bedacht moest zijn op de 18e, kwam ik Zondag even naar je toe. Ik meen te mogen opmaken uit het feit dat Japie jou postpapier geeft, dat hij me niet onwelgezind is. Dat is tenminste één voordeel. Naar je laatste brief te oordelen krijg ik nu een heel lange van je.
Mimi tot de 18e
Bob.
P.S. Bemerk dat één van de prentjes juist in de envelop past. Indien deze je bevalt, heb ik er nog een voor je. Ze zijn door een echte Chinees geteekend.
Bob
Maandag 12-12-’32
Liefste Bobbie.
Bedankt voor ‘t leuke prentje. ‘k Wil graag ‘t tweede hebben, als je ‘t geven wilt tenminste.
Zeg Bob je doet ‘t me niet aan m’n eerste vacantiedag te bederven, door niet te komen. Ik vind dat je, als je er werkelijk naar verlangt, moet probeeren die dag vrij te maken. En dat je dat wel zal hebben ook. Verstanden. Ik vermoord je als je niet komt hoor. Dat idee van jou is natuurlijk onmogelijk.
Bobbie dat jij zelf dat poederdoosje hebt uitgezocht vind ik beslist geniaal.
Je schrijft in je laatste brief dat Jaap mij postpapier heeft gegeven. Dat is een vergissing van je. Dat heb ik beslist niet geschreven. Dat postpapier heb ik van Moeke. Van Jaap heb ik een speldje en een doosje clysma. Maar Jaap beweert, dat hij je toch welgezind is. Dit laatste als troost. Maar waarom vind je ‘t een voordeel? Zeg Bobbie eigenlijk moet ik je een heel langen brief schrijven, maar ik ben bang dat ik niet kan voldoen aan die plicht.
Gisteren was Lion van Dijk (ken je die) uit R’dam bij ons . In Rotterdam wordt n.l. een leiderscursus gegeven en wilden Fia de Lever , Jaap Duits, Jetty van Reugen en ik die volgen. Dat is op Maandagavond in R’dam. Misschien dat ‘t lukt. Het is hard noodig dat we eens goede leiding krijgen op dat gebied.
Bobbie heb ik al geschreven dat ik m’n rapport heb gehad. Al ‘n tijdje geleden. Ik herinner ‘t me niet meer. Het was wel goed alleen een 5 voor Engelsch (omdat ik geen opstellen maken kan).
Het was wat achteruitgegaan omdat ik de laatste maanden niet prettig was, maar zij waren toch tevreden.
A.s. Zaterdag krijgen we vacantie. Zaterdagavond een fuif van de H.B.S. altijd voor de Kerstvacantie en Zondag naar Rotterdam. We gaan waarschijnlijk niet naar een bios, maar dansen.
Leuk hè?
Nu zeg je mag tevreden zijn zoo lang schrijf ik nooit. Nu lieveling ik ga naar bed.
Kom alsjeblieft Zondag. Stel me niet teleur.
Je Mimi.
Kun je ons komen halen bij m’n tante
Gedempte Binnenrotte boven de “Radiokoning” om 2 uur?
Schrijf nog even terug voor Zondag ja?
Bobbie gisteravond schreef ik of je ons wilde komen halen bij bovenstaand adres. Maar dat is een vergissing. Het moet worden
2 uur op de Coolsingel voor Atlanta?
Daag
Den Haag
Dinsdag [12 december 1932]
Dear Mimi.
Ik moet je teleurstellen en me tegelijkertijd aan je moordplannen blootstellen. De voorstelling a.s. Zondag gaat in géén geval door. Tenminste van mijn kant niet. Er hebben zich in die korte tijd tusschen onze laatste brieven zóóveel factoren op den voorgrond gedrongen, dat ze niet meer zijn te miskennen. Vooral in verband tusschen jou en mij. Je zou ze het ‘t best kunnen noemen economische factoren. Hoe het precies in elkaar zit kan ik je moeilijk per brief uiteenzetten.
Enfin laat ik het in elk geval probeeren. Onze briefwisselingen in aanmerking genomen is er een min of meer intiemere verhouding tusschen ons tot stand gekomen. Het zou onjuist van mijn kant zijn om dit verder door te voeren en vooral om jou er de dupe van te laten worden. Dit zou je ongetwijfeld worden op den duur, vooral daar de laatste dagen mij geleerd hebben dat ik je in de toekomst heel weinig zou kunnen bieden. Luchtkasteelen bouwen en die tenslotte te zien instorten heeft weinig zin, en om dit te voorkomen is het beter niet meer met elkaar te correspondeeren. Mimi misschien begrijp je hóe zwaar dit mij valt, maar heusch het is beter.
