20 januari 1943 – 28 juli 1943
Bob was na zijn arrestatie overgebracht naar het beruchte Oranjehotel, de strafgevangenis in Scheveningen, samen met de anderen van de verzetsgroep. Ze werden op gruwelijke wijze ondervraagd, maar niemand ‘sloeg door’. Dat weten we omdat nog in de oorlog een van de leden van de groep weer kon ‘opduiken’, zoals Mimi later vertelde.
Daarna werd hij met de anderen overgebracht naar Haaren, waar hij eerst in cel 38 zat en later in kamer 87 II zat met enkele anderen. Hier deed hij op 15 augustus 1942 nog een vluchtpoging, die helaas mislukte. De briefwisseling met Bob in het voorjaar van 1943 is hier bij elkaar weergegeven zodat er niet te veel ‘versnippering’ is. De eerste brief van Bob uit de gevangenis is niet bewaard gebleven.
[Bob aan Mimi]
Haaren 20 Jan 1943
Mijn liefste schattemeiske. Tot mijn spijt heb je mijn eerste brief niet ontvangen. Hopelijk ontvang je deze wel. Met mij is het best naar omstandigheden. Ik mis je zoo ontzettend m’n liefste.
Schattekind van me, ik heb mij zooveel tegenover jou te verwijten, vooral omdat ik jou niet voldoende gewaardeerd heb, steeds ben je in mijn gedachten en mis ik je hoe langer hoe meer. O, meiske van me het is mij alsof ze mij een van m’n ledematen hebben geamputeerd zoo sterk voel ik het gemis van je. Liefste jij bent het eenige wat mijn leven hier inhoud geeft en de hoop je nog weer terug te zien. Ik heb geen foto en brief van je, zoodat ik slechts in gedachten je gezichtje zie. Miempsie jij bent alles voor mij geweest wat een vrouw voor een man kàn zijn, en ben ik erg blij dat ons kleine meiske op jou lijkt, en hopelijk niet alleen naar het uiterlijk. O, liefste schat wat hou ik ontzaggelijk veel van je en heeft het leven zonder jou geen waarde voor mij. Nu besef ik wat het zeggen wil van elkaar gescheiden te zijn.
Indien ik van je droom is het mij ‘s morgens of ik inderdaad met je gesproken heb en denk ik hier de geheele dag aan, en gevoel mij dan tegelijkertijd gelukkig, en ongelukkig. Je neemt dan m’n hoofd tussen je handjes en kust en streelt mij, en spreek je mij moed in. Meiske in gedachten knuffel en kus ik je duizend maal en probeer je moed en vertrouwen in te spreken. O, meiske ik ben er mij van bewust dat het voor jou veel erger moet zijn dan voor mij en wensch je steeds weer sterkte toe.
Wees sterk m’n liefste en bedenk dat ons lot niet alleen van menschen afhankelijk is. Verzorg je in elk geval goed, en gebruik de versterkende middelen die ik voor je gekocht heb. Hoe is het met ons meiske. Stuur mij daar ook een foto van. Liefste alles wat ik hier doe en denk draait steeds meer om jou. Steeds zijn mijn gedachten bij jou, en steeds ook vind ik daar troost in. Alles m’n schattekind zal ook in de toekomst om jou draaien, nu besef ik wat ik verzuimd heb. Deze tijd heeft mij veel nader tot je gebracht. Vrouwtje van me ik verlang zoo ontzettend naar je, dat het mij soms is, of je werkelijk bij me bent. O, liefste om nog eens te beleven om je gezicht weer te zien en je stem te hooren. Ik weet dat ik in veel dingen tekort ben geschoten. Kun je me dit alles vergeven schattekind? Je kunt er van overtuigd zijn dat dit alles mij dwars zit, vooral nu ik heelemaal geen bericht van je heb. Elke avond ga ik slapen met de gedachten dat er misschien morgen een brief van je zal zijn, en in gedachten heb ik je reeds duizendmaal geschreven, steeds opnieuw wil ik je dan uiteen zetten hoe ik je mis. Steeds heb jij gegeven, en ik slechts genomen, en ook thans geef je mij steeds.
Nu ik jou tot steun moet zijn, kan ik het slechts in gedachten doen. Misschien bereiken mijn gedachten je wel, en heb ik het gevoel alsof ik met je kan spreken. Liefste groet allen van mij. Van jou kan ik nu geen afscheid nemen, dat zal ik ook trouwens nooit doen, want steeds zul je bij me zijn, en ben ik nooit alleen meiske van me. Wees sterk en moedig
jouw Bob.
[Briefkaart van Eva en Barend poststempel 14.2.1943 gericht aan Den Heer A. Wijnberg Kamer 87 II Gevangenlager Haaren N. Brabant; waarschijnlijk door Bob ontvangen op 10 maart 1943]
Laren
Lieve Bram,
Juist je brief ontvangen, dit is het eerste wat wij en je fam. van je hooren.
Je ouders zitten erg over je [in] angst, daarom verzend ik, tegelijk met deze kaart, je brief aan Mau en laat het aan hem over, hoe te handelen. Je weet dus niet dat Barend sinds 5/10 met open T.B. volkomen bedrust moet houden, hij ligt in onze woonkamer, meest met open ramen en ik verpleeg hem, dit gaat erg goed. We zullen je zoo spoedig mogelijk het gewenschte sturen, veel liefs van je l.h.
Eva en B.
B. Veldman Raboes 5 Laren
[Mau aan Bob]
Amsterdam 14 Februari 1943.
Beste Bram.
Je brief hebben we ontvangen, en waren we allen zeer ongerust, daar het zoo heel lang geleden was, dat wij iets van je gehoord hebben.
We hebben dan ook direct na ontvangst van je brief, je een onderpak gezonden, en hopen dat je dit spoedig zult ontvangen. We waren zeer verwonderd uit Haaren een brief te ontvangen, en hoopen, dat wanneer je dezen brief ontvangt je nog goed gezond bent, en jij je flink zult blijven houden.
Bij ons is alles nog goed en zijn wij gelukkig nog allen bij elkaar. Wij vonden het beter om Moeder van je verblijf in Haaren nog niet in kennis te stellen, daar wij niet weten, hoe zij daarop zal reageeren, aangezien ook wij een akelige tijd meemaken, en zij dit natuurlijk verschrikkelijk zal vinden.
Wij allen houden ons zoveel flink mogelijk en hoopen dat wij door deze nare tijd zullen heenkomen, dus blijf je kop maar steeds omhoog houden, en wees flink, misschien beleven wij dan allen nog een gunstiger tijd.
Voor deze keer eindig ik dan maar weer. Schrijf ons spoedig terug en ontvang heel veel groeten van Vader, Moeder, Martha, Elleke, Hansje, Zus, Herman, Marti, [klein toegevoegd: tante Marie-Eva] en verder van alle vrienden en bekenden, en in ‘t bijzonder van mij
Mau.
Bram wees flink en houd je goed, ik weet niet wat ik je moet schrijven, Vader.
[Bob aan Barend en Eva in Blaricum]
Haaren 18 – 2 – 43
Beste Barend en Eva, Zooals je weet ben ik gearresteerd. De reden dat ik jullie schrijf is, dat ik niet weet waar Mimi en het kind zijn. Je zult kunnen begrijpen dat ik dood ongerust ben nu ik in die ruim 6½ mnd dat ik gevangen ben niets van haar gehoord heb. Ik heb ook aan mijn buurvrouw Mevr. van As geschreven, doch deze wist ook niets en heeft mij naderhand ook niet meer geschreven. Aan thuis durf ik niet te schrijven om Moeder niet ongerust te maken. Dus schrijf ik aan jullie, in de hoop van die kant iets te hooren. Tevens doe ik hier een schrijven aan Mimi bij, in de hoop dat dit haar vroeg of laat zal bereiken. Met mij is het goed, en ben gezond. De behandeling is hier goed, doch het eten is te weinig. Wij mogen pakjes ontvangen, doch deze moeten gebracht worden. Ook mogen wij rooken. Indien je kunt stuur mij dan regelmatig iets te eten, en ook een stukje zeep enz. Dit kan dinsdags en vrijdags gebeuren. Kranten kun je mij ook per post sturen. Indien je een foto van Mimi hebt, stuur mij deze dan als ansichtkaart, zonder er iets op te schrijven. Dit komt sneller over als een brief, waar ik natuurlijk ook op reken. Schrijf mij hoe het thuis is met Vader en Moeder. Ook mogen wij een advocaat nemen, en weet Barend misschien een geschikte. Eva ik weet indien je kunt, iets voor mij zult verzorgen. Ik wensch jullie en alle anderen het beste, hopende gauw iets te hooren, en liefst iets goeds
jullie neef Bram.
[Bob aan Mimi]
M’n allerliefste schattekind. Dit dan m’n meiske is de 3e brief die ik aan je schrijf, zonder te weten of deze je zal bereiken. Lieveling ik kan je niet zeggen hoe een kwelling het voor me is steeds in onzekerheid te moeten zijn. Ik verlang ontzettend naar je, en weet dat jij dit ook doet. Ik heb niets wat me aan jou kan herinneren, geen brief, geen foto, niets. Slechts in gedachten kan ik je gezicht zien. Steeds denk ik aan je, en me verwijten dat alles zoo geloopen is, en jij daar nu zóó de dupe van bent. Want ik ben er van overtuigd dat de scheiding voor jou erger is dan voor mij. O meiske van me kun je mij dit alles wat ik je aangedaan heb vergeven? En dan te weten dat ik dit misschien niet meer kan goed maken. O liefste van me als ik je nog maar eens kon zien en spreken, dan zou dit reeds zooveel voor mij goedmaken.
Meiske als ik aan je denk heb ik jouw gezichtje tussen m’n handen en kus en knuffel ik je. Hoe is het met ons klein hummeltje, ze zal nu wel niet meer zoo klein zijn hè?
Liefste dit is misschien de laatste brief die ik je kan schrijven. Ik wil graag dat je het kind zult opvoeden als een evenbeeld van jou, met dezelfde levensvreugde bezield en de wil tot gelukkig zijn en te maken. Want dit m’n meiske heb je mij kunnen doen en ook hierin ben ik ten opzichte van jou tekort geschoten. Jij bent in alles de gevende geweest terwijl ik slechts genomen heb. Het eenige wat ik je nu nog te geven heb is verdriet en zorg.
M’n meiske indien m’n gedachten je bereiken kunnen, dan ben je elke dag als het ware hiervan omsponnen, tot ‘s avonds als ik ga slapen toe, en heel vaak in m’n droomen als ik van je droom is m’n heele dag goed, want dan heb ik het gevoel, alsof ik werkelijk bij je ben geweest. Alleen het ontwaken in de mizere is niet zoo aangenaam. Doch dit heb ik er gaarne voor over.
O, Miemsie ik mis je zoo ontzettend elke keer opnieuw, dat ik elke keer de scheiding als nieuw aanvoel, en elke dag opnieuw het gevoel heb, dat er mij iets zeer belangrijks ontbreekt. Ik hoop dat het einde, hoe dit ook mag zijn, er snel zal zijn, want het zal in elk geval een verlossing zijn. Dit leven van hunkeren en verlangen en onrust over jou, niet te weten waar en hoe je bent, is mij te veel. Ik ben zoo moe zoowel naar lichaam als naar geest, ook hier mis ik je zoo in meiske. O lieveling ik wilde dat ik je meer kon nalaten dan deze povere brief. Al het andere kan ik slechts in gedachten doen. Doch wees er van verzekerd dat ik dit dan ook zeer intens doe. Meiske ik ben er van overtuigd dat je je levenshouding zult weten te vinden, ook zonder mij. Wees dapper m’n kleine meiske, en schik je in het onvermijdelijke, ik heb het spel gespeeld en verloren tot nu toe, doch hou moed m’n meiske, zoolang er leven is is er hoop. Kop op en tanden op elkaar lieveling.
Ach Miemsie ik zou je nog zoo graag eens zien en je stem willen hooren. Enfin, ik zal maar berusten, en ook dit rangschikken onder de rubriek niets aan te doen. Tja m’n meiske misschien moet dit nu het einde van onze illusie zijn, we hadden het anders gedacht. Jij behoeft je in elk geval geen verwijten ergens over te maken. Jij bent datgene voor mij geweest, wat een vrouw voor een man kan zijn m’n schat. Liefste de ruimte is al haast weer op, schattekind van me ik moet weer afscheid van je nemen. Voor hoe lang? Liefste blijf vertrouwen, aan alles komt een einde, behalve aan mijn liefde voor jou, en ons kindje, tot het laatst zal ik bij jullie zijn. Dag liefste meiske van me ‘k knuffel en kus je
jouw Bob.
[ongedateerd briefje van Mozes Wijnberg op een velletje van een J.N.F.-blok met als spreuk: Het Volk zal niet alleen de schenker maar ook de eeuwige bezitter zijn van het J.N.F. –
(Dr. Th. Herzl). Geschreven februari 1943]
Lieve Mimi en kleine schat.
Je brieven hebben wij ontvangen en is wat ik reeds lang vreesde bewaarheid geworden en moeten wij in het ons opgelegde lot zooveel mogelijk berusten: dat je vreeselijk in de put zit kan ik me voorstellen, ik reken maar bij mijzelf. Moeder hebben wij niets verteld en zullen hiermede zoo lang mogelijk wachten. Dat er alles aan gedaan zal worden wat mogelijk is begrijp je, maar kunnen niet te hard van stapel lopen. Aan Bram zijn verzoek is natuurlijk voldaan. Door v. As is een pakket gezonden en door mij deze week wintergoed bestaande uit wollen onderpak, wollen kousen en rookerij en brood verzorgd en heb ik naar Dordrecht bericht gezonden dat wij elke week zijn rantsoen wat hij nog ontvangen zullen toezenden en mochten wij iets horen jou direct bericht zenden.
Dat je niet alles met Geertje kunt bepraten is natuurlijk, maar zou ik haar toch zooveel mogelijk in vertrouwen nemen en haar hier heen laten gaan, want er is reeds over gesproken dat ze er niet was. Druk haar op het hart niets te laten merken.
Met B. kun je gerust alles bespreken en heb je eens iets geef dan aan een van de zoons een brief mee aan B.
Dat je graag eens je hart wilt uitstorten is begrijpelijk, maar weet ik niet of dit tot de mogelijkheden behoort. Pas goed op jezelf en aan het kind, hierop hebben wij ook een beetje recht. Maak je niet meer zorg als nodig is. We maken allen zware tijden mee. Flauwe kul zal ik verder niet schrijven, weet dat mijn gedachten de gehele dag en nacht zich met jullie allen bezighouden.
B. zal je alles wel in bijzonderheden vertellen.
Houd moed en de kop hoog, geef Chawa een kus van ons en geef uitvoerige adviezen mede.
Groetend Vader
[ongedateerde brief van Mimi aan Bob, begin februari 1943]
Mijn eigen lieveling,
Het is de eerste keer in al die tijd dat ik je schrijf en je begrijpt dat het een vreemde gewaarwording voor me is nu tegen je te kunnen spreken.
Jongen hoe maak je het, heb je het naar je zin. Het kind en ik maken het buitengewoon goed, dat kon niet beter.
Tante en Oom zijn zeldzaam lief voor me en dol met onze dochter. Ze is dan ook schattig en niet verwend hoor, daar zorg ik wel voor. Het is een echt makkelijk kind.
Zelf voeden kan ik haar niet meer. Ze krijgt karnemelk, die we zelf karnen en dat vindt ze heerlijk. Met jouw ouders en zuster en Eva en met mijn ouders, zuster, zwagertje en broer sta ik in geregeld contact. Nu dat zal je wel fijn vinden hè?
Ik wou maar dat jij ook eens met verlof kon komen. Ik had voor onze trouwdag en mijn verjaardag wel een boodschap verwacht. Maar ik verwacht dat het je onmogelijk is, anders had je het wel gedaan.
Liefste ik verlang heel erg naar je en wensch je elke avond welterusten. Denk je veel aan ons. Ons meiske is toch zoo lief je mist aan haar zoo veel. Maar ik zal alles onthouden en je later vertellen hoor jongen. Misschien is de oorlog gauw afgelopen en kun je weer hier gewoon aan ‘t werk. Het gaat goed hè, het staat in de krant.
Schat ik zou uren door kunnen vertellen, maar dat bewaar [ik] voor als we weer bij elkaar zijn. Ik hunker ernaar.
Heb je het lied van Tsjaikowsky wel eens gehoord: “Nur, wer die Sehnsucht kennt, weisz was ich leide”?
Ik begrijp er de betekenis ten volle van.
Dag liefste een innige kus van
je vrouw en dochtertje.
[Mau aan Mimi; in de bovenmarge met potlood: Zwarte bon van Eef de andere van ons]
Amsterdam 18 Februari 1943
Lieve Mimi en Chawa.
Zeer goed kan ik mij voorstellen hoe je geschrokken bent, nadat je het nieuws van Bram vernomen hebt. Ofschoon het natuurlijk heel erg is, zou ik de moed toch niet laten zakken, daar er volgens mij toch nog eenige lichtpuntjes te bespeuren zijn.
In de eerste plaats weten we natuurlijk niet precies waarvoor hij gepakt is, en kunnen wij dit hoogstens slechts vermoeden. De indruk die ik krijg is, dat hij daar al sinds maanden zit, en dacht, dat wanneer hij voor iets heel ernstigs verdacht wordt, hij daar al lang niet meer zou zitten.
Of wij er iets aan kunnen doen, denk ik niet. Die Duitschers waar ik mee omga kan ik dit in geen geval vragen, te meer waar wij niet weten waarom hij zit; en moeten wij in ieder geval zeer voorzichtig te werk gaan.
Zoo je misschien weet is één van mijn broers reeds meer dan 16 maanden gevangen, daarvan heeft hij ongeveer 1 jaar in Scheveningen gezeten, en is hij 3 weken geleden overgeplaatst naar de Amstelveensche weg. Verleden week is hij doorgestuurd naar het werkkamp Vught en hoopen wij, dat hij daar maar zal mogen blijven. Hij werd beschuldigd van illegale communistische actie, ofschoon hij fel anticommunistisch geweest is. Ik wil hiermede alleen maar zeggen, dat hij ofschoon hij ook voor iets heel ernstigs beschuldigd was, hij toch 16 maanden gezeten heeft.
Daarom hoop ik ook voor Bram, dat, alhoewel het daar natuurlijk in ‘t geheel niet prettig zal zijn, hij daar toch maar zal blijven zitten.
Nu het met de oorlog zoo goed gaat, heb ik alle hoop, dat wij Bram heusch wel terug zullen zien.
Ik zou je natuurlijk ook graag zelf eens willen spreken, en zal zien of dit niet eens spoedig kan gebeuren. Ik zal er in ieder geval alle moeite voor doen. Dan kunnen we samen eens overleggen wat er te doen valt.
Alle dingen waar Bram om gevraagd heeft, hebben wij verzorgd.
Hoe is het met ons kleine meisje? Gaat alles goed met de voeding. Bericht dit alles maar even, dan kunnen wij de dokter nog eens om advies vragen.