Het is dan ook volkomen in overeenstemming met mijn leuze: “Alles of niets”. Ik hoop dat je mij jouw brieven etc. zult laten behouden, als een herinnering aan een allerliefst meisje. Mocht je meenen dat commentaar jouwerzijds niet overbodig is, doe het dan vóór a.s. Zaterdag, want daarna zal hoogstwaarschijnlijk wel m’n adres veranderen. Ook je ouders ben ik dank verschuldigd voor de aan mij betoonde gastvrijheid. Het was één van de gulste die ik ooit heb genoten. Alles bij elkaar genomen was het kort maar hevig. Tenminste van mijn kant.
Bob W.
A’dam
[donderdag] 29/12/32
Mimi.
Allereerst m’n hartelijke gelukwenschen. Je zult je waarschijnlijk verwonderen dàt ik nog schrijf. Berouw komt na de zonde. Dat ik niet eerder geschreven heb, was zuiver een gebrek aan moed. Moeder heeft me moed ingepraat. Ik zal je voorts nog even uiteenzetten de aanleiding tot m’n laatste brief. ‘t Was over dien bewusten Zondag. Heb een geweldige herrie gehad, omdat ik die dag vrij wilde hebben, en hij die niet geven wilde. Toen ik naderhand nog een stommiteit heb begaan, achtte hij het beter, zich van mij te ontdoen. Misschien kun je je eenigszins m’n stemming voorstellen. M’n geld wat ik nog overhad wilde ik gebruiken om zoo lang mogelijk in Den Haag te blijven om een baan te krijgen, wat me helaas niet is gelukt. Loop in A’dam nu met een geweldig pesthumeur rond, om de idioote brief die ik jou heb geschreven. Mimigri wees op je verjaardag vergevingsgezind tegen mij. Ik heb al zóó’n beroerde tijd gehad. Ja? Een prettige dag verder en nog veel jaren.
Bob.
Dordrecht [vrijdag] 30/12/’32
Bob.
Van Harte bedankt voor je gelukwenschen.
Je schrijft me of ik vergevingsgezind wil zijn. Maar waarvoor dan. Er valt niets te vergeven. Ik ben nog geen seconde kwaad op je geweest. Ik zou ‘t je alleen nooit vergeven hebben als je nu m’n verjaardag vergeten had. Eerlijk gezegd, was ik er bang voor. Ik ben blij dat ‘t niet zoo is.
Dat ik je de laatste keer niet heb geschreven is nogal vanzelfsprekend. Wanneer jij overtuigd bent, als uit je brief bleek, wat moest ik dan nog schrijven?
Het spijt me werkelijk voor je dat je geen betrekking [hebt], maar ik geloof dat ‘t voor jou beter is weer in A’dam, thuis te zijn. Geloof je ook niet?
Bobbie er is niet veel meer te schrijven.
M’n verjaardag is eigenlijk in duigen gevallen, vorige week Vrijdag was Grootmoeder plotseling gestorven, dus waren we wat in de war.
Nu Hartelijk gegroet.
Mimi.
A’dam [dinsdag] 3-1-33
Liefste Mimi
Allereerst hartelijk bedankt dat je me hartelijk bedankt hebt. Werkelijk heel hartelijk van je. O mistificatie uw naam is vrouw. Je laatste brief wàs dat hoor. ‘t Leek wel een weerbericht. Zéér veranderlijk. En ‘t is om de verdommenis niet beter voor me dat ik weer in A’dam zit. De afstand tusschen jou en mij bedraagt nu ongeveer 100 KM. De afstand is eenigszins te groot om per fiets te worden afgelegd. Tenminste als je me überhaupt nog in levende lijve wilt aanschouwen.
Werkelijk Mimi ik kon uit je laatste brief niet goed wijs. De temperatuur was soms beneden nul. Op het oogenblik reis ik een beetje voor Vader. ‘t Gaat goed, maar ‘t goed gaat niet. Bij één klant ben ik er uit gemieterd. Ik vroeg hem of die dat had en dit en toen kwam die met een heele bende angeslept . Maar wat ik vroeg was er niet bij. Nou, zeg ik, dan heb ik het wel voor U, waarop hij me verzocht de deur aan de buitenkant te sluiten. Het zal je misschien eenigszins vreemd voorkomen, dat ik je met je verjaardag niets gestuurd heb. Maar ‘k was bang dat je het als omkooperij zou beschouwen. In elk geval wat in ‘t vat ligt verzuurt niet.