Lieve Mimi, ik heb jou altijd voor een flinke meid aangezien, en heb je daar tot dusver ook blijk van gegeven. Nu de omstandigheden weer moeilijker voor je geworden zijn, verwacht ik dat je flink zult blijven, en blijf er de moed in houden, misschien komt alles wel op z’n pootjes terecht. Voor dezen keer eindig ik dan maar weer, met veel kusjes voor Chawa, en een flinke kus voor jou je zwager
Mau
[Estella Cohen aan Mimi]
[Amsterdam, half februari 1943]
Lieve Mimi
Ja het zou misdadig zijn als ze mij het niet verteld hadden. Nu [kan] ik onze lieve schat toch schrijven. Het eenige wat er op ‘t oogenblik in de eerste plaats op aan komt, dat hij een klein beetje gerustgesteld wordt. O, die kwelling van hem nu al 7 maanden lang, is niet vol te houden. Het eenige wat mij dan ook ophoudt, is dat we trachten moeten hem te helpen. We moeten wakker blijven. Aan alle kanten zijn voelhorens uitgestoken hoor! Wat het opleveren kan weten wij niet.
Nee lieve Mimi zóó flink ben ik niet, mijn hart bloedt, eeten of drinken smaakt mij niet. Maar als ik aan mijn angst en verdriet toegeef, letten ze op mij, en raakt Bram op de achtergrond. We zullen Zaterdag verder spreken hoor lieveling, ik zoek juist steun bij jou. Het klinkt gek, maar het is zoo.
Dag lieveling tot ziens. O, dat we elkaar werkelijk zullen zien. We zijn het nu echt noodig, om te overleggen, het is nu geen weelde wat we gaan doen, da-ag kussen van je liefh Moeder.
[Estella Cohen aan Bob, brief door hem ontvangen op 10 maart 1943; adres Nw. Prinsengracht 51 Amsterdam]
A’dam 28 Feb. 1943.
Mijn lieve, lieve Bram. Eerst heden kreeg ik jouw brieven in handen. Al die tijd hadden ze ze voor mij achter gehouden. Intusschen heeft Vader al alles voor je verzorgd waar je om gevraagd hebt. ‘k Ben ontzettend blij dat we eindelijk bericht van je hebben. Met de gezondheid van ons allemaal gaat het goed. Wat mij betreft lieve jongen zal ik mij sterk houden, al was het alleen maar om jou rust te geven. Mijn, en onze gedachten zijn voortdurend bij je. Met de kleine kinder van Marth en Mau gaat het ook uitstekend. Ze zijn toch zoo lief Bram, die Hans is een schat hij babbelt al van alles, en gevoelt zich een heele piet. Elleke gaat al naar school, en is zoo eigenwijs als wat, en geeft Hansje rekenles. Eva staat al in de wieg, en maakt allerlei geluidjes. Yvonne komt ons ook trouw bezoeken. Tante Eef, oom Barend, Marie, en al de anderen moet je de hartelijke groeten van hebben.
Apart van de jongens. Als het mogelijk is, schrijf ons dan ook eens wat voor etenswaren we mogen sturen. Ook kun je misschien schrijven [hoe we] het het best verzenden kunnen. Kunnen wij ook schoone wasch sturen? Of wordt je wasch daar gewasschen. Moet je ook tandeborstel en pasta hebben?
Hoe vaak mag je brieven schrijven, en brieven ontvangen? en mogen verschillende leden van één huishouding in één brief schrijven? De verjaardag van mij hebben wij heelemaal niets van gemaakt. ‘k Wou niemand ontvangen. Alleen de buuren waren hier. Daar hebben wij heel veel vriendschap aan.
Je moet speciaal de hartelijke groeten van hun hebben. Ook van Oom Karel en tante Thien .
Heb je nog behoefte aan wintergoed lieve Bram? Het weer wordt nu toch al veel beter. Als het zoo doorgaat hebben we gauw voorjaar, en is de ergste kou geleden. Hou je maar flink, dat doen wij ook. Onze gedachten zijn steeds intens bij je. Als gedachten je helpen kunnen, doen het zeker de mijne. ‘k Leg net als vroeger toen je nog een kleine jongen was, mijn hand op je zeere plek, en dan ging de pijn over. Wat moet ik je meer schrijven, zoodra het mag schrijf ik meer, en hoop weer wat van jou te hooren. Dag mijn lieve, lieve jongen ga vanavond rustig slapen met heel veel liefs en goeds en kussen
van je zoo heel erg liefh
Moeder Vader en kinder.
De aanklacht tegen de groep waarvan Bob deel uitmaakte wordt kort en bondig beschreven in ‘Zelfs als wij zullen verliezen’ van Ben Braber.
‘De OD’ers zouden meer aanslagen hebben beraamd en bij de uitvoering van een dergelijke actie was Abraham Wijnberg betrokken. Wijnberg, een 29-jarige zoon van een Groningse groothandelaar, getrouwd en zelf vader van een kind van negen maanden, was bedrijfsleider. In november 1941 was hij toegetreden tot de OD en een half jaar later werd hem gevraagd mee te werken aan de liquidatie van een NSB’er.
De aanklacht beschreef gedetailleerd hoe zijn groep daarbij te werk ging. Op de avond van 20 april verzamelden vier mannen zich in de woning van een van hen. Wijnberg kreeg een uniform van de Arbeidsdienst – hij zou buiten bij de vluchtauto blijven staan. Tegen 21.30 uur kwam de NSB’er thuis van een feestje (het was de verjaardag van Hitler). De overvallers vingen hem op, maar blijkbaar heerste er daarna verwarring over wat te doen en Wijnberg werd naar binnen geroepen. Volgens een van de overvallers die tijdens het proces optrad als getuige, sloeg Wijnberg de NSB’er met zijn pistool op het achterhoofd. De man viel en een van de anderen schoot hem daarop dood. Bij zijn arrestatie [in Ede op24.7.1942] droeg Wijnberg twee vuurwapens bij zich. Hij werd opgesloten in Haaren, waar hij nog een tevergeefse vluchtpoging deed.’
[ongedateerd vel briefpapier; Estella Cohen aan Mimi, ca 20 maart 1943]
Rie gehoord. Ze zeide ze wou dinsdag weer naar Haaren, en als ze iets bereikte wou ze weer komen ons het vertellen. Ze is niet geweest, dus heeft zij niets gehoord. Die man heeft zij Zaterdag niet ontmoet. Nee lieve Mimi die brief hebben wij niet weggestuurd. Je moet hem maar schrijven als z’n zuster.
Als hij dan maar jouw handschrift ziet, en weet dat je goed en veilig bent, is dat alweer een heele geruststelling voor hem.
Vader en ik hebben een photo laten maken, als bijgaande, doch niet weggestuurd, ik schrok er zelf van. ‘k Heb toen maar gestuurd van 5 jaar terug. Rie wou het photo’tje bij het waschgoed in sturen. Als het niet doorkomt, krijgt zij het terug. Rie zei zij denkt, dat het eerst een eisch wordt, en dan de uitspraak. Zoodat het naar inzien nog wel een week of 4 kan duren, voor wij het definitief weten.
O, o, wat zal die arme schat wat te verduuren hebben, tijdens de verhooren. Het hart doet mij pijn, toch doe ik mijn best er een beetje boven uit te komen. Want als ik mijn portret aanzie, word ik misselijk van mijzelf.
Zoo gauw Rie iets weet, komt zij het ons vertellen.
Nu lieve schat maar weer tot een volgende keer. Schrijven mag hij niet tijdens het proces. Heel veel liefs van je liefh moeder en Vader
Heb geen tijd te schrijven. Een zoen en poot van Martha + kinderen
[Estella Cohen en Mozes Wijnberg aan Mimi]
[Amsterdam, maart? 1943]
Lieve Aartje
O, wat heerlijk dat we eindelijk eens bericht van Bob hebben dat hij goed is. Is me dat even een opluchting? Ik wou die jongen wel om de hals vallen ‘k was er toch steeds niet gerust op en lag het dag en nacht als een benauwenis op mij, maar nu gevoel ik me wat bevrijd. Voor jou is het nu ook weer een houvast hè lieve kind, nu kun je weer wat geruster ademhalen. Wij hebben deze week de kinderdokter bij Hansje gehad, die is hier een paar weken te logeeren. Wat wij natuurlijk heerlijk vinden. Hij ziet er prachtig uit, doch heeft een beetje uitslag, nu dktr zei het is niet erg, hij zal er wel gauw af wezen. Tegelijkertijd hebben we gevraagd voor de baby. Ze mag elke dag appelmoes 2 lepels vol, en tomatensap hebben telkens na de voeding. ‘k Moet weg naar het ziekenhuis daar ligt tante Sophie
heel veel liefs en kussen
je moeder
heel veel groeten voor oom en tante.
Ik heb zoojuist de aardappels geschild en kun je lekker komen eten.
Zeg even dat ik deze week voor het bestelde zal zorgen.
Groeten
Va
[Elsje aan Mimi]
[Dordrecht, voorjaar 1943]
Lieve Aartje
Even een kort briefje veel nieuws heb ik nog niet want we hebben elkaar pas gesproken, maar je broer moest je schrijven over de radio dus zal ik er een woordje bij doen. Ik heb van de week uit Amsterdam van Mijnheer Bakker nog een briefje ontvangen en daarin schreef hij dat de fam. voor de pakjes zou zorgen, dus daar hebben we geen kopzorg meer over, alleen werd me verzocht als ik weer wat naders wist of ik dat dan wilde berichten en dat zal ik natuurlijk doen, ik heb van het schrijven niets meer gehoord dus dat is wel goed overgekomen. Wat die postwissel betreft, die zou ik maar niet opsturen, schrijf maar wat jullie willen en dan zal ik het wel verschieten, dat oversturen vind ik niets als het niet noodig is. Hoe gaat het met je, met de fam in Dordt gaat het nog uitstekend, ik zal vragen of ze volgende week nog een keertje schrijven dan weet ik misschien ook wel weer wat meer. Wat heb je met Mijnheer B. uit A’dam afgesproken, komt dat in orde.
Nu eindig ik met hartelijke groeten aan allen van ons allen hier en mij
Elsje
[Rie en Martha aan Mimi]
[Amsterdam, maart? 1943]
Beste Mimi
Zoojuist je brief gelezen daarvoor mijn hartelijke dank. Ik vond het zoo fijn dat ik iets van je hoorde ik zou je heel graag zelf willen spreken dat gaat altijd veel beter als dat schrijven maar ja dat zal niet gaan hè.
Nu vroeg je Moeder of het wel goed was dat je zelf schreef aan Bob, nu Mimi ik vind het beter van niet hoor. Omdat je toen al opgeroepen bent en als dat daar nog bekend is dan wordt Bob misschien zoo uitgehoord of hij het ook weet dus dat deed ik maar niet. Je kunt beter op de andere kant van de brief van je Moeder schrijven. Nu ik schrijf je snel een groote brief hoor. Vele groeten en liefs voor het kind hoor en goede moed. Ik heb het wel dag hoor
Rie
Bob zit met Mijnheer v.Dijk in een kamer, dat is wel fijn hè, dag lieverd.
Lieve meid
Even een paar woorden. Alles is hier wel aan boord. Je woorden gedachtig zal ik je weer schrijven wie hier zijn. Rie, zusjes Kostheer en mijnheer Schouten. ‘t Is weer een heele verzameling. Wel erg gezellig hè? Voor het stoeltje zal ik nog even moeite doen. Je moet vooral de groeten hebben van Rie.
Volgende keer een grotere brief. Een zoen en poot van Martha Moeder en de rest.
[Estella Cohen en Mozes Wijnberg aan Bob]
Amsterdam [woensdag] 3 Maart 1943
Mijn lieve, lieve Bram. Ofschoon ik den 28 Febr een brief aan jou heb afgestuurd, als antwoord op je brieven, die ik toen pas in handen heb gekregen, kan ik geen weerstand bieden aan de lust, om weer een babbeltje met je te maken. ‘k Denk wel dat jij het ook prettig zal vinden om post te ontvangen. We waren ook zoo’n verschrikkelijk lange tijd niet in de gelegenheid iets van ons te laten hooren, of van jou te hooren, dat we nu de schade een beetje moeten trachten in te halen. ‘k Zal trachten je overal zoo’n beetje van op de hoogte te houden want elk kleinigheidje zal je wel interesseren.
De gezondheid van ons allen Vader, kinder en kleinkinder en ikzelf, is g.z.d. goed. Hansje kun je haast niet binnen houden. Hij wil maar steeds op de straat en dan nog liefst op de booten die in de gracht liggen. Kleine Eva kan niet meer in de wieg, en heeft nu een ledikantje. Als je haar een vinger toesteekt, trekt zij zich er heelemaal aan op. Ze weegt nu al 16 pond. Elleke gaat elke dag met haar springtouw naar de school, nog prettiger vindt ze het echter om niet naar de school te gaan. Als je haar vraagt wat doe je nu het liefst op school, zegt zij spelen; en zoo zou ik er een heele bladzij mee kunnen vullen. Oom Barend moet een poosje het bed houden, ik denk dat hij wat kou heeft gevat.
Tante Eef heeft het nu erg druk, doch is wel gezond, je moet vooral de groeten van hun hebben. Ook moet je de groeten hebben van tante Marie , die is nog altijd even flink, en sprak mij moed in. Lena en Herman vroegen ook erg belangstellend naar je en willen je graag eens schrijven. Tante Fie gaat dikwijls een kwartiertje met me wandelen, wat me wel goed doet met dit mooie weer.
De vorige week hebben we je wat warm ondergoed en wat levensmiddelen gestuurd. Morgen (woensdag) verzenden we weer wat, opdat het dan vrijdag in je bezit kan zijn, die pasta en tandenborstel kun je zeker wel gebruiken hè? We zullen er ook een paar briefkaarten met ons adres in doen, daarop mag je ons [onleesbaar] de goede ontvangst berichten. Als we bericht van goede ontvangst hebben, zullen wij je [onleesbaar] pakjes zenden hoor jongen, onze gedachten zijn steeds bij je, en trachten op die manier je te helpen. Hou je sterk mijn jongen en tracht vertrouwen te hebben in hem, die alles in de wieg al voor ons regelt. Ik kan je alleen maar liefhebben en in gedachten bij je zijn. Tracht met die gedachten vanavond in te slapen, dag jongen een hand en een kus, van je altijd liefh moeder.
Beste Bram. Zooals Moeder je schreef over de gehele fam weet ik werkelijk niet waarover ik je verder iets moet berichten. Reizen doe ik niet meer, de fabrikanten ontvangen geen ruwe grondstoffen en zijn de oude voorraden op. Om de tijd om te krijgen help ik maar in de huishouding en loopt Hans mij de gehele dag [achterna] en roept stoute Opa, waarop ik hem moet pakken. Nou jongen houd je taai en een hartelijke poot
Je Vader.
[Advocaat Mr. S. van Oven, Surinamestraat 8 Den Haag, aan Bob]
‘s Gravenhage, 8 Maart 1943
Den Heer Abraham Weinberg
Lager Haren
Haren N.B.
Geachte Heer Weinberg,
Uw vader bericht mij, dat Gij bijstand van een advocaat hebt verzocht, en verzocht mij Uw verdediging op mij te willen nemen. Ik verzoek U mij daartoe wel bijgaande volmacht geteekend, eventueel ongefrankeerd aan mij te willen terugzenden.
Mocht Gij eenige op Uw zaak betrekking hebbende stukken of mededeelingen ontvangen, dan verzoek ik U mij daarvan wel zoo speodig mogelijk bericht te willen zenden. In ieder geval zou ik gaarne vernemen, voor welke instantie Gij terecht moet staan.
Hoogachtend
Uw dw.
S. van Oven
[op de achterkant in het handschrift van Bob]
27 April 1943
Jhr. Roëll | den Haag oud com. Veldleger |
Jhr. Schimmelpenninck | Haag |
Tibo overste | “ |
Abbenbroek | “ |
de Jonge Melly | Goor ? |
Jhr. van Doorn | Haag |
F. Dudok van Heel | Bussum |
Vinkesteijn | Wassenaar |
Moonen | Haag |
Velu | “ |
Vas Dias | Laren |
van Straelen | Bussum |
W. Mulder | A’dam |
R. Hartogs | A’dam |
W. Hertly | Haag |
Mr. W. M. Kolft | Deil |
E. Latuparisa | Haag Zeist |
A. Althof | A’dam |
A. van Rijn | Utrecht |
v.d. Berg | Haag |
A. Wijnberg | Dordt |
te Haren 21 man ter dood veroordeeld n.l.
[Estella Cohen en Mau Keizer aan Bob; waarschijnlijk woensdag 10 maart 1943]
Amsterdam
Lieve Bram. Dit is de derde brief die ik je schrijf. Nu antwoord had ik nog niet verwacht. ‘k Begrijp best dat dit niet zoo vlug gaat. Toch schrijf ik maar in de hoop dat jij ze ontvangen mag. ‘k Denk toch voortdurend aan je, en als ik schrijf lucht dat een beetje op. ‘t Is net of ik dan dichter bij je ben.
Vanmorgen (woensdag) is er een postpakket aan je afgestuurd. ‘k Hoop toch zoo dat je het ontvangen mag. Lekker brood met worst en kaas, tandpasta, tandenborstel, 2 zakdoeken, 1 bonte handdoek, en 2 briefkaarten met ons adres er op. Daarop kun je berichten of je het ontvangen hebt. Of zou het beter zijn dat we het brengen laten. Bij de post komt wel eens iets niet terecht. Vader zit in de keuken aardappelen te schillen, en doet alle morgens het werk hier boven. Hij krijgt er al routine in. Voor mij blijft er dus niet veel te doen over. Alleen een beetje sokken stoppen enz. wat lezen, en dan eens even op de straat.
Het samen wonen met Marth en Mau, is ook heel prettig voor ons. Nu behoef ik niet zelf voor de huishouding te zorgen. De kinderen geven ook heel wat afleiding, de kleine Eva is zoo’n schat Bram, je zou haar opeten. Ze heeft zoo’n fijn kleurtje, net als Hans, dat is ook zoo’n fijne deugniet, stoute lieve Opa zegt hij, en loopt dan hard weg, in de hoop dat Vader hem pakken zal. Van Marti krijgen we goeie berichten. Hij gaat ook al net als Elleke op school, en schrijft briefjes van 4 c.m. in het vierkant, grappig hè? Ik zit alle dagen naar [een] brief van jou uit te kijken. Nadat ik die 2 brieven van je gelezen heb zijn mijn gedachten geen oogenblik bij je weg. ‘k Ga met je slapen en opstaan, en bid voortdurend woordloos voor je. Dat God je mag helpen beste jongen, dan komt alles goed. Vader en ik spreken veel over je, en zijn het over jou volkomen eens. Vader is sterk in dezen, en vol vertrouwen. Hij spreekt mij voortdurend moed in. ‘k Neem nu afscheid van je, met mijn hand op je hoofd, en een hartelijke kus van je innig liefhebbende moeder.
Beste Bram.
Bij Moeders brief wil ik ook een paar woorden bijschrijven, en hoop ik, dat wanneer je dezen brief ontvangt, je gezondheid niets te wenschen overlaat, je nog steeds vol goeden moed zal zijn, je sterk en flink zult mogen blijven.
Zoo je gemerkt hebt, zijn we op ons besluit terug gekomen, en weet Moeder nu ook dat je in Haaren zit. Ofschoon we het allen natuurlijk heel erg vinden, is het vooral Moeder, die zeer flink is, en ieder oogenblik bidt, dat je kalm en rustig zal mogen blijven. Moeder heeft je al het nieuws van ons allen reeds geschreven, en zijn de kinderen werkelijk allerliefst. Hansje, kleine Eva en Elleke zijn schattig, en is dit een reuze afleiding voor ons allen. Allen zijn in gedachten bij je en moet je dan ook van allemaal de hartelijke groeten hebben, speciaal van Martha, Zus, Herman, tante Eef, tante Marie, Oom Barend, onze buren en verder van alle vrienden en bekenden, speciaal vele kusjes van Hansje, kleine Eva, Elleke en Marti en nogmaals het beste in ‘t bijzonder van mij, met een stevigen poot.
Mau.
[Estella Cohen aan Mimi]
[Amsterdam, tussen 8 maart en eind maart 1943]
Lieve Mimi vandaag (Donderdag) was Mevr. Verdonk weer hier. Zij heeft Bob Dinsdag weer een fijn pak gebracht, en het is ook doorgekomen zegt zij, ze heeft vuil ondergoed mee teruggebracht. Z’n manchetten waren met touwtjes vast gebonden. We weten nu dat hij geen manchetknoopen heeft. Als je B. nu z’n manchetknoopen meegeeft, zullen wij ze direkt naar haar toesturen, dan kan zij ze dinsdag nog meenemen. (mijn pen is leeg) Ook zou je omslagen voor de couranten en enveloppes schrijven hè? Verder heeft zij vernomen, dat de zaak van de hoofdpersoon einde Maart in Utrecht voorkomt. Dat weet zij van haar advocaat. Vermoedelijk zal het dan ook van de anderen voorkomen. Wij hebben ook voor hem een advocaat. Maar volgens Mevr Verdonk mogen ze eerst dan pleiten, als de zaak al berecht is.
Zou jij je nu niet direkt met die persoon in verbinding zetten waar jij van gesproken hebt? Het wordt nu de hoogste tijd. Walter heeft nog niets weer gehoord.
‘k Weet niet wat we nu toch beginnen moeten. Het nadert nu zoo snel, die andere brief heeft B. bij z’n laatste bezoek vergeten te overhandigen. Vraag altijd maar of hij geen brief heeft.
Dag schat, dag lieve, lieve Chawwa heel veel liefs en kussen
je liefh moeder.
[Briefkaart van Estella Cohen en Martha; poststempel 13.3.1943]
Lieve Bram, Even een paar woorden aan je schrijven. Met ons allemaal, kinder en kleinkinder gaat het uitstekend. Je moet van allemaal de hartelijke groeten hebben. Het is nu vrijdagmorgen 12 Febr. [bedoeld wordt Maart] Dinsdag sturen wij weer een pakje. Tante Eef stuurde voor dit doel een stukje kaas en sigaretten, en 2 sigaren aan ons. Die zul je wel ontvangen. Volgende week schrijf ik je weer, zoodat je steeds op de hoogte blijft. We zijn de geheele dag in gedachten bij jou. Dag jongen heel veel liefs van Vader, Mau, Martha, Marie, Elleke, Hansje, Eva’tje en je liefhebbende Moeder.
Lieve Bram
Je zult wel gedacht hebben waarom ik geen levensteken van mij laat horen. Ik heb het ontzettend druk. De huishouding groeit steeds. Een volgende keer meer. Kop op. Een zoen en poot van Martha en kinderen.
[Briefkaart van Eva, Barend en Zus aan Bob; poststempel 15.3.1943]
Lieve Bram,
In de hoop [dat] jij het naar omstandigheden goed maakt, zal ik je maar weer eens een paar woordjes schrijven. Je hebt intusschen reeds verscheidene malen bericht van je Moeder gehad hè?
Je weet dat B. sinds 5-10 volkomen bedrust moet houden met open T.B.C. Gelukkig gaat hij nu iets vooruit, dit is heel goed nieuws hè? Met mij gaat het gelukkig wel, laat je nog eens wat hooren vent?
‘k Stuur wat voor je naar je ouders, via die zul je het dus ontvangen.
Nu lieve jongen het beste en veel liefs van je E. en B.
‘k Was je adres kwijt
Veldman Raboes 5
Laren
[in de marge: bericht ontvangen]
Lieve Bram
Hartelijke groeten en sterkte Zus
[Estella Cohen, Vrouwgien Wijnberg en Herman Spits en Mozes Wijnberg aan Bob, van Nwe. Prinsengracht 51; door hem ontvangen op 24 maart 1943]
16 Maart 1943
Lieve Bram. Even weer een levensteeken. Bij ons is het g.z.d. alles goed. We zijn allemaal goed gezond. We hopen dat het met jou ook goed mag zijn lieve Bram.
Het vuile waschgoed hebben wij ontvangen, en hoopen dat de schoone wasch naar genoegen was. Als je deze brief ontvangt, heb je zeker de schoone wasch van 15 Mrt al in je bezit.
Hansje is een beetje ziek, maar is al weer aan de beterende hand, roode hond in lichte graad. Met de andere kinder is het allemaal gelukkig goed. Elleke gaat nog steeds niet graag naar school, en Eva’tje is een babie om op te vreten. Lena, Martha, tante Marie, tante Eva, oom Barend, Mau, en nog heel veel anderen laten je hartelijk groeten. Walter Suskind , moet je ook de hartelijke groeten van hebben.
Zus en Vader willen ook een paar woorden bij schrijven. ‘k Ben bezig een paar nieuwe zoolen onder sokken van jou te breien. Mijn gedachten aan, en met jou, weef ik er in. Dag jongen, heel veel liefs, en kussen van je altijd liefhebbende moeder, tot een volgende keer. Houd moed, en vertrouwen op God jongen!
Mijn gedachten zijn bij je een stevige hand van je moeder.
Lieve Bram.
Ik hoop [dat] je deze brief ontvangt, zoodat je dan meteen weet dat we goed gezond zijn, ook Marti. Wij zijn verhuisd en hebben nu een fijne woning. Ik was gister nog bij je vriendin Eefje . Haar man is ziek, maar ze hebben een heerlijke zonnige woning voor de patiënt. Je kunt er van verzekerd zijn dat onze gedachten steeds bij je zijn. Houd er de moed in. Maar dat weet ik zeker dat je dat doet. Nu jongen sterkte hoor. In gedachten een stevige poot van Fré en Herman.
Beste Bram.
Moeder heeft mij het nieuws voor de neus weggekaapt en weet ik heusch niet wat ik je moet berichten. De sigaren heb je zeker ontvangen en met plezier gerookt. Dit zijn nog ouden. Ik heb nog eenige en zal die voor jou bewaren. Ook heb ik nog een pakje rooktabak en zal zien of ik er een pijp bij kan krijgen. O nee gaat niet, want dit kan ik niet meer op de bon krijgen, anders zond ik je dit.
Ik wensch je het allerbeste en sterkte
Groetend Vader
[Estella Cohen, Mozes Wijnberg en Martha aan Bob; van Nwe. Prinsengracht 51; door hem ontvangen op 2 april 1943]
[Amsterdam, 26 maart 1943]
Lieve Bram, gelijk met deze brief hebben we een fotho van Vader en mij als anzichtkaart aan jou verstuurd. Hier ‘t huis, en bij al de anderen is het g.z.d. best. Vader en ik waren dinsdag voor één dag bij Barend en Eef. Eef is goed, en ziet er best uit. Barend is echter ziek, hij heeft het aan de longen, en moet nu steeds liggen. Hij ligt in de groote achterkamer, met de deuren wijd open. Een verpleegster komt hem elke morgen wasschen. Wij spraken Freetje daar ook. Je moet vooral de hartelijke groeten van haar en Eef en Barend hebben.
We hebben natuurlijk veel over jou gesproken. Ons aller hart is er vol van. Je bent bij ons allemaal geen oogenblik uit de gedachten jongen. Maar dat weet je ook wel zonder dat ik je dat schrijf hè? ‘k Hoop dat het goed met jou mag zijn, en niet teveel toegeeft aan sombere gedachten. Tracht er van te maken, wat te maken is. Dat probeer ik ook telkens weer. Behoud het geloof in het goede, dat zal je door véél heen helpen. ‘k Ben zoo blij dat wij je schoon waschgoed enz. kunnen verzorgen. Heb je wel een tandenborstel? Vader speelt zoo’n beetje voor huisknecht, en gevoelt zich goed. Ook is hij erg zorgzaam voor mij, z’n kinder en kleinkinder. Vooral de laatsten zijn een groote afleiding voor ons, en vooral voor Vader. Je weet hoe gek hij met kleine kinderen is. Eva’tje heeft nu natuurlijk weer z’n grootste liefde. Het is ook een schat hoor. Elleke wil nog steeds met Marti trouwen, en Hansje vloekt als een sjouwersman, je lacht je af en toe slap om hem.
Je moet ook de groeten hebben van tante Henderien , Oom Karel, Bob, Marie, Lena, Herman, hun jongens en tante Fie, en Fietje en Sal. Zij allen maken het uitstekend en zijn altijd vol belangstelling. Lieve, lieve Bram ‘k houd nu op, Martha wil nog bijschrijven. Dag jongen, twee handen van mij, je eigen liefh moeder.
mijn gedachten zijn steeds bij je.
Beste Bram.
Ik sluit mij geheel bij Moeder aan. Ik verveel mij wel eens hoor, maar heb dan een afleiding aan de kinderen en het verzorgen van de huishouding. Nieuws heeft Moeder je reeds geschreven, een hartelijke poot en een tot ziens
Vader.
Lieve Bram.
Zo, ik zal nu ook even een paar woorden bijschrijven. Zo je uit Moeders brief gelezen hebt, is alles hier nog in de beste welstand. We verlangen heel erg naar een brief van je. Het is zo fijn, dat we je nu kunnen schrijven. Elleke is een briefje voor je aan ‘t schrijven, en zal die de volgende post wel meekomen. Dat heeft nog heel wat voeten in de aarde voor zoiets bij haar klaar is. Hansje is gewoon een echo van haar. Hij doet haar alles na. ‘t Is een lollig joch. Hij is dol met Eva’tje. Dat is een fijne dikke mol. Ze heeft overal plooien en kuilen van dikte, ze staat al. Ze lijkt op d’r pappie en heeft de ogen van d’r Mammie. Een knap kindje is het. Nou jongen, houd je flink. Een poot en zoen van Mau, Martha + kinderen.
[Estella Cohen aan Mimi]
[Amsterdam, eind maart 1943]
Lieve Mimi
‘k Zal maar vast beginnen een brief te schrijven. Wanneer B. bij je komt weet ik niet. Misschien komt tante Geertje. O, wat waren we blij dat jullie er waren hè? Het was zoo leeg toen jullie beidjes weer weg waren. Hoe is het nu met onze kleine schat. Nu weten we tenminste waar we over praten, als we het over haar hebben.
Vrijdag kwamen hier 3 dames uit Scheveningen. Riek, de moeder van Floor, en nog een dame die woont in Scheveningen, haar man zit bij Bob in de cel. Ze hebben 6 kinder. Haar naam was ik direkt vergeten. Maar jij zal wel weten wie het is. Ze gaan elke week met zoo’n 10 dames naar Haaren pakjes brengen. En O Mimi wat jammer dat jij ze niet gesproken hebt. Zoo aardig, en zoo hartelijk spraken ze over Bram. Ze vonden het noodig z’n moeder eens op te zoeken. Die man die bij Bram in de cel zit, schreef z’n vrouw dat Bram zoo’n schat van een man was, en hij altijd alles voor hem zou willen doen.
Ze hebben hem ook van alles meegestuurd, zooals gebakken visch, appelen, eier, suiker, jam, boonen, met goed vet er in, wat een geweldige kameraadschap sprak uit die vrouwen. Ik had ze stuk voor stuk wel willen omhelzen. ‘k Heb ook de brieven gelezen die ze van hun mannen gekregen hebben. Floor en Brams celgenoot, vertrouwen alleen nog maar op God, en hebben bij die gedachte wat rust gevonden. Die celgenoot blijkt een geloovig man te zijn. Later schoot mij in de zin (toen ze al weg waren) wat jij mij van Riek verteld hebt. Zij had ook geen brief van haar man bij zich meen ik. Zeker weet ik het echter niet meer. De moeder van Floor lijkt een zeer flinke, en gevoelige moeder. Ze hebben 8 kinder. Ze hebben ons het geheele geval verteld. Ze zijn wel met wapens gepakt. 200 zijn er gepakt. Ze waren er ook alle drie vol van. We hebben Riek nog f 30 meegegeven, daar kan zij dan brood, appelen, eier, visch [van kopen], boonen hebben we meegegeven, en nog veel meer natuurlijk, te veel om op te noemen. Ze wil wekelijks hier komen, dan hoeft B. er niet heen, en hooren wij alles uit de eerste hand.
Wij hebben Dktr Theemers een prachtige taart gestuurd. Wat moet ik je meer schrijven. ‘k Hou maar eerst op, misschien schrijf ik er nog wel bij. ‘k Begin de dagen nu te tellen dat Bram z’n brief komen kan. O ja, nu zou ik het voornaamste haast vergeten. Ze heeft vuil waschgoed van Bram mee terug gekregen. Nu weten we tenminste zeker dat het laatste pakje doorgekomen is. Of hij één van onze brieven gekregen heeft, weten we nog niet. Lieve Mimi, ‘k heb zoo het idee dat we niets opgeschoten zijn, de laatste April komt elke dag nader. Zou je die verbinding maar weer aanknoopen? Die Rie zal toch niet zooveel doen, gezien haar verhouding, wel zal ze alles doen om Bram iets te brengen, maar of ze meer zal doen meen ik te moeten betwijfelen, hadden we toch maar kans hem er uit te krijgen. Er moet toch iets gedaan worden. Van Walther heb ik ook nog niets meer gehoord. ‘k verlang zoo naar [een] brief van hem, en aan de andere kant zou ik de dagen willen vasthouden.
Dag schat kusjes voor Chawwa van je liefh moeder.
groet de fam voor mij.
[Estella Cohen aan Mimi]
[Amsterdam, april 1943]
Lieve Mimi en Chawwa.
B. zal je alles wel vertellen. Dat is dus weer op niets uitgeloopen. ‘k Weet niet wat ik nu nog moet bedenken. Ofschoon ik wel geloof dat Rie haar best doet, en zal doen, verwacht ik er niet veel van. O, dat wij zelf niets kunnen doen, en alles van derden en vrienden moeten hebben. De dagen zijn nu geteld dat het voorkomt en dat wij onze arme lieveling niet kunnen steunen en helpen. Ik maak mij de geheele dag maar zooveel mogelijk bezigheid, lezen kan ik m’n gedachten niet bijhouden.
‘k Hou maar weer op lieverd geef B. cigarettenbonnen mee als je hebt Mimi. Rie gaat er nu 2x in de week naar toe, dinsdag met andere dames, vrijdags alleen, dan is ze vrijer. O, dat God toch geeft dat we hem behouden mogen. Vader en ik hebben ons laten photografeeren, woensdag komen ze klaar, dan sturen we hem ze. dag lieverds heel veel liefs, sterkte en kussen van je liefh Moeder en Vader.
Het valt mij juist te binnen, als jij eens een brief schrijft als tante Marie, dan kan ze in Amsterdam gepost worden. Hoe lijkt jou dat toe Mimi. Zijn cel is veranderd het is nu kamer 96 2e afdeeling
‘k Sluit hier een kaart in van Eef. Vader en ik gaan er vandaag voor één dag heen. Dan kunnen we eens [zien] hoe het met Barend is. ‘k Wou de reisvergunning ook niet later hebben, dan ben ik bang dat ik toch geen rust meer heb. Als je schrijft Mimi, mogen wij de brief zeker wel even lezen hè?
Deze brief had ik vanmorgen al geschreven, en vanavond kwam de reisvergunning. Mau heeft deze week nachtdienst, er worden ontzettend veel menschen weggehaald en doorgestuurd. ‘t Is wanhoopig
dag lieverd zoenen je moeder.
[Estella Cohen aan Mimi]
[Amsterdam, eind april 1943]
Lieve Mimi en Chawwa
We waren dinsdag bij Barend en Eva, we vonden Barend niet zoo goed. Hij is echt ziek, en komt niet van het bed af. Ze hebben er een specialist bij gehad. Die en hun huisdokter zijn het er nog niet over eens, of het buik t.b.c. is of niet. Hun huisdokter vond het wel ernstig. Verder moeten we afwachten. Zus was er ook. Ze is daar in de buurt, doch kan er niet blijven. Zus ziet er erg opgeblazen uit. Je weet wel als Zus iets hevigs beleeft, krijgt ze altijd zoo’n groot hoofd. Ze vond het ook zoo ontzettend van Bram. We kunnen over alles wat ze bezitten beschikken ook van Eef en Barend, als we het gebruiken kunnen voor Bram. Alles bijelkaar is [het] heel wat hoor! Toch ben ik bang dat we er niet voor in de gelegenheid komen.
Walther heeft niets kunnen bereiken. De broer van Mevr Mattel[?] ook niet. Alles wat je door anderen gedaan moet hebben, draait op niets uit hè? Rie was donderdag ook hier, die is gewaar geworden dat hij van cel verwisseld is, en de zaak aan de gang is. Voor woensdag moet volgens haar zeggen alles afgedaan zijn, maandag komt ze vertellen over zaterdag, gedurende het proces mogen ze niet schrijven, anders[?] konden we nu weer een brief te verwachten zijn. Ook mogen ze nu om de 14 dagen maar pakjes ontvangen. We hebben een photo van Vader en mij gestuurd. Je weet wel waar wij samen op staan. We hadden een nieuwe laten maken. Daar sta ik echter zoo afgetakeld en treurig op, dat ik ze niet afsturen wou, als hij die ziet, schrikt hij zich naar. Dat willen we hem maar besparen. Hij heeft al genoeg aan zichzelf. Ook hebben we hem weer geschreven. Of al die brieven overkomen weet ik niet. Heb jij hem nu al geschreven Mimi? Hij verlangt er toch zoo onzegbaar naar.
Deze havermout is van Eva.
Dag lieverds apart een knuffel voor Chawwa heel veel liefs en kussen je liefh moeder
als je hebt geef dan iets te rooken voor Bram mee.
da-ag
Z’n adres is nu zoolang het duurt,
kamer 96 2e afdeeling.
Fraukje vraagt of je de uitgehaalde wol stuurt dan kan zij er aan beginnen.