Op het oogenblik ben ik natuurlijk weer heelemaal blut. Edoch misschien brengt het einde van de maand verandering in deze toestand. Ook hier is verder geen vermeldingswaardig nieuws, behalve dat ik het erg beroerd voor je vind dat je verjaardag zoo in duigen is gevallen. Ook m’n condolance aan de betreffende personen. Mimigri laat me uit je volgende brief beter wijs kunnen worden. Ja?
Nog steeds
Jouw Bob.
Dordrecht. [donderdag] 5 Jan. 1933.
Dear Bob.
Tot m’n genoegen bemerk ik dat m’n laatste brief aan m’n verwachting heeft voldaan. Het was m’n bedoeling dat je niet verplicht zou zijn me terug te schrijven. Dat je dit wel gedaan hebt, is dus je vrije wil. Wat mij betreft Bob, eerlijk gezegd, vind ik ‘t prettig dat je weer schrijft. Alleen zullen we er voor moeten zorgen dat we minder intiem worden, dan we voor onze korte scheiding (ik weet geen ander woord ervoor) waren. Daar was jij immers bang voor? Ik geloof toch niet dat je je principe “Alles of niets” zoo maar in de steek zal laten.
Eigenlijk is jouw laatste brief al weer veel te lief, of is je angst (pessimisme) verdwenen. Zoo ja, dan heb ik wel gelijk dat ‘t goed voor je is, weer thuis te zijn. Wat die afstand betreft heb je gelijk, want nu komen wij ook niet veel meer in A’dam, nu Grootmoeder gestorven is.
Bob, één ding begrijp ik niet uit je brief – o nee, net op ‘t oogenblik heb ik ‘t ontcijferd.
Ik geloof niet dat ik nu nog zoo mystisch ben hè?
Ik hoop dat je deze brief beter begrijpt, enfin dat zal wel.
Schrijf je vlug terug hoe je er over denkt?
Hartelijk gegroet
Mimi.
P.S. Deze brief lijkt me eenigszins koel, hij drukt niet geheel uit wat ik bedoel.
A’dam
Zaterdag [7 januari 1933]
Liefste Mimi.
Kunst om mij er in te laten luizen met die brief. Indien je mocht willen dat ik m’n brieven minder “lief” schrijf, zal ik dat natuurlijk doen, en zou ik er b.v. onder kunnen zetten: “Als deze brief je een beetje koel toelijkt, enz.” waarbij ik dan natuurlijk in het midden laat of ik het hartelijker of hatelijker bedoel. Wat m’n leuze betreft, zou je er nog bij kunnen voegen: “Langzaam maar zeker.” Verder hecht ik niet dezelfde waarde aan de woorden angst en pessimisme. Je vraagt me te schrijven hoe ik over je laatste brief denk. Thans kan ik alle twee woorden gebruiken, n.l. angst èn pessimisme. Vooral dat genoegen van jou in je laatste brief.
M’n a.s. zwager en ik waren vanochtend in Gorinchem, maar hij verrekte het om naar Dordt door te rijden. Hoe vind je zoo’n ellendeling?
Eigenlijk mocht je wel een beetje meer medelijden met me betoonen nu ik weer hier in Amsterdam zit want dat heb ik aan jou te danken jongedame, in plaats van een zedepreek te houden, dat het toch maar beter is weer bij m’n mammie te zijn. Je zou beter een kaartje kunnen sturen met P.C. er op. Maar ja. Zeg Mimi(gri) tot hoelang heb jij nog vacantie? Kun je niet een paar dagen bij je tante in de Sarphatistraat komen logeeren? ‘t Is niet aardig van je om je familie zoo te verwaarloozen.
Vanavond ga ik met m’n schoonzusje naar Gijsbrecht van Aemstel (ze mag zelf betalen). Je ziet ìk verzaak m’n plicht niet jegens m’n familie.
Mimi(gri) ik hoop dat je volgende brief geen twijfel meer overlaat aan je gevoelens omtrent mij.
Die van mij zijn 100% vóór jou.
Alzoo Mimigri??!!??
100%
je Bob.
Dordt [donderdag] 12 Jan ’33
Liefste Bob.
Ik schaam me dood, omdat ik je zoolang heb laten wachten op een brief, maar ik kan er werkelijk niets aan doen. Ik heb ‘t vreeselijk druk.
Bobbie als jij over je pessimistische bui heenbent en dus weer een intieme verhouding aandurft, ik ben er niet op tegen. Dus zal ik nu maar niet zoo’n ijsbrief schrijven.
Eigenlijk ben ik nog een beetje kwaad op je geweest. Je schreef dat ‘t mijn schuld was dat jij weer in A’dam bent. Ik ben me van geen kwaad bewust. Dat meende je toch niet hè. Dat zou ik werkelijk onzin vinden.