[Estella Cohen en Mozes Wijnberg aan Bob; van Nwe. Prinsengracht 51; door hem ontvangen op 21 april 1943]
[Amsterdam, 12 april 1943]
Lieve Bram! Je hebt nu ‘n goeie week geen brief gehad. Lieve jongen wij zijn gelukkig allemaal nog gezond. We hoopen dat het met jou ook zoo mag zijn. Met Barend gaat het niet veel vooruit. Ze zijn nu van plan een andere dokter te nemen. ‘k Hoop dat ze het maar gauw doen voor het te laat is. Het schoone waschgoed heb je weer ontvangen hè? ‘k Hoop dat alles goed in orde was, heb je de manchetknoopen ontvangen? ‘k Weet dat je dat soort het liefste hebt. We hebben bericht van de advokaat gehad dat je een volmacht geteekend hebt.
In m’n gedachten schrijf ik je wel iedere dag 3 keer, en dan maar telkens hetzelfde. Onze gedachten zijn steeds bij je. Onze kleinkinder, en kinder zijn g.z.d. allemaal springlevend. Maak je vooral geen zorgen om ons. De fam. vraagt allemaal zeer belangstellend naar jou, en moet je de groeten hebben van Lena en Herman, tante Fie, tante Eef, tante Marie, Martha, Mau, Zus en Herman, en nog veel meer, te veel om op te noemen. Oom Jacob en tante Marianne komen weer geregeld bij ons. Vader vond het beter in deze tijd. Ze waren onze hulp erg noodig toen heb ik mij er ook niet langer tegen verzet en nu ben ik er blij om. ‘k Geloof dat jij er ook zoo over denkt hè? De kleine kinder zijn erg lief, ze worden erg groot. Heb je het portret van Vader en mij ontvangen? Vader is op het oogenblik niet zoo erg prettig, en doe ik de groeten van hem. Vader zegt, Bram weet toch wel hoe ik het meen. Een volgende keer zal hij zoo God wil, meer bijschrijven. Lieve schat, blijf gezond en vol vertrouwen en moed. Als het voor ons weggelegd is, komt alles weer goed. We kunnen alleen hoopen en bidden. Dag m’n lieve, lieve jongen in gedachten leg ik mijn hoofd tegen je wang, en kus je innig, dag lieveling tot een volgende keer van je liefhebbende Vader en Moeder.
[dinsdag] 27 April 1943
Vinder, gelieve deze kaart te franceren en op te zenden daar ik zelf niet in de gelegenheid ben dit te doen, daar ik een politiek gevangene ben. Bij voorbaat mijn dank.
Mevr. v.As. Indien mogelijk doet U dit bericht toekomen aan mijn vrouw of anders aan mijn familie. Stuur mij zoo snel mogelijk bericht daar ik doodongerust ben. Bob
Liefste schat van mij. Wij zijn op transport naar de terechtzitting om ons oordeel te hooren. Veel hoop om het levend er af te brengen heb ik niet. Het ergste is dat ik niets meer van je gehoord heb en niet rechtstreeks met je heb kunnen corresponderen. Liefste meiske van me vergeef mij alles wat ik aan je misdaan heb. Je bent steeds in mijn gedachten en vind ik hierin ook mijn eenige troost. Hou moed m’n schat, misschien zien we elkaar nog terug.
Jouw Bob
[Briefkaart van Estella Cohen aan Bob; poststempel Assen 4.5.43, geadresseerd A. Wijnberg Gevangenlager Haaren (N.Br.) kamer 96 2e afdeeling; afz. E. Wijnberg Cohen Barak 55 Westerbork]
Mijn lieve Bram. Ik hoop dat je deze kaart mag ontvangen. Martha, de beide kinderen en ik, zitten in het doorgangslager Westerbork. Vader en Mau zijn nog in A’dam. Wanneer die komen weten wij niet, tot zoolang blijven wij hier. We ontmoeten hier allerlei bekenden uit het geheele land. Als je ons schrijven wilt, ook voor anderen bestemd, doe dat dan maar aan Suskind, met het verzoek het betreffende gedeelte over te schrijven, en voor doorzending te willen zorgen. Dit doen zij wel.
‘k Hoop dat je nog regelmatig pakjes van ons ontvangt. Voor wij weggegaan zijn, heb ik daarvoor mijn maatregelen getroffen. Als je wat te vragen hebt, wend je dan ook tot Suskind. Wij schikken ons hier wel, dus lieve schat maak je geen zorgen over ons.
‘k Hoop dat het met jou ook goed mag gaan, en hoop gauw wat van je te hooren. Wij houden de moed er maar in, toen wij weggingen was alles nog goed, dag mijn lieve schat, heel veel liefs en kusjes van je altijd liefh Moeder, Martha en kinder.
Op 27 april 1943 werd Bob samen met 20 anderen bij het tweede OD-proces ter dood veroordeeld. Er werd een gratieverzoek gedaan.
[Nol aan Mimi, eind april 1943]
Lieve Miem,
dit geschrevene is eigenlijk als P.S. bedoeld. Tante Els is zojuist (Maandagmiddag) hier geweest en heeft de vrede “geforceerd”. Vanavond komt ze deze brief halen.
Ik weet niet wat voor situatie er nu geschapen is, maar ik ben bang voor de gevolgen. De vrede is getekend, maar zoals ik al zei, “geforceerd”. Ik heb het echter terwille van Vader en Moeder gedaan, want die schenen er meer last van te hebben dan Daan en ik.
Ik verbied je echter niet, de brief te lezen. Je mag desnoods een raad geven. Zelfs nu kan hij nog van pas komen.
Verder bleek dat mijn grieven tegen tante Els ongegrond waren, en dat die van haar kant jegens mij ook niet bestonden. (Moeder had het geschreven.)
Ik ben echter verplicht om, behalve dit, ook nog wat vrolijkers te schrijven, omdat die bijgaande “verjaardagsbrief” niet bepaald opvrolijkend werken zal. Miem, weet jij wat Churchill gezegd heeft? (persoonlijk van Radio-Oranje en B.B.C. gehoord) Nu… “Er zullen in het Middellandse-Zeegebied en “ELDERS” hevige gevechten plaats hebben, voordat de herfstbladeren vallen” (“En dat is voor 1 October, want dan vallen bij ons al de herfstbladeren” zei Radio-Oranje erachter). Niet gek, hè?
O, weet je wat Radio-Oranje nog meer gezegd heeft van de week? Niks bijzonders hoor! Ze hebben n.l. nu pas bericht gekregen van dat proces van Bob! Hij vertelde dat het in het geheim geschiedde. “Er zijn heel veel hoge lui bij: Generaals van het Indische leger, officiers van het Nederlandse leger, jonkheren, baronnen, enz.” Je ziet, jouw Bobbetje gaat nu niet bepaald met “armoedzaaiers” om. Geen slecht milieu. Maar nu verder. R-O zei verder: “De generaals en officieren hebben in krijgsgevangenschap gezeten in Duitsland en zijn voor het verhoor naar Nederland getransporteerd en in concentratiekampen ondervraagd. Daarna zijn zij (tegelijk met de overige zich hier in Nederland bevindende gevangenen) naar Utrecht gevoerd. Op 24 April zijn zij ter dood veroordeeld. Wij weten echter niet, of het vonnis ondertussen voltrokken is.”
Je ziet het komt uit! Ze weten echter niet of het vonnis al voltrokken is! Nu Miem, dat kan ik ze wel vertellen: DAT VONNIS WORDT NOOIT VOLTROKKEN. Ze zitten in de knoop met dat geval, en het [duurt] nog wel een maand of 3, 4 voor ze ermee klaar zijn. Groetjes,
Nol.
[Bob aan Estella Cohen en Mimi]
Utrecht 8 Mei [1943] Gansstr. Celle Q [nr 838]
Beste allen.
Dit is de 2e brief die ik schrijf. Op het gratieverzoek is nog geen uitsluitsel gekregen. Wij zitten met 7 man in een ruime cel. Voeding goed doch niet voldoende. Brood mogen wij niet ontvangen, doch wel gekookte levensmiddelen, stuur zoo vaak mogelijk etenswaren. Stuur mij ook waschgoed. Doch liefst van mijzelf, daar dat andere te klein is. Hoe is het met jou Moeder. Reeds in 2 weken geen brief van je. Dit mis ik zeer. Schrijf mij eens uitvoerig over kleine Eva en stuur een recente foto van haar. Ik snap niet waarom ik dit niet reeds gehad heb. Ik vind het niet bepaald attent. Moeder schrijf mij nog zooveel als mogelijk is, ik kan een beetje steun nog best gebruiken, laat Vader mij ook nog eens schrijven. Van anderen stel ik er géén prijs meer op. Het vonnis zal wel binnen afzienbare tijd voltrokken worden. Tracht je er mee te verzoenen er is toch niets aan te doen. Doe allen de groeten en een kus voor jou Moeder
Bram
M’n liefste meiske. Nog steeds heb ik geen bericht van je ontvangen. De tijd begint voor mij te korten, en word ik steeds ongeduldiger. Vrouwtje van me als je wist hoe ik hunker naar een brief van je, en elke keer als de celdeur open gaat verwacht ik er een van je. Meiske van me als het eenigszins mogelijk is schrijf dan en stuur een recente foto van je, opdat [ik] voor dat ik dood ga je nog eens kan zien. Eenendeels had ik wel gewild dat ik weer einzelhaft had gekregen, zoodat ik in gedachten me volkomen met jou kan bezighouden. Je zult begrijpen dat dit nu met 7 personen niet goed mogelijk is, zelfs niet ‘s avonds op bed. Enfin. M’n liefste meiske, zoo graag had ik jou en het kind nog eens gezien, doch als ik een brief van je ontvang is er al weer veel voor mij goed gemaakt, of kùn je niet schrijven.
Weet je meiske van me ik word zoo langzamerhand stapelgek met die onzekerheid. Je kunt me nog veel helpen m’n liefste. Maak het mij niet al te moeilijk in m’n laatste levensdagen. Waar ik me ook bezorgd over maak is, dat je niet voldoende op je zelf zult passen. M’n meiske zorg ervoor dat je gezond blijft. Tracht te aanvaarden datgene wat komen moet, en blijf flink en dapper. Ik weet dat het voor jou m’n schat moeilijker is als voor mij en voel me ook in dit opzicht schuldig tegenover jou. M’n liefste veel heb ik aan je te danken, en dit moet ik er tegenover stellen.
O m’n meiske, kon ik je maar een beetje troosten, ‘s avonds als ik slapen ga kruip ik in gedachten bij je en kus en knuffel je. Vaak droom ik van je en samen zijn wij dan weer thuis. Dan is m’n heele dag weer goed Mimpsie. En de dagen rijen zich aaneen en het is steeds wéér langer geleden dat ik afscheid van je nam. Ik kan het me haast niet voorstellen dat het alweer zoo lang geleden is. Heb je mijn bloem ontvangen. Als het mogelijk is pluk ik Vrijdags een bloem voor jouw portret. M’n liefste meer ruimte is er niet. Tracht er van te maken wat er van te maken is. Dag meiske van me. Ik verlang zoo ontzettend naar je m’n lieveling. Dag schattekind. Jouw Bob.
[Elsje aan Mimi]
[Dordrecht, begin mei 1943]
Lieve Aartje
Hedenmorgen ontving ik dit bericht, en stuur je het hierbij, graag had ik je dit willen brengen maar kan onmogelijk weg. Ik hoop dat alles nog zoo gunstig mogelijk mag afloopen ik denk wel dat ik nu spoedig wat van Rie zal hooren, wat ik je ook weer gauw zal laten weten, van al onze correspondentie zou daar niets van terecht gekomen zijn? Maar ik zal zien wat ik nog bereiken kan, jij niet schrijven hoor en vooral niet de moed laten zakken want waar leven is, is nog hoop en hij is erg vindingrijk dat merk je nu weer, de enveloppe zal ik bewaren, het poststempel is niet van de plaats waar hij logeert maar kan er niet goed uit wijs daar er overheen gedrukt is en sommige letters er tusschen uit zijn. Nu meisje ontvang de hartelijke groeten en stevigen handdruk van Corrie en mij
Elsje
Hierbij een brief van Broer die gisteren gebracht is.
[Nol aan Mimi, begin mei 1943]
Lieverd!
“Als de nood het hoogst is, is de redding het meest nabij!”
Een waarheid als een koe!
Dat is weer eens bewezen. Waarmee?
Lees het volgende! Ik schrijf het je, omdat het je weer kracht en moed geeft, zoals het dat mij ook geeft, maar het is nog niet alles, denk daaraan, het is een lichtpunt in de duisternis, één zonnestraal tussen donkere wolken… die bezig zijn over te trekken, zonder dat de bui valt.
Miem, “HET” is uitgesteld, omdat er verzoek om gratie is ingediend.
De zaak komt opnieuw voor, terwijl twee van de beste advocaten er voor zijn gespannen om te pleiten… en… van hogerhand is het bevel afgekomen, dat veroordelingen, waar Bob (en anderen) tot veroordeeld waren, voorlopig stopgezet moesten worden, (de uitvoering ervan dan).
Zoals je ziet, Miem, hoopvol nieuws, maar, ‘t is nog geen vrijspraak, realiseer je dat ten volle Miem!!
Ik schrijf dat niet om een domper te zetten op je tijdelijke opluchting, maar ‘t is zo. Denk niet, dat ik pessimistisch ben, integendeel, ik ben optimistischer dan ooit, ik ben er zelfs van overtuigd dat wij elkaar over twee maandjes weer zien, maar dergelijke dingen liggen niet in de handen van ons mensen, die beslissingen komen van boven. Maar… eerlijk is eerlijk, we hebben reden om optimistisch te zijn. Maar… genoeg erover! Je weet wat Kruger zei: Alles zal reg kom! Ik kan niet bij je komen. ‘t Is beter van niet. Ik schrijf je nog wel uitvoeriger.
De verrassinkjes voor jou en tante Geertje zijn klaar en goed geslaagd.
Als tante Els komt, brengt ze ze mee en …
tot de volgende brief.
Een stevige pakkerd van
je broertje Nol
[Elsje aan Mimi]
[Dordrecht, mei 1943]
Lieve allemaal
Inderdaad had ik nog niet geschreven en ik zal je zeggen waarom. Ik had eerst de Zondag nog afgewacht want meestal komen dan de afgezanten naar me toe, ook heb ik aan de mogelijkheid gedacht dat ik misschien na Maandag van Rie een briefje zou kunnen krijgen, nu lief meisje ik zit net zoo in onrust als jij en ik ben dan ook van plan als ik deze week niets ervan gehoord heb er volgende week persoonlijk op uit te trekken, want we moeten toch weten hoe of wat, Woensdag of Donderdag denk ik, zoodra ik het weet horen jullie het direct, hoe zal je wel zien.
Zeg Aartje, hoe vind je die broer van je wat een lieverd, ik heb hem voor deze maand toestemming gegeven, en nu hoop ik maar dat je ook een beetje waarheid ziet in de woorden die hij schrijft want ik denk er net eender over als hij, onbewust het is van hem wel op andere grond, maar toch steekt er waarheid in, ik vind het een fijne knul ik zou zijn hoofd wel tusschen mijn handen willen nemen, om zoo mijn dank te toonen voor alles wat hij tegen je zegt. De film heb ik weggebracht en eind van de week is hij klaar, ook heb ik een nieuwe film gekocht maar dat is een papieren, maar moet ook goed wezen. De bonnen heb ik ontvangen en mijn hartelijke dank ervoor, de koffiebonnen breng ik wel mee, dus drinken jelui maar raak het zijn er 7.
Zeg Tante Geertje wilt U mij persoonlijk eens een brief schrijven en daarin zetten dat ze vertrokken is en het nog beter getroffen heeft als dat ze het had (hoewel dat natuurlijk niet bestaat), maar dat U nu zich ook met mij voor afgedaan houdt en mij niet meer wenscht te ontvangen. De boodschap die ik overgebracht heb viel nu niet direct in goede aarde, maar ik hoop U spoedig er meer van te vertellen, ik voor mij geloof dat er weer een nieuwe roman voor me aanbreekt, maar we zullen hem maar moedig het hoofd bieden en niets overijld doen. Nu zal ik eindigen en ontvang van mij allen de hartelijke groeten en een stevige kus voor Aartje en hummeltje
Tante Elsje
Wat er nu weer broeit heeft niets met jelui te maken hoor.
[Bob aan Mimi via Alie; clandestien, potlood geschreven, dubbelzijdig en met tandpastasporen]
2 Juni [1943]
Beste Alie.
Dit briefje is bestemd voor Mimi. Wil je zoo goed zijn dit aan haar op te sturen. Bij voorbaat mijn dank. Bob.
M’n liefste schattemeiske. Eindelijk zal ik het dan nog eens beleven een brief van je te ontvangen. Ik had reeds alle hoop opgegeven. Besef je eigenlijk wel Mimi in welke positie ik hier erkeer en elke dag doodgeschoten kan worden. Je weet toch dat ik ter dood ben veroordeeld. Ik had werkelijk verwacht dat ik tenminste van jou troost en steun zou ontvangen. O m’n liefste als je wist hoe ik elke dag weer opnieuw naar een brief van je heb verlangd. Ik snap niet hoe je het over je hart hebt kunnen verkrijgen om mij niet te schrijven. Indien je niet wilde of kon onder je eigen naam had je dit toch onder een andere naam kunnen doen. De eene maal dat ik een brief van je ontving had ik net zoo lief niet gehad. Ik zit nu reeds 10 mnd gevangen met vrijwel de zekerheid van doodgeschoten te worden, en heb in al m’n ellende en sores geen enkel persoonlijk woord van je gehad.
Heb je dan nooit een brief van mij gelezen.
Op 17 Oct. heb ik aan v. As een brief gestuurd. Deze stuurde hem echter aan mij terug. Hoe heb je het toch over je hart kùnnen krijgen om mij niet te schrijven. Ik heb steeds getracht en geriskeerd om met je in verbinding te komen de courantomslagen. Waarom toen niet geschreven. O meiske ik dacht dat ik soms stapelgek werd. Het lijkt wel of je er geen interesse bij hebt, en of je nu omdat je er toe gedwóngen bent, me dan in Godsnaam maar zult schrijven. Liefste als je wist hoe ik naar je verlang dan zou je mij elken dag opnieuw schrijven. Bij de censuur weten ze immers niet dat je ondergedoken bent. Ook weten ze niet wie Mimi is. Ik geloof dat jullie je allemaal door overdreven angst laten beïnvloeden. Meiske schrijf me toch nog zoo veel mogelijk ook over de post. Doe je het m’n schat. Dit is het laatste misschien wat ik je vraag.
Schrijf mij alles vanaf mijn arrestatie ook over het kind. Is er geen mogelijkheid dat tante Toos mij komt bezoeken met het kind. Heb je dat niet al eens overdacht. Lieveling het klinkt alles een beetje verwijtend maar ik heb ook al die tijd in een hel geleefd. Ik kon nergens meer een touw aan vastknopen. Ik kreeg niet m’n eigen waschgoed b.v. een overhemd dat me niet paste, en heb nu ook niets om aan te doen, zelfs geen ondergoed! Enkel van de bajes. Er was toch voldoende bij v.Donk. Wel zag ik haar broer loopen met spullen van mij aan, terwijl ik zelf niet kreeg. Zoo ging het ook met cigaretten. Enfin m’n liefste schrijf mij uitvoerig over jou en het kind en stuur me een goede recente photo.
De laatste die ik van je kreeg schrik ik me rot van en ik heb er een paar ellendige dagen en nachten van gehad. Aan A.Putto Tomatenstr. Den Haag heb ik een paar dingen voor jou gegeven voor het geval ik je niet meer zie. Het huisnummer weet tante Toos wel. Schattemeiske ik verlang ontzettend naar morgen dat ik dan bericht van je krijg. Zooals je weet heb ik dit aan Alie te danken. Indien je haar ergens mee helpen kunt (Geld, ondergoed enz.) doe dit dan zooveel mogelijk. Ik heb haar geschreven dat ze hiervoor onze spullen kan verkopen, ook die bij v.As zijn. Ik zou graag wat sigaren daar vandaan hebben.
Ik heb van Eva bericht gekregen dat ze van de fa[milie] van Westerbork op transport zijn gesteld met onbekend doel. Ook dat er nog bij! Als ik morgen een brief van je krijg, kun je Dinsdag nog antwoord van me hebben. Ik hoop een heele lange brief van je te krijgen m’n schat. Je hoeft mij geen antwoordpapier te sturen, en kun je dus alles voor jezelf gebruiken. Lieveling verwen mij een beetje met je brieven ik verlang er zoo ontzettend naar. Indien tante Toos op bezoek komt zal ik probeeren haar een brief voor jou te geven. Schrijf mij ook eens hoe je met het geld zit. Als jij tekort komt verkoop dan iets. Ik hoorde ook dat Joop van Donk dood is. Verschrikkelijk hè? Ik heb naar v. Donk een brief geschreven maar die zal wel niet terecht komen. Enfin dan zal ik hem wel terug ontvangen.
Weet je ook hoe het met de Beekmans is afgelopen. Is er bij v.Donk ook huiszoeking geweest. Ik zal je even in het kort de loop van alles mededelen. 24 Juli in Ede door verraad gearresteerd. ‘s Avonds naar Scheveningen getransporteerd. Een week later naar Haaren. 4 1/2 mnd einzelhaft. 24 Aug. een ontvluchtingspoging. 2 tralies uitgebroken ‘t laken in drie gescheurd en het matrasdek. Dat samengeknoopt en van twee hoog laten zakken. Onmiddellijk ontdekt en werd er prompt geschoten. Niet geraakt. Straf: 3 weken dag en nacht in de boeien met beenketting en ‘s nachts geboeid en met de ketting aan bed vastgemaakt. Het was niet leuk maar ik heb aan m’n sachbearbeiter aangeboden om het nog 3 weken vol te houden indien ik een brief naar jou mocht schrijven.
O m’n liefste dag en nacht hield ik me bezig met jou, en steeds hoorde ik maar niets van je. Kun je begrijpen wat het voor mij was al die tijd. Toen ik in gemeenschap kwam te zitten werd het haast nog erger. Iedereen ontving brieven van vrouw behalve ik. Ik heb verschillende keeren clandestien bericht gestuurd en niets van gehoord. ‘t Laatste op het transport hierheen naar v.As. Van v.As krijg ik ook zoo’n rare indruk. Hoe zit het daarmee. De menschen zijn over het algemeen veel te bang. M’n lieveling ik hou op en ga straks slapen met het gevoel als of ik morgen een lot uit de loterij trek. Dag schattekind van me. In gedachten neem ik je gezicht tusschen mijn handen en kus je. Geef ook onze kleine hummel een kusje van mij. Dag schat
jouw Bob
[Elsje aan Mimi]
[Dordrecht, mei? 1943]
Lieve Aartje hierbij een brief die ik in A opgepikt heb.
Wil je zoo gauw mogelijk een brief aan je man schrijven, met de volgende inhoud, dat je trachten zal zijn verzoek om gratie, door het door te geven dat hij eens het leven van een Duitsch Parachutist, op de weg waar hij woonde, jij naam er bij zetten, gered heeft die zwaar gewond was, en waar hij uit dankbaarheid, die zilveren ring met blauwe steen van gekregen heeft, die [hij] doordat hij hem te klein was aan zijn moeder gegeven heeft, en dan onderaan zoowat zetten dat je adres verandert doordat je morgen verhuist, want anders stuurt hij misschien een brief naar dit adres, en zeg hem dat degene waar hij vertrouwen op stelde het nog steeds waard is, begrijp je waarom?
Schrijf gewoon als zijn vrouw en stort je hart uit ik zal hem niet lezen, wat je niet en wel mag schrijven weet je ook wel, dit is alles wat we nog kunnen doen dus laten we het doen, verder zal ik overal voor zorgen, laat hem zo gauw mogelijk aan mij doorzenden. Er is absoluut geen gevaar bij doe maar wat ik zeg!
Nu lief Aartje een kus voor hummel en de hartelijke groeten aan de fam je Elsje
Wat je broer betreft misschien duurt het nog even omdat die andere patiënt ook nog niet weg kan.
houd moed
[Bob aan mevrouw Hertly, clandestien, doorzichtig briefje, omstreeks 5 juni?]
Beste Tante Toos. Ik wil U eerst even bedanken voor de goede zorgen welke U voor mij hebt. Ik vind het werkelijk geweldig. Daar ik niet wist dat ik deze week wéér een pakje zou ontvangen, heb ik mijn waschgoed aan Alie meegegeven. Zal ik het voortaan voor U bewaren? Ik weet niet of Wim het U al geschreven heeft. De kwestie is deze dat ± 10 dg. geleden kreeg hij last van zijn blaas. Na eenige dagen is hij toen naar de ziekenzaal verhuisd, waar de dokter blaasontsteking constateerde. Zijn toestand is gunstig en vrij van koorts. Ik heb dit speciaal geschreven dat U rekening kunt houden met de paketten aan hem, dus b.v. geen scherpe dingen en zuur e.d. Voor nadere inlichtingen kunt U zich wenden aan Alie. Beste tante Toos maak je niet ongerust, zoodra er iets is, laten wij het weten.
Nogmaals bedankt voor de paketten speciaal de lever (schandalige verwennerij) en visch en erwten, enfin het heele pakket was mieters. De groeten van de anderen en speciaal van Bob.
Ook nog bedankt voor het bericht van Mimi en voor het geld. Ik geneer mij rot om het aan te nemen. Enfin als ik terug kom, spreken wij elkaar wel.
Bob.
[Els van As en Mimi aan Bob, cel 65 II, ongedateerd]
Geachte Mijnheer Wijnberg
Uw brief ontvangen en aan uw verlangens heb ik voldaan door uw brief aan de fam afgegeven, zoodat er wel voor het een en ander gezorgd zal worden, ook ik zal aan uw verzoek voldoen en als er geen bezwaar tegen is, elke week of om de ander een pakje klaar maken.
Er is me gevraagd hoe of het met uw waschgoed gaat, mag dit gehaald worden en kan er dan tegelijkertijd een pakje afgegeven worden? Schrijf me dat eens, zooals ik u al eerder geschreven heb uw vrouw weet ik niet waar ze is, zoodat ik die niet bereiken kan. Met Tante Marie en de kleine Eva gaat het best het wordt een fijne meid, we spreken elkaar nogal eens, en vanmiddag is het juist weer de dag dat ze me op komt zoeken en zal ik vragen of ze je ook een lettertje schrijven wil, ze heeft het altijd over je, dus zal ze het wel leuk vinden iets van zich te laten horen dus eindig ik met de hartelijke groeten en ik hoop dat het U goed gaat
Mevr. E. v. As.
pakje volgt
[Mimi aan Bob, onder pseudoniem Marie]
Beste Jongen,
Elsje heeft gevraagd of ik ook enkele woorden wou schrijven, wat ik heel graag doe.
Met ons gaat het gelukkig goed. Zooals je misschien weet, werkt mijn man al eenige tijd in Duitschland hij maakt het ook best en stuurt geregeld geld zoodat het kind en ik er best van kunnen komen.
Ons kleine meisje ziet er fijn uit en groeit goed, het is een buitengewoon lief kindje. Ze heeft al een tandje en het is alleen maar jammer dat haar Vader haar nu niet ziet. Maar als z’n jaar om is, mag hij met verlof komen en dan zullen wij het weer goed hebben met z’n drieën.
Van jouw vrouw hebben we niets meer gehoord en er wordt al gezegd dat zij misschien naar het buitenland is, maar of dat zoo is, weet ik niet.
Ik zou je ook aanraden niet aan je ouders te schrijven, dat kan je Moeder niet verdragen. Als je behoefte voelt om te schrijven, schrijf dan aan Elsje. Ik heb de brief die voor je vrouw bestemd was gelezen (dat vind je toch wel goed?)
Je behoeft je niets te verwijten. Voor zoover ik jullie ken, ben jij een buitengewoon goede man voor haar geweest hoor, dus daar behoef je je geen zorg voor te maken, en wat flinkheid betreft, je weet wel dat je vrouw in moeilijke tijden een steun voor je kan zijn. Dus beste jongen geen muizenissen hoor. Houdt moed en sterkte. Als er iets is, dat ik kan en mag doen, dan met liefde dat weet je wel.
Hartelijke groeten van
Marie en kleine Eva.
Het pakje sigaretten heb je van mij.
[Mimi aan Bob, gedateerd 24 Mei ’43, ontvangen 6 Juni en gericht aan A. Wijnberg Zelle QN 838; afzender is J. Arnoldussen Oranjeboomstraat 320 Rotterdam]
Mijn eigen Lieveling.
Zooals je wel zult begrijpen heb ik al eerder getracht je te bereiken. Ik hoop dat dit nu gelukken zal. Ach liefste te weten dat jij zoo’n verdriet hebt om mij en je niet te kunnen troosten, dat doet me toch zoo’n pijn.
Jongen, ik zal je verzoek om gratie steunen en ik zal doorgeven dat jij in het begin van de oorlog die Duitsche Parachutist op de Vlietweg het leven hebt gered. Die zilveren ring met blauwe steen die hij je uit dankbaarheid heeft gegeven zal ik van je Moeder terugvragen als bewijsstuk. Mijn eigen lieveling, ik zal je helpen wat ik kan.
Denk er aan schatlief dat degenen waar je vertrouwen in stelde, je vertrouwen nog steeds ten volle waard zijn. Dat zal je toch ook troosten niet? Ons kleine meiske wordt zoo lief. Ze begint gelukkig erg veel op jou te lijken. Ik zal een foto insluiten en ik hoop dat ze ons deze kleine troost niet zullen weigeren.
Bobbie misschien is er nog een redding mogelijk, tenslotte heb jij toch ook een Duitsch leven niet alleen gespaard, maar zelfs zwaargewond gered. Maar mocht jouw leven niet gespaard blijven, dan beloof ik je m’n arme jongen dat ik zoo flink zal zijn, als je maar van me verwachten kan en ons kindje zal ik goed verzorgen. De versterkende middelen neem ik steeds in, dus je ziet dat ik niet bij de pakken ga neerzitten.
Liefste ik ben maar blij dat je met meerdere tezamen bent, dan pieker je niet zoo. O kon ik die angst om ons maar van je afnemen en kon ik je nog maar één keer in m’n armen houden. Je lieve hoofd streelen en kussen. Jonkie van me, je moet toch begrijpen dat ik er niets aan kan doen, dat je zoo in onzekerheid bent en ook zou ik je dat zelfverwijt willen afnemen. M’n liefste tegen ons noodlot kunnen we niet vechten.
Elke avond slaap ik in je armen in, nog geen avond heb ik overgeslagen, je goedennacht kussen. Maar dromen zooals jij kan ik niet. Weet je wel dat je altijd hardop droomde. Wat is het lang geleden dat we elkaar zagen. Het hart doet me pijn als ik eraan denk, hoe gelukkig wij waren. Maar misschien m’n eigen liefste komt ons geluk terug.
Hou moed mijn eigen man. Ik zal flink zijn hoor, dat beloof ik je.
Hoe ik naar je verlang behoef ik nauwelijks te schrijven. Weet je nog hoe ik niet eens een weekje met vacantie kon zonder jou en nu zoo lang al en toch leef je door. M’n schattejongen ik zou alles geven als ik jou weer terug kreeg. In gedachten neem ik je lieve gezicht in m’n handen, en ik kus je oogen en mond zoo innig m’n schat, ik wou dat ik je weer eens in slaap mocht kussen. Ons meiske kan ook al een kusje geven, dan hapt ze in je wang. M’n lieveling ik eindig nu, nogmaals gekust, ik kruip heelemaal in je jasje. Dag Mopsie van me. Nog gauw een innige pakkerd van je eigen vrouwtje en je kleine meiske.
Morgen ga ik verhuizen, zoodat m’n adres nu veranderd is. Ik zal je dat nog meedelen. Dag Jongen.
[Briefkaart van Bob aan mevr. van As Vlietweg 27 Dordrecht; poststempel 7.6.1943]
7 Juni
Geachte Mevr. v. As.
Brief van Mimi ontvangen. Laat zij mij zoo snel mogelijk alles schrijven wat ik dien te weten, daar ik anders niet voldoende ben ingelicht. Graag wil ik ook meer post en foto’s van haar ontvangen. Indien Alie iets nodig heeft te verkopen kunt U dit aan haar geven. Graag wil ik ook sigaren en ondergoed enz. hebben. Indien het mogelijk is stuurt U Mimi uit mijn naam een bos bloemen.
Met mij is alles goed en hou voorlopig de moed er in.
Stuurt U s.v.p. wat ondergoed, daar ik totaal zonder zit en moet alles van anderen leenen. Ook s.v.p. overhemden.
Bij voorbaat mijn dank.
Bob
Mimpsie Je brief ontvangen. Eindelijk! De foto is prima. Stuur mij zooveel mogelijk brieven en foto’s. Dit was zeker een foto van ± Maart.
Meiske ik was zoo blij als een kind met die brief van je. Laat zoo snel mogelijk weer iets van je hooren.
Ik maak het goed. Lieveling hou moed en blijf sterk.
Geef onze kleine hummel een kus van me. De overige zijn voor jou.
Bob
[Bob aan Mimi, clandestien met tandpastasporen]
11 Juni
Wil dit briefje aan Mimi geven s.v.p.
Meiske van [me] Ik heb je brief ontvangen. Je weet niet hoe gelukkig je mij daar mee gemaakt hebt. Eindelijk na 10 mnd. rechtstreeks bericht van je. Lieveling kun je mij nu regelmatig schrijven. Bespreek het eens, dit zijn misschien de laatste brieven die ik van je ontvangen kan, en risico is er zoo toch niet bij. Schrijf mij zoo snel mogelijk over die kwestie van die ring v.d. Duitse soldaat want hier weet ik niets van, en dit zou eventueel een vreemde indruk maken. Dus stuur mij zoo snel mogelijk clandestien bericht. Ik heb ook naar Mevr. v.As geschreven. Ik heb het maar aan 1 man hier in de cel verteld n.l. aan die waardoor ik contact met buiten heb.
Meiske ik vind het heerlijk te weten dat jij goed opgeborgen zit, en zal ik ook niet trachten mijn dank voor de gastvrijheid tot uiting te brengen, maar 1 x een brief in de 10 mnd. is wel heel weinig. Eenendeels betreur ik het met meerderen samen te zitten, daar ik nu veel minder gelegenheid heb me met jou en het kind bezig te houden, speciaal reeds met het oog op wat mij te wachten staat. Weet je ik ben zoo bang dat we elkaar geestelijk verliezen nu we heelemaal niet meer met elkaar in contact staan. Meiske ik heb nog zooveel met jou en met mijzelf in het reine te brengen.
Tegenwoordig mag ik ‘s middags rusten voor mijn rug (spit?) en heb dan gelegenheid om me met jou bezig te houden. In het begin van mijn gevangenschap was dat veel sterker dan nu, want we hebben zoo totaal verschillende aanknopingspunten, vooral door gebrek aan contact. Kun je begrijpen meiske wat dit gemis bij al het andere voor mij betekent. Had ik b.v. eerder contact met je gehad dan had ik zelf met die kwestie van de parachutist op de proppen kunnen komen, wat waarschijnlijk wel verschil uitgemaakt zou hebben, dit had gekund indien van As mijn adres hetwelk haar bekend was had doorgegeven. Enfin het is nu eenmaal zoo.
M’n schat zou het niet mogelijk zijn dat tante Toos mij met het kind komt bezoeken. Volgende keer stuur ik je een langere brief, deze is in haast.
Dag schat van mij. Ik kus je overal op je gezicht en mond. Geef ons kleine meiske een kusje van mij.
Jouw Bob.
[Bob aan mevr. W. Hertly, Edisonstraat 91 Den Haag]
Utrecht 19 Juni ’43
Beste tante Toos. Wilt U zoo goed zijn deze brief aan Mimi te geven, daar ik niet weet op welk adres ik haar kan bereiken. Bij voorbaat mijn dank. Bob.
[Bob aan Mimi]
M’n liefste schattemeiske. Je brief en foto heb ik ontvangen. Ik was er ontzettend blij mee. M’n liefste kun je mij niet een beetje vaker schrijven? Ik moet nu zoo lang er op teren, ‘k ben hier wel zoo langzamerhand op getraind, maar op den duur valt het toch niet mee m’n meiske. Je schreef dat ons kleine meiske op mij begint te lijken. Is dat niet een klein beetje inbeelding van je? Op de foto kon ik er niets van ontdekken. Doch dit was al een foto van een paar mnd. oud hè? Ze ziet er goed volgevreten uit. Jij hebt er wel eens een beetje beter uitgezien. Denk er om Mimpsie als ik terug kom wil ik een gezonde vrouw vinden. Ik heb zeer sterk de overtuiging over niet al te lange tijd weer bij je terug te zijn. Laat ons kleine meiske maar goed mijn foto zien, anders is het zoo ongezellig als ik terugkom en het kind kent mij niet.
Tante Toos schreef dat ze al probeerde te lopen.
Ik meende uit je brief te moeten opmaken, dat je een beetje het hoofd laat hangen. Je schreef o.a. dat er tegen ons noodlot niet te vechten is. M’n meiske zet alle sombere gedachten uit je hoofd. Er is niet de minste reden toe. Ik lééf immers nog. Nee m’n meiske ik kóm terug bij je. Het is misschien mogelijk dat ik je dan van pure vreugde dood druk maar dat is vers 2.
Mochten ze me toch kapot maken dan weet je waarvoor het is. Zoo is het toch in elk geval beter dan aan het Oostfront te sneuvelen als Nederlander, niet? Hoe zit het met het geld? Kun je nog verder? Je schreef mij er niets over. Indien je wéér eens schrijft vertel hier dan ook eens van. Als deze zoo lang uitblijft als de vorige dan kom ik hem wel hàlen. Heusch m’n meiske alles komt terecht kop op en tanden op elkaar. We laten ons er niet onder krijgen, zelfs niet door een doodvonnis. Dat ik niet alleen zit heeft z’n voordelen doch óók z’n nadelen. Ik kan er n.l. uitstekend tegen om alleen te zijn, kan dan n.l. m’n gedachten meer op jullie concentreren. Dit was niet altijd “piekeren” zoo als jij dacht. Ik had n.l. genoeg prettige dingen om aan te denken. M’n liefste het papier is op. Wees gerust m’n schat het komt in orde. Ik knuffel en kus je ook onze kleine hummel.