Zeg Bob, vacantie heb ik pas weer met Paasch. Nu ben ik al ruim een week weer op school. Ik wou dat jij weer eens in de buurt kwam. Heusch ik verlang er echt naar je weer eens te zien. Ik heb de laatste tijd een beetje lamlendige geschiedenis meegemaakt en eigenlijk kom ik er nu pas wat overheen. Wat zal ik je misschien wel eens vertellen.
[rest brief ontbreekt]
A’dam
Vrijdag [13 januari 1933]
Liefste Mimi.
Vanmorgen was ik speciaal vroeg opgestaan om je even te schrijven. Was bepaald ongerust. Je brief kwam toen ik ‘m al half afhad. ‘t Was werkelijk een opluchting. Ben op ‘t oogenblik als gevolg van je brief een geweldige optimist. Moeder was ook blij, want ik heb een humèùr gehad! Mimigri zou het niet beter zijn dat je een paar dagen van school thuis bleef? Zeg, ik vond je brief een beetje gedrukt. Geloof niet dat je er al heelemaal overheen bent. Probeer het mij eens te schrijven. Ik stel er erg veel belang in.
Je behoeft ook niet [bang] te zijn dat een ander het leest. ‘t Is veilig bewaard bij mij. Wat jij schrijft over die onzin, is onzin, want het was onzin van mij om die onzin te schrijven. ‘k Wou enkel maar eens zien hoe je er op reageerde. Onzin hè? ‘t Lang wegblijven van je brief is nu natuurlijk volkomen gerehabiliteerd. Vind het vreeselijk beroerd, dat jij niet heelemaal in orde bent. Doe me een genoegen en volg m’n raad op. Ik zou me een heel stuk geruster voelen.
Misschien kom ik binnenkort in Dordt. Verlang er nog veel meer naar dan jij. Lekker! Zeg ik heb nog een jeugdfoto van mij gevonden. Ik vind me niet erg meer lijken. Moeder wil ‘m graag terughebben, dus…! Mimi er is niets meer te schrijven. Behalve dan dat m’n Moeder en ik je van harte beterschap wenschen.
Je Bob
Dordt. [zondag] 15 Jan. ’33
Liefste Bob.
Wat was jij vroeger een schat!! Wat n’ dot van een foto, zeg. ‘t Spijt me heusch, dat je Moeder ‘m terughebben wil. Moeke vindt dat je een erg leuk ventje was, ze vertelt er niet bij, hoe ze je nu vindt. Zeg Bobbie je lijkt er nog op van gezicht tenminste.
Ik heb ook nog een jeugdfoto van me, maar die stuur ik niet op, want daar heb ik kromme beentjes op.
Zeg je schrijft dat je een geweldige optimist bent (ten gevolge van mijn brief). Nu hoop ik maar dat je niet nog eens zoo’n pessimistische bui krijgt als een tijdje geleden want daar zou ik heusch niet meer tegen kunnen. Kan je me dat belooven?
Je vraagt of ik dat “gedoetje” wil schrijven. Ik weet wel dat ‘t bij jou veilig is bewaard, maar daar gaat ‘t niet om. Ik kàn ‘t niet schrijven. ‘k Denk dat ik ‘t beter zal kunnen vertellen. Dus een beetje geduld, hoor jongen.
Bedank je Moeder voor ‘t beterschap wenschen. Ik zou zoo graag eens kennis met haar willen maken. Maar we komen vooreerst niet in A’dam. Doe haar de groeten van me.
Bobbie je hoeft niet zoo ongerust over me te zijn, al vind ik het wel lief van je. Maar ik heb geen tijd om thuis te blijven. We werken veel te hard.
Je schrijft dat je “binnenkort” in Dordt komt. Wanneer is dat? Jaap Duits riep “ha” toen hij ‘t hoorde. Je ziet, ik ben niet de eenige die naar je verlangt.
Bobbert in je voorlaatste brief schreef je dat je met een schoonzusje naar de Gijsbrecht van Aemstel ging. Hoe kom je aan een schoonzusje. Je hebt toch geen broer? Was de Gijsbrecht mooi?
Nu Jongen, meer weet ik niet.
Hartelijk gegroet.
Je eigen Mimi.
Bobbie ik houd je kiekje nog één brief hier, mag wel hè?
Je Mimi
Ik wou dat je me eens een goeie kiek stuurde, waarop je gezicht duidelijk stond. De andere zijn nogal klein en jij hebt van mij nu toch goeie hè.
A’dam
[maandag] 16-1-33
Lieveling
k geloof dat je tegenwoordig niet over me te klagen hebt zeg. Jij bent net als je Moeder, want je schrijft ook alleen maar hoe je me vroeger vond. Of hóórt dat niet? Een goeie face foto heb ik niet. Wel een van een jaar of 8 geleden, maar daar sta ik op met een kale kop.
Zal eens zien of het er deze week nog afkan. Die foto die je nu hebt kom ik wel eens halen. Je vraagt wanneer ik in Dordt kom. Kindje ik weet het zelf niet. Maar kómen doe ik. Al zou het lóópende zijn.
Als ik goed nadenk is die ongerustheid ook een gedeelte egoïsme van me. Je zou het in zakentermen zóó kunnen zeggen: “Nadat de goederen ten Uwent zijn afgeleverd, kunnen reclames niet meer in ontvangst worden genomen.” Enfin zoover is het nog niet. Indien er geen gegronde reden[en] toe bestaan zal ik de gevraagde belofte natuurlijk graag nakomen. De kwestie van het in twijfel getrokken schoonzusje, [zij] is van m’n jongste zuster een a.s. schoonzustertje. ‘t Blijft in elk geval in de familie.
Gijsbr. v. Aemstel was goed. Alhoewel ik niet kon begrijpen waarvoor ik vermakelijkheids belasting heb moeten betalen. In het boek staat dat er een heel zoodje afgemaakt worden. Ik heb er niets van gezien.
Moeder en ik hebben een weddenschap aangegaan, of jij die bewuste Zondag nog naar R’dam was geweest of niet.
Moeder zei van niet en ik van wel. Terwijl m’n zuster beweerde dat je onderweg aan de noodrem had getrokken. Wie heeft er gelijk? Meen te weten dat Jaapje ook moderne kunst weet te waarderen. Stuur hierbij wat eens de wanden van m’n kamertje in den Haag sierde. ‘t Is Poolsche kunst (Jongen met tak)? Geschilderd door: Jerzy Fedkowicz.
Pinda, pinda stel jij misschien belang in. Je zult waarschijnlijk niet zoo vlug terugschrijven als ik, maar hopelijk toch vóór Zaterdag. Mimigri ik verwacht beslist, als je kapitaalkrachtiger bent dan ik (wat heel gemakkelijk kan) dat jij eens een keer hier komt. Of hóórt dàt ook niet? Er bestaat in elk geval een spreekwoord, waarin voorkomt, dat in zekere omstandigheden alles geoorloofd is. Enfin, je ziet maar. Er is niets meer te schrijven.
Dus lieveling tot m’n financieel herstel.
Jouw
Bob.
[ovaal ter grootte van mondafdruk met daaronder:] “Mondelinge groet”
Dordt [donderdag] 19 Jan. ’33
Lieveling.
Toen je schreef dat je optimist geworden was, had je gelijk want om op een spoedig (binnenkort schreef je) financieel [herstel] te hopen, is werkelijk optimistisch. Zoover heb ik ‘t nog niet gebracht. Je hebt een echt gezellige brief geschreven, ik kikkerde er heelemaal van op.
Bobbie, wat betreft ‘t gaan op die bewuste Zondag. Zeg allereerst tegen je zuster dat ik niet aan de noodrem kon trekken, want we reizen nooit met de trein en 2e ik ben wel geweest. Ik kon natuurlijk niet alleen thuisblijven en dan, ze zouden niet begrepen hebben waarom ik thuis zou willen blijven. Geloof niet dat ze ook maar iets aan me gemerkt hebben. Enfin dat kunnen ze überhaupt niet aan me. Dus Boy jij hebt gelijk hoor. Liebling, misschien, héél misschien kom ik Zondag in A’dam. Reken er niet op. Als ik kom, zie je me wel. Dan kom ik desnoods naar je toe.
Hè, ik wou dat je bij ons in de zaak was, dan was je tenminste dichtbij. Zou jij ‘t willen? Je hebt toch geen werk. Ik zou ‘t reusachtig vinden!
Bob, ik geloof niet dat ik nog nieuws heb behalve een ruzietje met een leeraar, 2x de klas uitgeduveld, en ‘t was notabene zijn schuld. Gelukkig hoefde ik v.d. “baas” geen excuses te vragen, dat had ik nooit gedaan. De “baas” liet ons alletwee (die leeraar en mij) bij zich komen en toen heeft hij zich eerst verontschuldigd en toen ik. Geweldig hè. Die oplossing kon “de baas” zelf niet vinden. Die heeft vader gebracht. Anders had ik niet meer in de Fransche les gekund. Enfin nu is ‘t weer in orde.