Jouw Bob.
[Elsje aan Mimi]
[Dordrecht,] 23 Juni [1943]
Lieve Aartje
Je briefje ontvangen, nu er is niets om je ongerust over te maken hoor, wel is het ook hier erg strubbelig en daardoor hebben we nog geen besluit genomen, ik denk ook wel niet dat het doorgaat, want ik geloof dat ze er zelf ook een beetje tegenop ziet.
Ik heb hier nog een briefje van je maar dat heb ik van de week gekregen en zal het er bij insluiten, als ik jou was zou ik nog weer spoedig schrijven want hij zit te springen om brieven. We zullen wel weer voor doorzending zorgen, alles gaat tot heden toe goed ze denken dat het wel een 3 maanden kan duren eer het proces afgeloopen is, het is wel aan de gang, ik ben van de week nog bij Tante Toosje geweest en zal wel alles vertellen wat ik weet als ik kom, en dat is 6 Juli. Ik hoop dat de pijn in de rug niets te beteekenen heeft en je weer spoedig beter bent.
Verder zal ik nu eindigen en denk altijd maar geen tijding is goede tijding, wat fijn dat Oom Klaas zoo goed vooruit gaat.
We zijn allen hier gelukkig goed gezond, en dat is al heel wat.
Aartje als je soms nog melkbonnen over hebt bewaar ze dan voor me, ik kan ze goed gebruiken hoor!
Ontvang nu van ons allen de hartelijke groeten en een kus voor hummeltje
Corrie en Elsje
Over die ring heb ik al doorgegeven. Tracht er ook nog iets over te schrijven dat het duidelijk wordt.
[Mimi aan Bob, brief geschreven tussen 24 mei en 12 juni 1943, door Bob ontvangen op 30 juni]
2e brief
Mijn eigen lieveling,
Je kunt je wel voorstellen, hoe het mij te moede was, toen juist op het moment dat ik het ergste bericht verwachtte, ik hoorde dat alles was uitgesteld en opnieuw onderzocht zou worden. O liefste van me, nu heb ik weer alle hoop. In gedachten was ik al zoo dikwijls alleen met het kind en dan is de toekomst zoo zwaar Mopsie.
Schatlief, ik begrijp hoe het jou te moede moet zijn, steeds niets van mij te hooren en ik hoop dat mijn brieven je nu eindelijk bereiken. Het is zoo ellendig te denken dat ik maar in ‘t wilde weg schrijf en dat jij mijn gedachten niet bereiken kunt.
Lieveling zooals je wel begrijpen zult doen we alles wat in ons vermogen ligt om je te helpen. Zul je daarop vertrouwen? Je hebt toch niet gedacht, dat ik je een seconde in de steek zou laten?
Liefste je moet erop vertrouwen dat zooals we het nu doen het het beste is, zoowel voor jou, als voor mij.
Terwijl jij gevangen zat, zijn er dingen veranderd mijn jongen, die jij dus niet kunt weten, dat gaat nu eenmaal zoo, en ik voel en weet dat jij alles nog bij ‘t oude denkt. Mijn lieve vriendin die mij in alles terzij staat, laat ook jou groeten. Het is voor haar heel verdrietig dat ze zoo verkeerd begrepen wordt en ze is zoo flink. Ze is één van de weinigen die onveranderd blijven.
Mopsie ons kleine meiske wordt a.s. maand 1 jaar. Het zal voor ons beiden een moeilijke dag zijn, maar voor jou mijn arme lieveling het ergste. Je kent je kleine schat immers niet meer? Heb jij mijn foto’tje ontvangen? Het kind krijgt het wezen van jou.
Ze is vlug van begrip en doet al een heeleboel dingen na. Ook verstaat ze al veel woorden en zinnetjes. Spreken doet ze niet, alleen ta-ta, dah en O-ta, resp. papa, dag en opa. Bij dag zwaait ze met haar handje. Verder kan ze als een jongen fluiten en blazen en in haar handjes klappen enfin al die leuke kleine dingen. Ze loopt al aardig maar nog niet los. Ze is stevig en dik. Ik noem haar wel vetkloddertje en ze is zoo bruin als een koffieboon. Ik heb een leuk pyama’tje gekocht, daar lijkt ze net een pop in. Ik hoop dat je haar nu een beetje voor kunt stellen.
Nu nog een beetje over me zelf. Zooals je wel weet, hou ik me goed, dus behoef je je om ons geen zorg te maken. Nol troost me bovendien goed. Je kunt je niet indenken, hoe die veranderd is. Hij is een man geworden en denkt uitsluitend aan anderen. Als hij een vrouw was, zou hij een verpleegster zijn. Ik ben er van overtuigd dat deze geweldige verandering ten goede blijvend is. Hij had mij steeds gezegd: “Als de nood het hoogste is, is de redding het meest nabij” en hij bleef vertrouwen. Dat gaf me steun, en zeker nu zijn woorden waarheid werden. Nu Lieveling ik moet eindigen, anders heb ik geen plaats meer om je te knuffelen. Hè zoo even in je jasje kruipen, met m’n gezicht tegen je borst. Mopsie, in gedachten omhelsd en gekust door je eigen Miempsie. Ik heb je zoo lief.
Ook een pakkertje van je kleine schat. Geef m’n groeten en beste wenschen aan je lotgenoten mij onbekend. Dag liefste van me, Altijd jouw Mimi.
[Bob aan Mimi, clandestiene doorzichtige briefjes, deel I en II]
5 Juni
Meiske van me. Heb Zaterdag jouw briefje ontvangen van tante Toos. Zal dit eerst even beantwoorden. Wat je schreef over die parachutist is niet voldoende voor mij. Ik moet precies weten hoe en wat. Hoe laat enz. enz. Dat is als ze mij er eventueel naar vragen. Je schreef dat je pas na 6 mnd een brief ontvangen hebt. Hoe kan dat? Ik heb m’n eerste brief op 17 Oct. geschreven. Verder staat er dat er na mijn arrestatie zooveel is gebeurd, waarom schrijf je me dat dan niet. Ik schrijf over v.Donk. Daar begrijp ik heelemaal niets van. Ik moet je niets verwijten schrijf je, heb ik dàt dan gedaan?
Weet je Mimpsie ik snap niet dat je niet een beetje meer begrip toont voor mijn toestand. Ik krijg nu het eerste clandestiene briefje van je, waar eigenlijk niets in staat. Je schrijft zoo groot alsof het een gewone brief is en schermt met toestanden die ik natuurlijk niet ken, maar die je mij ook niet tracht op te helderen. Hoe heb ik het nu met je Mimpsie?
Verder staat er dat je 25 Juni mij een brief hebt gestuurd. Het eerste wat ik dacht was, toen pas? Ik weet dat je niet graag schrijft, maar deze toestand is toch wel een uitzondering. Meiske ik had gedacht als je eenmaal wist, waar ik was, dat je mij minstens 3x in de week zou schrijven. Is dat erg veel van mij verlangd? Meiske maak nu voor het volgende clandestiene briefje een concept, en werk dat heel op je gemak uit, en schrijf mij eens haarfijn wat er met jou na mijn arrestatie gebeurd is.
Nu kreeg ik Zaterdag van tante Toos een overhemd van mijzelf gestuurd. Totaal versleten en gerepareerd en op maat gebracht van mijn voorganger. Dit had zij van Marie v.Donk ontvangen. Ik heb er nu zoo langzamerhand in berust dat alles wat daar was, verloren is gegaan, maar is het nu totaal onmogelijk om wat spullen bij v.As vandaan te krijgen zoodat ik niet steeds als een schooier van iedereen moet leenen. Kun jij dat niet voor elkaar krijgen. Werkelijk Mimpsie ik snap er geen donder van. Je zult het misschien kinderachtig vinden dat ik daar nu over val, maar het hindert me telkens weer als ik moet leenen. Dus stuur of aan tante Toos of aan Alie mijn spullen. Overhemden, ondergoed, sokken, pyama, handdoek enz. enz. Dit is geloof ik nu de 10e x dat ik hier om vraag. Tante Toos stuurt nu reeds 2 weken een pakje aan mij. Geweldig hè? Tevens stuurde ze mij f 20. voor eventuele gevallen.
Ik vond het werkelijk denderend dat ze mij zoo verzorgt. Ook stuurt ze telkens voor alle 21 man fruit. Haar man is op het oogenblik ziek en ligt op ziekenzaal. Heeft blaasontsteking, en zal het nog wel 3 weken duren. Ik weet niet of hij het naar huis heeft geschreven. Je schreef dat het proces nog wel 3 mnd zou duren. Het is nog niet aan de gang. Ach m’n schat nu ben ik weer vergeten waar ik mee beginnen wilde n.l. om je te feliciteeren m’n meiske. ‘t Begin is nu niet zoo leuk als verjaardagsbrief, hè? Troost je m’n lieveling het is in elk geval hartelijk bedoeld. Knuffel haar eens stevig van me, en laten we hopen, al lijkt ze ook uiterlijk op mij (wat ik nog niet heb kunnen ontdekken) dat ze innerlijk op jou zal gaan lijken. Dat is werkelijk veel beter, en voor het kind en voor anderen.
Zoo m’n [schat] ik heb zoo juist een cigaret gerookt na het eten. Vorige week zijn we gesnapt met roken. We mogen n.l. alleen bij het luchten roken. Het stond hier blauw. We hebben toen plechtig beloofd het niet meer te doen (maar ook niet minder). Je moet tenslotte toch iets doen wat niet mag. Ik heb vannacht weer van je gedroomd m’n schat. Ik droomde n.l.dat de vrede was uitgebroken, en dat ik hieruit kwam. Ik pakte een motor en reed gelijk door naar Dordt. Onderweg dacht ik nog, het zal wel een droom zijn, en kneep me eens in m’n arm om me te overtuigen. Je kunt je begrijpen, dat ik de koning te rijk was.
Weet je m’n liefste, toen ik nog in Haren zat, had ik de vaste overtuiging, dat ik je nooit meer terug zou zien, en ik doodgeschoten zou worden. Langzamerhand echter heb ik weer hoop gekregen. Van het komende proces stel ik me niet veel voor, want ze moeten mij toch voor de mij ten laste gelegde feiten ter dood veroordelen. (Wapenbezit en handel, begunstiging van de vijand, moord, sabotage enz. enz.). Ons kan alleen de tijd redden. Die man die wij vermoord hebben, was buitendien nog een agent provocateur. Dat hoorde ik juist vanmorgen. Naar de berichten te oordelen zal het niet zoo gek lang meer duren. De Duitse bewaker is hier van oordeel dat de zaak met Aug. wel beslist moet zijn. Uit de zelfde bron hoorden wij dat de burgers uit het Ruhrgebied moeten evacueeren. Leuk hè? Hoor jij regelmatig nieuws? Ik kan me haast niet voorstellen , hoe het zal zijn als ik weer in vrijheid ben. Ik zal bang zijn voor het wakker worden kun je dat je wel begrijpen? Ik zal werkelijk niet weten hoe ik het heb.
Enfin het zal jou wel net zo gaan. Ik zit tegenover de fotovan jou en het kind. Af en toe kijk ik eens naar jullie, en heb dan het gevoel alsof je het ook tegen mij doet. In Haren toen ik nog geen foto van je had, en alleen zat, had ik op de 4 muren je naam ingekrast, zodat je overal waar ik keek je naam kon zien. Sentimenteel hè? ‘s Morgens als ik wakker werd was m’n eerste gedachte bij jou, zooals nu trouwens ook. Ik zal trachten je 2x per week te schrijven. Tenminste als ik over voldoende tubes beschik. Je weet dat dit schrijven in een tube verpakt wordt. Als je mij de volgende keer schrijft, stuur mij dan ook antwoord papier, wat ik aan 2 kanten met inkt beschrijven kan, want dit is niets.
Zeg Mimpsie als jij nog over voldoende geld beschikt, dan moet je nog de schulden betalen die we in Dordt hebben staan (Topjes/ Versteeg). Denk erom wees niet te zuinig voor je zelf en verkoop wat als je iets nodig hebt. Gisteren mochten wij schrijven, doch heb mijn brief aan een ander afgestaan. Op deze manier hebben wij toch contact genoeg, en hij niet. Heb jij al iets van vader en moeder gehoord. Eva schrijft ook niets over hun.
Voor Moeder vind ik het het ergste. Het was werkelijk beter geweest als zij al deze sores niet had meegemaakt. Dat van mij zal haar ook wel geen goed hebben gedaan. Tja veel plezier heeft ze niet van me beleefd. Ik hoop enkel maar dat ik het nog eens een keer kan goedmaken. M’n liefste ik hou nu op met schrijven maar niet met denken aan jou en het kind. Ik hoop deze week nog bericht van je te ontvangen. Schrijf mij toch zoveel mogelijk m’n schat. Geef de groeten aan allen. Dag schattekind van me. Kus ons hummeltje van me. Dag m’n meiske. Jouw Bob.
[Mimi aan Bob, brief gedateerd 12 juni, door Bob ontvangen op 30 juni]
3e brief Liefste,
Tegelijkertijd met de 2e brief, zal ik deze verzenden. Jongen van me, nu heb ik dan toch eindelijk met je kunnen praten. Ik heb prachtige bloemen ontvangen. Het was weer als vroeger. Ik zal je nu vertellen wat we doen om je te helpen.
Helemaal precies weet ik het ook niet, omdat heel veel door anderen verzorgd wordt. Ik heb n.l. veel tijd voor ‘t kind nodig, snap je? Wel weet ik, dat het verzoek om gratie met een briefje waarin wij alles verteld hebben van dien Duitschen parachutist die jij 10 Mei gered hebt, aan een bekwaam advocaat in handen gegeven is. Liefste wat is het jammer dat we zijn naam niet geweten hebben, anders hadden we hem nu kunnen opgeven en indien hij nog in leven is, zou hij alles gedaan hebben om jou nu te helpen. Daar ben ik zeker van. Het was toch zoo’n keurige man.
Liefste, ik heb het gevoel dat alles nog in orde komt en dat we weer gelukkig met elkaar zullen zijn.
Hierbij nog een paar foto’tjes, ik hoop dat je ze leuk vindt. Dat foto’tje wat je de laatste keer had, is vergroot en die is mooi geworden. Als je wilt en als dat kan, wil ik die volgende keer sturen. Heb je indertijd die foto uit het ziekenhuis nog ontvangen die had ik wel gestuurd.
Er zijn nog nieuwe in de maak en als die goed zijn zal ik ze ook sturen. Lieve Jongen ik heb zooveel te vertellen en als ik aan ‘t schrijven ben, lijk ik wel leeg, en nu weet ik nog wel dat je de brieven krijgt.
Heb je wel een beetje steun aan deze brieven. Jij hebt zooveel zorg en angst om ons gehad, Bobbie als ik daaraan denk word ik ellendig. Maar om ons hoef je nu geen zorg te hebben, ik heb je beloofd flink te zijn, en die belofte hou ik, dat kun je op de foto zien.
Ik zou zoo graag weten willen, waar jij zooal belang in stelt, als ik wat vragen van je kon beantwoorden dan wist ik zeker dat je je nieuwsgierigheid kon stillen.
Liefste ik eindig want deze brieven moeten op de post. Dag schat van me. In gedachten gekust zoo vaak dat je wegtrekt, weet je nog en nog een kusje toe een lekker pakkertje van Hummeltje voor haar Pappie.
Altijd jouw Mimi.
[Rie (Marie) van Donk aan Bob, Newtonstraat 220 Den Haag, de vrouw van Joop van Donk, één van de leden van de verzetsgroep]
[Den Haag] 22 Juni [1943]
Beste Bob.
Je brief heb ik ontvangen en ik vond het aardig iets van je te hooren. Van je veroordeeling had ik al gehoord dat is erg hoor maar laten wij hoopen dat het toch nog goed afloopt alles moet toch zijn beloop hebben. Ik vond het ook niet prettig toen ik hoorde dat je ouders weg waren want ik kwam er steeds als ik bij jou de pakjes bracht met je schoone goed. Je schreef over Joop, nu ik weet niet of je het al hebt vernomen maar hij is 24 Mei in ‘s Hertogenbosch overleden, dat is voor mij ook heel erg dat kun je wel begrijpen. Ik ben met het kind nog bij hem geweest Zondags en ‘s Maandags was hij dood. Ik heb hem in den Bosch laten begraven. Ik kan het nog niet begrijpen en dat het zoo vlug gegaan is, hij heeft 4 weken in het ziekenhuis gelegen. Den Dokter zei het was kanker. Ik had hem in Febr. nog bezocht en hij heeft mij niet verteld dat hij niet in orde was. De vorige maand was ik ook bij Henk op bezoek, die wist het al van Joop, ik heb nog geprobeerd of hij er bij mocht zijn met begraven, maar dat ging niet. Henk zijn vrouw is ook overleden in Nov. dus ik heb ook veel meegemaakt hoor.
Met Rietje en kind gaat het best ze zal wel geschreven hebben want wij hebben het gevraagd, het is wel niet leuk van vreemden maar toch beter wat dan niets. Ik zal bij Busscher schoon goed halen en dan kan ik het wel komen brengen.
Ik had het wel eerder willen doen, maar je kan altijd niet zooals je wil.
Els spreek ik ook nog wel eens die is ook altijd in de weer hoor, van haar heeft Rietje veel steun. Nu Bob ik eindig en laten wij hoopen dat alles nog goed komt, voor mij niet maar misschien toch nog voor jou. Vele groeten van mij en goede moed hoor.
Rie v. Donk.
[Mimi aan Bob; clandestien; de inhoud komt grotendeels overeen met Mimi’s officiële brief van 25 juni; zeer waarschijnlijk is dit briefje nooit verstuurd omdat het er nog ‘nieuw’ uitziet; misschien een kladversie?]
25 Juni ’43
Mijn liefste,
Zooeven je briefje ontvangen. Schatlief wat ben je down. Ik kan het mij volkomen indenken, maar ik voel dat het niet nodig is en dus zal ik trachten, je zooveel mogelijk te vertellen. Als je alles weet mijn jongen zul je je voor zoover dit mogelijk is gelukkig voelen. Het is waar dat onze gedachten nu dikwijls langs elkaar gaan. Maar elkaar geestelijk verliezen liefste dat is ten eenenmale onmogelijk. Onze aanknopingspunten liggen immers in ‘t verleden en in ons verlangen naar elkaar. Uit de toon van onze brieven vinden we elkaar immers terug. Nu zal ik je alles uitleggen en dan zul je zien Jonkie dat alles wat ons zoo lang uit elkaar gehouden heeft buiten onze schuld ligt.
Na 6 maanden kwam je eerste brief bij van A. Nu liefste, natuurlijk is toen alles direct in ‘t werk gesteld. Ik heb toen samen met Elsje geschreven als Tante Marie. Ze heeft steeds pakjes gestuurd. Ze was zelfs al aan de gevangenis in Haaren. Maar jij ontving niets. En ik kon toen niet uit m’n eigen naam sturen, ik werd ook gezocht en had een oproep gekregen.