Nu Liefste meer niet. Je mondelinge groet met interest terug
Dag
Jouw Mimi.
Bob, die prentjes zijn snoezig!! Vooral die pinda-pinda!!
O ja, ik zal je kiekje terugsturen. Ik heb ‘t beloofd, anders doe ik ‘t vast niet.
Hoe ik je nu vind, zal ik je wel eens mondeling meedeelen.
Zooeven bestuursvergadering gehad. Nu reeds heel waarschijnlijk dat ik in A’dam kom. Voor de leidersvergadering.
[ongedateerd, haastig in potlood geschreven, poststempel 20.1.1933]
[vrijdag]
Liefste Mimi
Excuseer potlood. Aangezien je desnoods geschreven hebt in verband [met] het komen tot mij is het beter zóó af te spreken: ik ben om twee uur Rembrandtplein. Ben jij veel vroeger of later hier dan moet je “desnoods” tot mij komen. Reken beslist op je, en vind het verdomd mieters.
Heb nu geen tijd meer moet weg. Dus tot Zondag kindje. Zet het op haren en snaren dat je hier komt. ‘t Zou een geweldige tegenvaller voor me zijn indien je niet komt. Je Bob
A’dam Dinsdag [24 januari 1933]
Liefste.
Hoewel ik geloof dat jij moet schrijven zal ik het er toch maar op wagen. Tijd genoeg want ik lig sedert gistermiddag in bed. Griep of iets dergelijks. Moeder zei Mimi was zeker ook straal verkouden hè? Zeg, als jij zoo’n dondertje hebt gehad als ik, dan beklaag ik je werkelijk. Moeder was werkelijk kwaad. Terwijl jij nog wel gezegd had dat ik haar nìet kwaad mocht maken. Heb gistermorgen een foto van me laten maken. Een reuzen sof, ze hadden er eigenlijk onder moeten zetten: Opsporing en voorgeleiding verzocht enz. Als ik weer beter ben zal ‘k wel een betere laten maken. Deze stuur ik beslist niet. ‘t Zou nu verrekt mieters zijn als je een beetje dichter in de buurt zat. ‘t Heeft één nadeel, als [ik] je weer eens een keer gesproken heb, n.l. dan verlang ik nog veel meer naar jou. Vooral nu ik de heele dag in bed lig. Alles schrijven wat ik wil kan natuurlijk niet, omdat jij niet de eenige bent, die dit epistel leest. Terwijl het toch alleen voor jou bedoeld is. Enfin misschien snap je het wel. Jij hoeft daar niet bang voor te zijn.
Ik hoop dan ook dat je daar een beetje rekening mee houdt. Mimigri toon voor deze keer eens een beetje initiatief. Het schrikkeljaar heb je ook al ongebruikt voorbij laten gaan. Geef Japie ook eens een opwekkende por in z’n ribben om mij te schrijven. Zou het nu ten zeerste op prijs stellen. Als het goed gaat, krijgt ie misschien wel antwoord ook.
Alhoewel hij er niet teveel op rekenen moet want op het oogenblik heb ik ook weer een razende koppijn. Mimigri een mondelinge groet dùrf ik niet, want anders krijg jij misschien ook nog griep.
Jou Bob
P.S. mochten onze brieven zich kruisen, schrijf jij dan eerst terug. Ja?
A’dam Vrijdag [27 januari 1933]
Geliefde
Zeg ben jij ook ziek? Of heb je m’n brief niet ontvangen. Mocht geen van deze veronderstellingen juist blijken, dan zal ik waarschijnlijk binnenkort een brief ontvangen beginnende met: “Ik schaam me dood, dat ik je zoo lang heb laten wachten, maar…” En dààr moet ik dan maar tevreden mee zijn. Mag nu even een oogenblikje op, want ze zijn de kamer weer op orde brengen, en maak van de gelegenheid gebruik om jou even een standje te maken. Zou het beslist onaardig van je vinden als je zoo lang gewacht had met schrijven omdat je het zoo “druk” had. Je begrijpt dat ik nù nog veel meer naar een brief van je verlang dan anders. Enfin als je maar niet ziek bent. Zooals je misschien begrijpen zult heb ik je weinig te schrijven, behalve dit: Schrijf
Met elke post stijgt m’n koorts een beetje.
Vanmorgen gevorderd tot 39.2. Je ziet ik schiet al aardig in de richting. Geloof 44 is het maximum. Je kunt dus zelf uitrekenen hoelang je nog kunt wachten. Moet weer in bed dus einde van de uitzending voor heden.
Lectorum Salutum
Je Bob.
Dordrecht Vrijdagavond 27 Jan. [1933]
Openbare leeszaal
Arme Lieveling.
Ben je al beter of niet? Heb je werkelijk griep of lijkt ‘t maar zoo? Ziezoo jij kunt vast antwoorden, 2 vragen achter elkaar. Zeg Bobbie, jij hebt toch zeker aan je Moeder verteld, dat je al verkouden was, voor ik je kwam halen. Eigenlijk weet ik niet of ik jou of jij mij hebt aangestoken. Ik was n.l. Maandag op bed, ben nu al lang beter. Heb jij heelemaal nog geen schaatsen gereden?
Ik was Woensdag op ‘t ijs, maar ik vond ‘t zóó’n koude beweging, dat ik maar weer naar huis ben gegaan.
Zeg Liefste was je Moeder kwaad op jou, dat kan toch niet. ‘t Was toch mijn schuld! Zooals ik je vooruit voorspeld had, kreeg ik direct een hevig berouw, dat ik zoo ontzettend kinderachtig kon zijn. Moeder gaf me nog een standje op de koop toe. Zeg Bob, vraag jij alsjeblieft vergiffenis aan je Moeder voor mij. Zelf kan ik ‘t natuurlijk niet doen.
Zeg lieverd, Moeke heeft beloofd, dat zij m’n brieven niet meer zal lezen. Zij ontving n.l. ‘t verwijt uit de eerste hand. (Ze las de brief nog eerder dan ik. Ik kon hem pas in de pauze van school lezen). Maar ik weet niet of ik wel kan bouwen op die belofte en je begrijpt dat ‘t voor mij tamelijk moeilijk is, “initiatief” te toonen zooals jij dat noemt, omdat ik niet weet hoe jij er op zal reageeren, daar jij niet precies alles in je brief kunt schrijven.
Wat dat schrikkeljaar betreft. Jij hebt nu drie jaar voor je om te benutten dus!! je hebt niet te klagen.
Zeg ik heb Jaap gezegd, dat hij je moet schrijven, dus je hebt kans, dat je nog wat post krijgt.
Lieveling hoe gaat ‘t met je foto, stuur me die “leelijke” maar vast, als ik ‘m erg leelijk vind, stuur ik ‘m op mijn woord van eer terug. Ja?
Zou ‘t erg lang duren voor ik je weer zie? Dat nadeel wat jij opnoemt, wanneer we elkaar zoo’n enkel keertje zien, ben ik met je eens, ofschoon ik bescheidener ben in m’n eischen.
Nu Boy, beterschap, een hartelijke kus van
je eigen Mimi
P.S. Schrijf de eerstvolgende brief maar niet te intiem. Ik zal Moeder op de proef stellen.
Dag.
Doe je Moeder de groeten van me en zeg maar, dat ik zal probeeren, haar niet meer kwaad te maken.
A’dam Zondag [29 januari 1933]
Dacht werkelijk dat ik geen brief meer van je zou ontvangen. Je hebt zeker m’n tweede wel ontvangen, want je hebt je niet eens verontschuldigd dat je zoo lang gewacht hebt. Mocht gisteren weer op, maar niet buiten. Vandaag voor ‘t eerst op schaatsen geweest. Mieters gereden. Zeg heeft Japie hier in A’dam familie wonen. Heb een nieuwe baas die heet ook Duits en woont in de Galerij. Moet het heele land bereizen en heb een speciale aanbeveling voor Dordt. Hoop maar dat het een beetje baan is. Als ik echter in Dordt kom zal ik geloof ik niet veel tijd hebben om je op te zoeken, want ik moet allemaal nieuwe relaties maken, en heb dus m’n tijd waarschijnlijk hard noodig. Enfin ik zal wel zien als ik in Dordt ben. Die fabrikant waar ik vandaag mee naar Volendam zou gaan, heb ik Vader mee op kunnen schepen. Die kan Maandag z’n pleizier wel op. Ze hebben op het ijs gezeild en verrekten natuurlijk van de kou. Kindje hier is verder geen nieuws meer. Zeg als [ik] jóu niet mocht hebben aangestoken dan heb ik het m’n zuster gedaan want die ligt nu in bed.
Je Bob
P.S. Zal even zien of ik die foto kan vinden. Je kunt er echt duidelijk op zien dat ‘k griepende was. Vandaar m’n lodderige uitdrukking.
Bob
M’n “waarde” a.s. zwager achtte zich gedrongen je even te schrijven, aangezien hij lichtelijk koortsig was (vandaar Juffrouw Mimi) heb ik ‘m maar z’n zin gegeven.
Beste Juffrouw Mimi.