Liefste om jou te helpen zou ik m’n leven geven en als ik weet dat het werkelijk helpt, waag ik ‘t leven van ons kind erbij. Maar het was geen hulp en ik moest aan ons kindje denken.
Bovendien wist ik niet beter of je ontving m’n brieven en begreep het wel. Toen ik later na bijna 10 maanden merkte dat je nog niets van mij persoonlijk had gehoord dacht ik dat ik [door] de grond ging. Liefste jij schrijft dat we samen zooveel in het reine te brengen hebben. Maar dat is niet waar. Ik weet dat je me liefhebt, zooals ik jou en ik weet dat je dat eigenlijk nu pas zelf ontdekt hebt. Voor de rest heb ik in gedachten alles nagegaan. Het kon niet anders en ik weet dat. Je hebt je niets tegenover mij te verwijten hoor Mopsie, niets.
Als je dit leest liefste, hoor je me dan betogen. Ik schrijf zoo vlug ik kan en m’n pen kan m’n gedachten haast niet volgen. Ik heb je zooveel te vertellen en ik hoop je zoo goed mogelijk geestelijk te steunen en te troosten, en als dat lukt liefste, als je ook maar iets aan m’n brieven hebt dan is het met ons geestelijk contact in orde.
[Elsje aan Mimi]
[Dordrecht] 30 Juni [1943]
Mijn lieve Aartje
Hierbij weer een briefje van Bob hetwelk ik vanmorgen ontvangen heb. Het is een fijne brief meid, hij schijnt de twee laatste brieven nog niet ontvangen te hebben, maar maak je daar maar niet ongerust over want ik heb opgemerkt dat het nogal aanloopt voor ze de brieven door sturen, want deze is ook al van 19 Juni dus het kan best, dat hij nu je laatste brieven pas ontvangen heeft, maar ik ben overtuigd, dat we dan weer spoedig er antwoord op krijgen, zeg meisje wat moeten we toch doen, hij vraagt geregeld om zijn eigen goed, en ik weet absoluut niet hoe er aan te komen, denk jij eens na ik geloof dat ik niet meer denken kan. Als alles nu zoo goed gaat met correspondentie dan ben ik temee nog overbodig, ik haast nog jaloers worden als het niet voor jou was. Jammer dat ik Dinsdag maar voor 1 dag kom, ik had nogal veel muizenissen van mezelf, ik zeg niet dat ik je ze verteld zou hebben, maar ik zou toch allicht wel weer eens over het een en ander kunnen praten, enfin we zullen wel zien wat het wordt een kind of een meisje.
Nu meisje allen de hartelijke groeten en een pakkert voor jou en mijn kleine hummel
tot ziens!
[Elsje aan Mimi]
[Dordrecht] 30 Juni [1943]
Lieve Aartje
Stuur even een kaartje of liever gezegd stuur maar niets als de brief aangekomen is, de zaak is deze ik heb vanmiddag een brief voor je gepost met een officiële brief van Bob en nu ben ik maar in de verbeelding dat ik vergeten was Oudendijkje er bij te zetten dus meisje je moet een brief met een clandestiene brief, en de volgende een officiële brief, die aan Tante Toosje gericht was, ontvangen, dus van de week moet je 2 brieven van Bob ontvangen is dat niet het geval schrijf dat dan even, en laat Jaap of Klaas even aan het postkantoor gaan vragen, is alles in orde dan is in dit geval geen tijding goede tijding, dag meisje tot ziens en een pakkert
van je Elsje.
[Bob aan Mimi, clandestien]
30 Juni [1943]
M’n liefste meiske. Zoojuist 2 brieven van je ontvangen, No. 2 en 3. Ik was er als een kind zoo gelukkig mee. Je kunt je voorstellen m’n meiske hoe ik elke keer weer verlang naar een brief van je. Ik ontving er slechts 1 foto van het kind in. Je moet achterop mijn naam e.d. schrijven. Je foto uit het ziekenhuis heb ik ook ontvangen. Ook die foto van jou met het kind.
Wat v.As aangaat spijt het me heel erg dat ik die verkeerd beoordeeld heb, Het was echter te begrijpen, gezien de reactie op mijn brieven, ook op mijn clandestiene heb ik niets van haar gehoord. Toen ik mijn eerste brief aan haar geschreven heb, kreeg ik die notabene terug met een zeer nietszeggend briefje erbij. Ik haalde mij toen allerlei dingen in het hoofd vooral in verband met jou. Je moet ook niet vergeten dat ik ± 5 mnd in einzelhaft heb gezeten. Er gaat dan ook wel het een en ander door je hoofd. Af en toe dacht ik dat ik stapelgek werd. De meeste nachten droomde ik zoo sterk van je, dat, als ik wakker werd, er op durfde te zweren, bij je te zijn geweest. 3 weken na mijn ontvluchtingspoging werd ik opnieuw verhoord en werd mij gezegd dat ik bericht van jou zou krijgen. Toen ik op 17 Oct. mocht schrijven vroeg ik naar jou en kreeg natuurlijk hierop geen antwoord. Je kunt begrijpen in welke spanning ik het antwoord verwachtte.
Toen m’n brief terug, gevoegd bij m’n toestand na 4 mnd. hongerlijden is m’n stemming ten opzichte van Mevr. v.As begrijpelijk. Ik wilde dit een beetje uitvoerig behandelen opdat je dit aan haar kunt verklaren. Zal eerst maar even een paar zakelijke dingen afhandelen voordat ik jou onderhanden neem m’n schat. Ik heb al x maal verzocht om ondergoed overhemden (met knopen) sokken enz. enz. van Marie v. Donk aan mij te willen zenden. Ik heb n.l. niets en moet alles leenen. Kun jij wat van v.As naar tante Toos sturen zoodat ik eindelijk weer iets van mezelf kan dragen. Toen ik gearresteerd ben had ik f 135- bij mij. Hiervan heb ik f 100- aan Alie overgemaakt. Dit is de verloofde van Ru (een celgenoot) ter verzorging van levensmiddelenpaketten. Ook verzorgt Eva een en ander voor mij. Hoorde zoo juist dat zij de J. van hun P.B. hebben gehaald. Ik heb aan Alie geschreven dat, indien zij geld ergens voor nodig heeft zij mijn postzegels kan verkopen. Dit geef jij dan wel even door aan mevr. v.As.
Zijn mijn sigaren nog bij haar? en kun je mij hier wat van sturen? Nu even iets over ons proces. Zooals het nu gevoerd is, is het niet rechtsgeldig volgens de conventie van Genève. Deze luidt n.l. 1e Indien de beklaagde een militair is moet een neutrale staat (in ons geval waarschijnlijk Zweden) z’n bemiddeling verlenen
2e De beklaagde moet in staat worden gesteld z’n eigen Holl. advocaat te kiezen.
3e De neutrale staat moet onmiddellijk verwittigd worden van het vonnis.
4 Eerst 3 mnd na het vonnis mag dit ten uitvoer worden gebracht. Nu is het waarschijnlijk dat de burgers uit ons proces met de militairen mee zullen lopen. De vlag die de lading dekt is in ons geval m.i. Jhr. Lt. Gen. Roëll. Alles bij elkaar ziet het er nog niet hopeloos uit. Je vraagt mij in je 3e brief waar ik belang in stel. In alles wat er met jou na mijn arrestatie met jou is gebeurd. Uit A’dam ontving ik couranten met jouw hand erop. Hoe vaak ben je verhuisd? Wat is er bij v.Donk gebeurd? Hoe komt het dat Nol bij je is? Verder interesseert mij alles wat jou betreft. Ook de kleinigheden.
Wat weet je van Vader en Moeder? enz. enz. Lieveling schrijf me zooveel je kunt. Liefst zou ik elken dag een brief van je krijgen. Het geeft mij zoo’n geweldige steun. Ook al daarom omdat wij zoo lang niet met elkaar in contact zijn geweest en ik er wel eens bang voor was, dat wij elkaar misschien niet meer zouden begrijpen. Elke keer als ik een brief van je ontvang heb ik het gevoel of wij weer een beetje dichter bij elkaar komen. Ik hoorde zoojuist dat Joden enkel door een J. advocaat verdedigd mogen worden. Is v.Oven een J.? Je schreef ook over die parachutist. Je moet mij uitvoerig schrijven (clandestien) hoe alles is gebeurd. Daar ik anders als ik ernaar gevraagd word, er niets van weet en dit een gevaar voor mij zou kunnen worden. Ook zullen zij een getuige verlangen. Is mevr. v.As bereid dit te doen? Wat je van Nol schreef vond ik buitengewoon prettig. Ik heb me zeer vaak ‘s nachts om hem liggen ergeren, zooals hij was vroeger. Zou het buitengewoon prettig vinden als het blijvend zou zijn, en is dit een prachtbasis voor later, als ik terugkom.
Weet je lieveling ik had hem evenals je ouders al afgeschreven, daar ik met een dergelijk soort zoo weinig mogelijk te doen wil hebben in de toekomst. Je moet mij niet verkeerd begrijpen m’n schat, je weet zelf hoe hun houding tegenover ons en speciaal tegenover jou is geweest. Ik heb tijd genoeg gehad om hier over na te denken. Weet je m’n lieveling ik wil ons leven en onze opvattingen toch geheel herzien als ik nog eens terug kom. Er is zeer veel waarin ik tekort ben geschoten. Zoowel tegenover jou als tegenover anderen. Om eens een kleinigheid te noemen b.v. wat je schreef dat ik je steeds terugstootte als je mij wilde knuffelen. Zoo is er nog veel meer en deze dingen hinderen mij nu ontzettend. Het is zoo bitter om te bedenken dat ik vroeger niet voldoende inzicht heb gehad om alles voldoende op waarde te schatten. Zoowel het goede als het kwade.
Weet je m’n schat ik had zoo veel meer voor je kunnen zijn. Ik schrijf dit niet om van jou hierop een ontkenning te ontvangen. Nu wil ik je ook eens schrijven over verschillende dingen, indien ik niet terug mocht komen. Dit is uitsluitend bedoeld als tip, zoodat je dit niet als bindend moet beschouwen. Ik wil graag dat je ons kind opvoedt in jouw levensbeschouwing ik bedoel hiermee, om ook met en door kleine dingen gelukkig te kunnen worden. Ook zou ik graag [zien] dat je niet thuis bleef, doch aan het werk gaat b.v. verpleegster of een andere sociale baan.
Dit zal natuurlijk moeilijk zijn met het oog op het kind. Ik ben er echter perse op tegen dat zoowel jij als het kind blijvend bij je ouders in huis zouden gaan. Ik wil zoo graag dat je blijft zooals ik je het laatste gekend heb. Begrijp mij goed m’n schat, dit is geen rancune gevoel tegenover je ouders. Tenslotte is het ook logisch dat je niet je heele leven blijft treuren, alhoewel ik je hevig misgun aan een ander. Gemeen van me hè? Lieveling het is voor mij de hoofdzaak jou en het kind gelukkig te weten. Het kind ziet er op de foto ontzettend lekker uit, en zou ik haar dolgraag eens willen zien. Het is erg jammer dat ik nu al deze leuke dingen mis. Ik hoop het van ons 2e kindje mee te maken. Hoezeer ik ook naar het kind verlang, ik verlang er nog meer naar om jou eens even te zien en te knuffelen. Kun jij er ook zoo naar verlangen?
Zoo het is intusschen 1 Juli geworden. De overige lui zitten verschillende liedjes in te studeren. Ze heten de red point serenaders. In de kampen lopen n.l. de lui die ter dood zijn veroordeeld met een grote rode stip op hun uniform. Vandaar de naam. Vandaag voor 1 jaar was het wel een beetje anders hè. Ik hoop dat je op de verjaardag v.h. kind een paar bloemetjes van mij zult ontvangen, je weet in elk geval hoe het bedoeld is. Volgend jaar hopelijk beter.
M’n schat laat eens een goede foto van je maken (met m’n naam er achterop!) en ook zoo veel mogelijk foto’s van het kind. Deze die je mij nu stuurde zijn al weer een paar mnd oud. Tenminste te oordelen naar de kale bomen. Je bent nu bij boeren heb ik gehoord. Schrijf mij hier ook eens van. Bevalt het je? Hoe is het met de zaak. Welke houding heeft Smit aangenomen? God m’n liefste er is voor jou zooveel om over te schrijven, dat je me elke dag wel een brief kunt schrijven. Dit is ook de eenige manier waarop je mij kunt helpen. Dus je weet het meiske, schrijven en nog eens schrijven.
Hoe staat het met je geld. Kun je nog verder. Wat moet je betalen. Hoe deel je je dag in. Help je mee? Heb je nog wat van Gré en Daan gehoord. Zus en Mart hebben ook ieder eens een keer de moeite genomen om een paar woorden bij te schrijven. Tja zoo heb ik me in meer dingen vergist. Enfin als we nog eens bij elkaar komen heb ik voldoende aan jou m’n meiske. Je schreef dat er zoo veel veranderd is, sedert ik weg ben. Bedoelde je hiermede personen of omstandigheden? Ik wil ook graag een beetje van je gedachten te weten komen. Ook hoe jij je de toekomst zonder mij voorstelt. Ik wil me zoo graag in jouw gedachtengang verplaatsen.
Weet je er is misschien nog iets wat we samen zouden kunnen oplossen. Van een ding ben ik nog steeds overtuigd n.l. dat er na deze oorlog binnen betrekkelijk korten tijd weer oorlog komt, en zou ik het er ook op baseren, zoo snel mogelijk van Europa weg te komen. Zorg ervoor dat ons meiske anti oorlog wordt, en breng haar zonder haatgevoelens groot. Buitendien brengt dit ook teveel risico mee, zooals gebleken is. Heb je eigenlijk al bepaalde plannen voor de toekomst, met en zonder mij. Ik zou je aanraden maak tegen die tijd eens kennis met Alie, ik geloof dat zij zeer in je smaak zal vallen.
Weet je ik heb al vaak gedacht, of indien ik terugkom, ik wel weer in de zaak zal gaan. Erg veel plezier hebben we er niet van gehad. Ik ben nu ook tot het inzicht gekomen dat geld niet noodzakelijk is, om gelukkig te worden. Ik heb me reeds zoo vaak voorgesteld dat we ergens samen buiten wonen. Nog meer als vroeger verlang ik er naar om buiten te wonen. Vooral toen ik nog in Haren zat en je een beetje naar buiten op de akkers kon zien was het verlangen heel sterk in me. Hier kunnen wij slechts een smal strookje van de hemel zien. Je wordt je dan ook niet zoo bewust van wat je mist. Ik kan me ook al absoluut niet voorstellen wat het is, om weer eens vrij buiten te lopen, en ‘s avonds niet opgesloten te worden in het slaaphol. Dat zou wat voor jou zijn om opgesloten te worden. Maar alles went. Het is volkomen onwezenlijk zooals wij hier leven. Je kunt je af en toe beslist niet realiseren, dat wij eigenlijk elke dag neergeschoten kunnen worden.
Af en toe worden er hier een stelletje weggehaald, en kapot geschoten. De laatste keer waren het er weer 6 man. Deze waren reeds in December veroordeeld, en zijn nu pas 23 Juni neergeschoten. Dan eigenlijk besef je het weer. Wij verdiepen er ons echter niet teveel in. Dat kan ook moeilijk zo met 7 man in de cel. Je hebt eigenlijk geen tijd om tot je zelf te komen. Het slaaphol is nu overdag ook weer dicht, zoodat die gelegenheid om een beetje te peinzen ook niet meer bestaat. Maar ik heb nu zoo langzamerhand genoeg tijd gehad om m’n zonden te overdenken. Nu ze me toch te pakken hebben vind ik het jammer dat ik niet meer gedaan heb.
Het is opvallend dat allen die ik gesproken heb er door verraad bij gelapt zijn. Zelfs in de kampen onder elkaar de gevangenen. Je kunt je niet voorstellen hoe ver dat verraad voortgewoekerd is in Nederland. Ik had over het algemeen geen al te hoge dunk van de Nederlanders maar dit viel mij toch nog tegen. Het is over het algemeen niet aan te bevelen om te hoge verwachtingen te koesteren. Zo ook b.v. over Zus en Mart. Dat is mij ook zoo geweldig tegengevallen dat die zoo een absoluut gemis aan medeleven toonden. Ik had op het laatst een gevoel of niemand zich meer voor mij interesseerde. Aan de brieven van moeder heb ik toen veel gehad, alhoewel die van jou nu toch de kroon spannen. Vannacht heb ik gedroomd dat ik ontvlucht was, voor de zooveelste keer! Jij stond mij met het kind op je arm op te wachten in de voorkamer. De tafel was gedekt zooals je het deed op Vrijdagavond. Er stonden bloemetjes op tafel en Lucky sprong mij tegemoet. Wat hadden wij het toch fijn saampjes.
Toen ik nog alleen zat vierde ik ook altijd vrijdagavond. Ik spaarde dan een stukje brood op voor ‘s avonds en verbeeldde mij dan dat het een of andere lekkernij was, die jij voor me gebakken had. Maar het was of de duvel er mee speelde, vrijdag was altijd een pechdag voor me, en werd dan steeds met het een of andere gesnapt, of we kregen juist op die dag extra weinig eten.
Jouw verjaardag heb ik waardig gevierd. Ik was toen bij de tandarts onderhanden. Je weet ik moest nog een kroon op mijn kies hebben. De tandartsen waren gijzelaars, er waren een paar prachtkerels. Als ik er kwam kreeg ik brood en cigaretten. De dag voor je verjaardag kreeg ik van hun een echte sigaar. Die hebben we toen op je verjaardag met z’n drieën op je gezondheid opgerookt. Wel bekome het je. En zoo heb ik vaak [de] heele dag, toen ik nog alleen zat, met jou doorgebracht. B.v. toen ik 3 weken in de boeien lag, ben ik een heele week met vacantie met je geweest in Beekbergen. Weet je nog wel. En het was mij werkelijk als ik ‘s morgens wakker werd, of ik een dag vacantie tegemoet ging. ‘s Avonds gingen we met een rijtuig naar huis.
Meiske er waren zoo ontzettend veel prettige dingen voor mij om aan terug te denken. Al zat ik nog een paar jaar gevangen, dan zou het nog ruimschoots voldoende zijn. Ook heb ik me weer eens teruggedacht in de tijd toen ik je voor het eerst zag in het A.M.V.J. gebouw. Hetzelfde gevoel van bekoring voelde ik weer, hetzelfde wat ik steeds weer voel als ik je een tijdje niet gezien heb. Ik word steeds opnieuw verliefd op je m’n meiske. Ik heb het wel goed voor je verborgen kunnen houden hè? Ook toen ik je foto kreeg had ik het zelfde.
Mocht ik gefusilleerd worden dan gaat je foto mee. Ik heb me nog nooit zoo één met je gevoeld als nu. Al zou ik 1000 x opnieuw moeten kiezen m’n schat, steeds zou jij het zijn die ik koos. Werkelijk m’n schat ik ben ervan overtuigd, dat geen andere vrouw me zou kunnen geven, wat jij me gegeven hebt. Juist daarom was de eerste tijd zoo moeilijk voor mij. Ik weet zeker, als ik terugkom dat wij nog intenser van elkaar zullen genieten. Weet je voor dergelijke dingen is een gevangenschap eigenlijk niet zoo kwaad. Alles bij elkaar kom ik er anders uit, dan ik er in ben gegaan, en dat kan beslist geen kwaad. Zoo zal het mij niet alleen gegaan zijn. Hieruit spruit ook voort wat ik reeds schreef, n.l. dat ik met een bepaald soort lieden geen of zoo weinig mogelijk omgang wil hebben in de toekomst.