Tot mijn spijt moet ik U even schrijven, dat ik het werkelijk niet aardig vond, dat U verleden week Zondag niet even bij ons bent boven gekomen, en spijt het mij dat ik alweer geen gelegenheid heb gehad met U kennis te mogen maken. Hopende dat wanneer U weer eens in ons geacht Mokum mocht komen, U zich niet zoo bleu mocht toonen, als dit tot nu toe het geval geweest is.
U, alhoewel nog steeds onbekend, hartelijk groetend, verblijf ik de zwager van Bram (Bob bedoel ik)
Mau Keizer
Dordt 31 Jan. 1933
Dinsdag
Lieveling.
Hemeltje wat ben jij ongeduldig! Als ik Woensdag van jou een brief ontvang, en jij krijgt de mijne Zaterdag is dat dan zoo erg? Vlugger kan ik niet, vind je ook niet. Zeg Bob, ben ik geen benaming meer waard. Zoo ja, waarom zette je boven je laatste brief dan heelemaal niets? Als je kwaad op me bent, kun je nog m’n naam er boven schrijven. Ik begrijp je brief niet erg, hij lijkt me zoo erg koel en ik dacht dat mijn brief nu wel hartelijk was. Ik geloof dat je m’n laatste brief niet eens hebt beantwoord. En nóg een klacht heb ik over je. Wanneer jij in Dordt komt en me niet opzoekt, dan heb ik voortaan in A’dam zulke belangrijke zaken, dat ik de Eendrachtstraat met jou erbij vergeet, verstanden? Ik ben woest op je. Je mag me wel gauw een lievere brief schrijven, want m’n humeur zakt beneden 0. (Moeder leest m’n brieven nu werkelijk niet meer).
Zeg Bobbie, ‘k was gisteren in R’dam. Toen ik binnenkwam (leiderscursus), riep Meta Goudsmit “O, ze is niet dood.”
Ze dachten in Rotterdam, dat er een ongeluk was gebeurd Zondag in A’dam. De voorlaatste trein ging om kwart over elf, maar die had natuurlijk geen aansluiting op Dordt en bovendien had ik de Maandag daarop weer cursus in Rotterdam, maar toen sneeuwde ‘t zoo dat we maar niet gegaan zijn en ik kon toch niet want ik was ziek. Nou je begrijpt, toen dachten ze heelemaal dat ik dood was.
Meta beweert, dat ze er een nachtmerrie van heeft gehad en twee dagen ziek. Zielig voor haar hè? Bobbie, je zwager die me zoo vriendelijk heeft geschreven, is die met Fré of met je oudste zuster verloofd? Doe hem in ieder geval de groeten en zeg dat ik de volgende keer niet zoo menschenschuw zal zijn.
Dag Lieverd (je ziet m’n humeur komt bij)
kom gauw eens in Dordt
een kus van
Je Mimi
Excuseer m’n potlood, vulpen leeg.
A’dam Woensdag [1 februari 1933]
Liefste Schattige Doddige Mimigri.
Ik hoop dat ik zóó voldoende uiting heb gegeven aan m’n gevoelens jegens jou. Dat ik boven m’n laatste brief nìets heb geschreven, zit zòò. ‘k Zat in de kamer te schrijven en ze keken allemaal zóó belangstellend wat ik er boven zou zetten, dat ik er maar niets boven zette, en het vergeten ben, om het naderhand te doen. Lieveling zooals jij het opgenomen hebt, was het heusch niet bedoeld. Die koelheid in m’n vorige brief heb je aan je zelf te wijten, want je verzocht me toch dit te doen, want je wilde je Moeder op de proef stellen. ‘k Zal het nu een beetje hartelijker probeeren.
De a.s. zwager die jou geschreven heeft is met m’n oudste zuster verloofd. In Juni is hij van plan de verlooving te verbreken om een huwelijk met haar te plegen. Die baan waarover ik schreef bleek niets te zijn. ‘t Artikel bleek zóó goed ingevoerd te zijn, dat de meesten voor het eerste jaar genoeg hebben. Mocht ik nu in Dordt komen dan zal ik waarschijnlijk meer tijd aan je kunnen wijden. Dan heb ik je ook iets te zeggen, in verband met het feit dat het over 3 jaar pas weer een schrikkeljaar is. ‘t Is erg pessimistisch. Het zal beter te zeggen zijn dan te schrijven, anders vat je het misschien verkeerd op. Moeder zit net tegen me [te] zedepreken ook in verband hiermede.
Kindje ik weet je niets meer te schrijven dus eindig ik, voorts moet ik wat zien te verdienen zegt Moeder dan kan ik des te gauwer naar jou toe gaan
Vele hartelijke kussen van je
Bob