Ik heb n.l. hier in de gevangenis ondervonden hoe je door anderen geestelijk achteruit kunt gaan, en dit wil ik ten koste van alles voorkomen. Deze heele rotoorlog is tenslotte hieraan te wijten, dat de menschen niet voldoende geestelijk houvast hadden om zich er tegen te verzetten. Of het nog ooit eens zoover zal komen? Ik val wel van het één in het ander in deze brief hè? Enfin je zult me wel begrijpen. Ik heb Alie een paar dingen hier uit de gevangenis laten halen, m’n portefeuille en portemonnaie. Die zul je wel krijgen van haar. Ook had ik haar een foto van mij gestuurd voor jou maar die schijnt verloren te zijn gegaan. Enfin je hebt er nog genoeg van me hè?
Zoo m’n meiske nu is m’n babbeltje met jou al weer haast ten einde. Het weer is prachtig, en ik stel me zoo voor dat jij met het kind in de tuin zult zitten denken aan mij. Het is een enorme geruststelling voor me, jou veilig te weten. Doe vooral de groeten aan de Jodenbegunstigers van mij. Liefste ik neem nu afscheid van je. Het valt me nu niet zoo zwaar nu ik weet dat dit je zal bereiken, en ik weer een beetje van m’n gedachten aan je heb kunnen overdragen. Schrijf mij zoo veel mogelijk clandestien en off. terug. Houdt het zelfde formaat aan als ik.
Dag m’n meiske van me. Knuffel het kind van mij, en jou kraak ik. Geef Nol een opdonder en een poot van mij. Jouw Bob.
[Bob aan Eva en Barend, clandestien]
1 Juli [1943]
Beste Eva en Barend.
Gisteren ontving ik je paket. Hiervoor m’n dank. Je schreef dat je een briefje van mij verwachtte. Je zult mij kunnen begrijpen als ik zeg dat ik eigenlijk niet weet, wat te moeten schrijven. Dat jij me dit óók schrijft heb ik nìet kunnen begrijpen. Je zult toch ook weten dat jij voor mij de eenige nieuwsbron bent, wat de familie aangaat. Ik weet niets van Vader en Moeder, Mart en Zus af. Je rept er in geen enkel briefje over. Ik vind dit een beetje vreemd. Of ligt dit misschien aan mij?
Ik kreeg gisteren een brief van Mimi, en ook een foto van het kind. Zij maken het best gelukkig. Dit is al een heele zorg minder. Hoe is het nu met Barend. Hij moet zeker veel in de buitenlucht. Je sigaren hebben wij heerlijk clandestien in het slaaphol opgerookt. Dergelijke gaven worden steeds bijzonder op prijs gesteld.
Eva kun je mij nog aan een stukje zeep helpen? Het zal nu wel heerlijk bij jullie zijn. Ik zou er graag eens eventjes zijn. ‘t Is jammer dat het niet gaat. Wij kunnen hier slechts een heel smal strookje hemel zien. Enkel als we luchten (in een soort kooi) kun je wat zien. Zooals je weet komt ons proces opnieuw voor, en kunnen ze mij dan voor de 2e maal ter dood veroordelen. Het eenige wat ons redden kan, is om tijd te winnen. Die rot engelsen zullen toch wel eens komen!
Nou jongens hou je taai en schrijf mij eens wat uitvoerig nieuws. De groeten
Bram.
[Klein clandestien briefje aan Bob in een hansaplast-omslag met een pleister in foliepapier; ongedateerd, waarschijnlijk van Eva]
Lieve Bram, Nu eerst weer iets over jou gehoord. M[oeder] kunnen we niet bereiken sinds ze van de Pr[insen] Gr[acht] in Westerbork zijn, ze maken het best, ze mogen daar blijven, door de J[oodse] R[aad]. ik stuur ze 4 à 5 pakjes per week, ik zal ze iets van jou laten hooren. vele groeten en sterkte van je l.h. Gawo [niet duidelijk wat hier staat]
[Sal Gobits aan Chawwa en Mimi]
[Dordrecht, begin juli 1943]
Lieve Knobbel.
Vandaag een Jaar geleden zat je Grootvader ‘s nachts te wachten dat jij geboren zou worden, dat herinner jij je toch zeker wel? Nou omdat dat toen gebeurd is ben je nu één jaar. Ik zat al dien tijd te wachten of je weer opnieuw zou komen maar dat kon nog niet, en dat is niet jouw schuld. Ik ben er ook niet boos om maar wel erg teleurgesteld. Ik had er zoo vast op gerekend dat jij lieve schat bij ons thuis zou zijn, ons eerste groote feest vieren. Maar affijn wie weet hoe gauw wij weer bij elkander zijn, en dan vieren wij toch feest. Lieve schat ik heb je nu niet veel te geven alleen moet ik je een wensch doen. Word 100 jaar in gezondheid, vreugde en liefde voor allen waar je mee omgaat. Wees een Zon voor ieder, opdat je overal vreugde geeft. Nu lieverd ik zou zoo wel 100 bladzijden doorschrijven, zooveel goeds en liefs wil ik je wenschen. Laten wij hoopen dat wij zeer gauw bij elkaar zijn in vreugde en geluk. Nogmaals wensch ik je op de 1e verjaardag gezondheid en geluk en 1000000 zoenen van
je dronken grootvader Hallij Sallassij
Geef vooral de groeten en de beste wenschen voor de heele Ilpendamsche familie
H.S.
Lieve Miemsie.
Regeeringsbezigheden beletten mij bij jullie te komen, dus moet ik je schriftelijk feliciteeren met de verjaardag van je lieve schat. Geef haar een fijne pakkert voor mij en zeg haar dat ze die van mij in veelvoud tegoed houdt. Lieverd laten wij hopen op een spoedig einde van deze rotte oorlog en dat wij weer allemaal gezond en wel bij elkaar zullen zijn. Ik ben nu pas kort uit Moskou terug en vertrek binnenkort naar Amerika over Londen, en zoo je ziet maak ik zeer grote reizen veel tijd om te schrijven blijft er niet over. Ook ben ik in de Commissie gekozen voor de verdeeling van gesjeesd bezit. Je ziet dat ik nogal wat in de melk te brokkelen heb. Nu moet ik eindigen want het is tijd voor Etens Conferentie, en daar moet je op tijd bij zijn. Nou meid hou je taai een poot en een zoen van je L.H.d.
Hallij in het kamertje
[Jo aan Chawwa en Mimi]
Dordrecht 3 Juli 1943
Lieve Chawwa.
Met deze feliciteer ik je hartelijk met je 1ste verjaardag en hoop nog vele jaren in goede gezondheid hoor. En hoop ook een gauw en gelukkig lang vrij leven.
En hierbij een klein cadeautje weinig maar van harte gegund, verder een hartelijke zoen en gegroet
van “(Tante)” Jo.
Lieve Mimi.
Met deze komen wij je even Hartelijk feliciteeren met je dochter haar eerste verjaardag en hopen dat je er veel liefde en plezier van mag hebben. En dat spoedig de tijd daar is dat alles weer hereenigd is. En wij haar persoonlijk mogen begroeten. En op haar verjaardag veel plezier hoor. En U wordt bedankt voor die brief hoor, ik vond het erg leuk. En houd maar goede moed alles komt heus weer terecht ook voor U. Verder hartelijk gegroet van mijn man en kinderen, maar vooral van mij dag pak je kleine lieveling van mij.
Jo.
Van Nol kreeg Chawwa een bijzonder cadeau, opgerold als een oorkonde en met een oranje-wit-blauw lintje eromheen. Waarschijnlijk was het meegestuurde cadeautje de zilveren servetring (gegraveerd met C.W.) en vingerdoekjesring (gegraveerd met Chawwa) waarvan zij de eerste nog dagelijks gebruikt. Rond het fotootje van Chawwa staat: 6 juli 1943 de jubilaresse.
[Gré aan Mimi]
[Dordrecht, begin juli 1943]
Lieve Miemsie
In de eerste plaats hartelijk gefeliciteerd met je hummel. Ik heb een kleinigheidje voor haar gemaakt. Het lapje heb ik in jouw koffertje gevonden en de zij is van tante Els. Verder heb je het van mij cadeau. Ik kon dit jaar niet iets moois voor haar uitzoeken maar ik heb iedere minuut met liefde en plezier er aan gewerkt en ik hoop dat ik nog dit jaar kan zien hoe of het staat aan je lieve troost (geen kroost hoor). Ik hoop dat je een heel prettige dag hebt. Dat de mensen het je prettig maken daar twijfel ik niet aan. Houd je maar flink. Alles komt terecht. Nu schrijf ik hieronder een briefje aan je hummeltje.
Gré
Lieve Chawwa
Hartelijk gefeliciteerd met je 1e verjaardag en ik hoop dat je veel cadeaux zult krijgen. Dit vond je tante ook altijd zoo leuk en dit is ook erg belangrijk vind ik. Vind je ook niet. Ik heb mijn best gedaan voor je. Als je alles kapot gemaakt hebt stuur je maar een briefje en je “lieve” tante (dat ben ik) maakt direct een nieuwe zending. Franco aan huis. Zeg hummeltje heb je al Pappa leren zeggen. Zoo niet doe het maar gauw want over een paar maanden komt papa thuis en dan moet jij de eerste zijn die “dag papa” zegt. Zul je er om denken? En zul je je moeder geen verdriet doen Je bent op ‘t oogenblik een troost voor je moeder. Probeer dit te blijven. Ik kan jammer genoeg niet dichten of tekenen maar daarom is het evengoed gemeend. Wanneer kom je eens kennis met me maken. Ik verlang er erg naar om je eens te zien.
Dag hummeltje je tante Gré wenscht je veel heel veel liefs en geluk je leven lang
Tante Gré.
[Samuel Gobits en Rebecca Leeuwin aan Chawwa]
[Dordrecht 6 juli 1943]
Lieve kleine schattebout
Het is vandaag 1 jaar geleden dat Grootpa en Oma de gelukkigste menschen op de wereld waren (tenminste volgens ons) want toen ben jij geboren en daarom feliciteeren wij jou en wenschen je een lang en gelukkig leven te midden van je ouders die zoo blij waren dat jij er was. Wat zouden wij er niet voor willen geven om je bij ons te hebben en vrij met je mogen spelen maar dat doen wij heel gauw hoor schat.
We konden niets voor je koopen en daarom hebben wij wat voor je laten maken. Dag lieverd heel veel zoenen van Opa
Tante Gré heeft ze gemaakt de poppen knap hè
Lieve Miemsie
Van harte gefeliciteerd met de verjaardag van je kleine (groote) schat. Ook haar pleeggrootouders feliciteer ik. Ik weet dat ik hun daarmede feliciteer want ik voel dat ze zooveel van haar houden als wij. Ik hoop dat zij nog heel veel gelukkige jaren van haar plezier mogen beleven en dat zij heel veel bij jou en ons mogen komen in goede gezondheid. Lieverd ik wist niets te koopen voor haar en heb maar een paar poppen voor [haar] laten maken ze zijn van Vader en mijn.
Ik hoop dat ze er veel mee zal spelen.
Lieve schat het gaat nu goed het zal nog wel een paar maanden duren maar het komt terecht. Vader was al die tijd pessimistisch nu zeide hij voor Gré haar verjaardag zijn we vrij. Miemsie ik verlang zoo erg naar jullie ik droom zooveel van je vannacht weer toen zeide ik nog een zoen Mimi maar je moest weg want Oom Klaas moest visch schoonmaken en daar wou je bij zijn toen werd ik huilende wakker omdat je weer van me wegging. Het is haast 1 jaar dat we allemaal weg zijn wat is dat jaar omgevlogen voor jou ook. Bob zal wel veel aan jullie denken vandaag dat voel ik. Wij denken heel veel aan hem en spreken veel over hem. Volgend jaar zijn wij hopelijk allemaal bij elkaar. Wat beeldig heeft Gré alles gemaakt hè. Zeg schat wat een mooie brief van Knol, wat doet hij dat mooi hè wat zou er toch bij die jongen zitten ik weet het niet we moeten hem na de oorlog maar laten teekenen leeren. Als ik je zou spreken geloof ik stonden onze monden niet stil en nu weet ik niets meer.
Pa is op van nerveusiteit ik vind het heel erg. Nu schatten heel veel liefs en hoop dat je heel veel gelukkige en gezonde jaren temidden van je huisgezin moogt beleven.
100000 zoenen van ons allen
de groeten aan Oom Tante en de Neefs.
[Annie Warmenhoven aan Mimi]
Dordrecht 5 Juli ’43
Geachte Mevrouw Wijnberg,
Nu morgen de kleine Chawwa haar eerste verjaardag viert, wil ik U daarmee hartelijk gelukwenschen. Wat een mooie taak heeft dit kindje onbewust vervuld in haar eerste levensjaar. Ze heeft troost en verlichting gebracht in heel moeilijke dagen, waarin de eenzaamheid en de zorg om Uw man U haast te veel werd.
Ook zullen er dagen geweest zijn waarin haar bezit U verdrietig maakte, omdat Uw man de voorspoedige groei en ontwikkeling van z’n eerste kind niet meemaakte. Wat hoop ik voor U beiden dat de dag der bevrijding komt, vóór dat er weer ernstige beslissingen vallen. Wij leven met U mee en denken en spreken veel over de moeilijkheden die als donkere wolken komen aandrijven vaak. Gelukkig is de zon weer even doorgebroken en kunt U morgen werkelijk een feestdag hebben, omdat de groote scheiding die dreigde voorloopig afgewend is. En hoop doet leven!
‘t “Hoofd omhoog en het hart naar Boven”, die troost zou ik U willen geven.
Gezellig dat er zooveel belangstelling is morgen. De mooie cadeautjes en de origineele brief van oom Nol las ik.
Speelgoed is heel moeilijk te krijgen, in ieder geval deugdelijk speelgoed en daarom heb ik maar wat kleine boekjes gekocht, Chawwa is zeer bijdehand naar ik hoor, die zal er al gauw wat aan hebben. Over enkele maanden verslaat ze onze zoon! Die loopt wel maar praat nog absoluut niet. Voor Uw ouders en zuster is hij een welkome afleiding. Het wordt te donker om te schrijven en de brief raakt vol.
Ontvangt U van ons beiden de meest hartelijke groeten en moed en sterkte gewenscht voor de toekomst.
Uw Annie Warmenhoven.
[Daan aan Mimi]
[Dordrecht, begin juli 1943]
Lieve Miep.
Excuseer m’n potloodschrift s.v.p. doch m’n inkt is op. Nu beste meid, allereerst van harte gefeliciteerd met “krummeltje” (ik weet dat jullie haar hummeltje noemen, doch ik vind deze naam leuker). Hopenlijk zal ze jullie veel aangenaams in haar latere leven bezorgen en dat het haarzelf zeer goed mag gaan.
Miepie, het zal een moeilijke dag voor je zijn, daar zoo’n dag allerlei beelden naar voren roept, die analoog zijn aan deze toestand waarin wij ons bevinden. Bedenk echter, dat je tot heling van je verdriet, haar hebt! Zij is toch van jullie beiden? Zij kan veel goedmaken! Houd moed, beste, alles zal recht kom!
Uit je brieven en photo’s gemerkt dat jullie er patent uitzien. Ook dat de menschen uit je “pension” gelijk ouders (in de ware zin des woords) voor je zijn.
Hoe is ‘t met de manlijke telg, die zoo ernstig ziek is of was? Ik heb je er naar gevraagd in m’n vorige brief, doch nooit eenig antwoord erop gekregen wel f 5. Heeft die man C.A.? Ik geloof niet dat er één familielid tijdelijk bij je komt wonen! Het is te riskant op ‘t moment, daarbij komt nog, dat alles bij elkaar niet langer dan één maand duurt. Dus zoo’n korte tijd moet je het nog maar uit zien te houden. Van hier zal ik je niet veel zeggen. Je hebt zelf al moeilijkheden genoeg! Mocht je ‘t toch vernemen hoop ik dat ze je de waarheid vertellen. Ik kan je alleen zeggen, dat ‘t me erg “onplezierig” is hier! Kindje, veel liefs ook aan “krummeltje” en de overige “pensiongasten” en tot spoedig.
P.S. Kan je je herinneren een boek “De verlegen vrijgezel” auteur “Wodehouse” (het is een 3 stuivers romannetje, dus erg onbenullig) aan de zoon van de menschen waar ik op ‘t oogenblik ben te hebben gegeven? De questie is deze: hij (Anton) beweert ‘t van jou gekregen te hebben, toen je wegging. Doch ik weet bijna zeker dat ‘t van Gré is! Wil je mij als je in de gelegenheid bent mij hierop eens antwoorden? Ook op de andere vragen, er is echter geen haast bij, haast u langzaam.
Je groote broer.
Alleen voor krummeltje!
Lief klein krummeltje
je bent nog zoo een hummeltje
Toch is jouw zijn op deez’ aard
voor “mammie” een heeleboel waard!
Een limmerik
P.S.S Een groot cadeau kan ik je dit jaar niet geven meisje, daar ik geen geld van mezelf bezit, volgend jaar, hoop ik en Gré ‘t beter te kunnen doen!
[Jo aan Chawwa en Mimi]
[Dordrecht, begin juli 1943]
Lieve Chawa.
Hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag en hopen voor U nog vele en gelukkigen jaren hoor kleine schat en hoop je spoedig zelf eens gauw te zien. Hierbij stuur ik je een hond in de koffer. dag kleine schat een kus van tante Jo.
Lieve Mimi.
Met deze hartelijk gefeliciteerd met de verjaardag van je dochter en hopen dat je nog vele en gelukkige jaren met je kleine schat mag beleven.
Het gaat nu reuze goed, dus houd nog maar even goede moed, het einde is nabij, en dan hoop ik U persoonlijk geluk te wenschen en de kleine schat ook. Hierbij een klein cadeau voor Chawwa, ik hoop dat het naar U zin is, het is weinig maar uit een goed hart, er is op het oogenblik zoo weinig te krijgen. Verders hartelijk gegroet van mij Jo.
Nol maakt het reuze goed en wordt een flinke kerel hoor. Nu dag hoor tot spoedig weerzien, ook gegroet van mijn man, Antoon en Toosje dag.
[Elsje en Gré aan Mimi]
[Dordrecht] 18 Juli 1943
Lieve Aartje
Om te beginnen wil ik je allereerst bedanken voor de leuke verrassing op mijn verjaardag en is een reuze verjaardag geworden, om half acht moest ik ‘s morgens gekleed en wel beneden komen, en de jongens en Gré waren al om 6 uur opgestaan gemeen hè. Toen ik beneden kwam was de tafel keurig gedekt met één van jou tafelkleeden en vingerdoekjes, versierd met bloemen, het portret van mijn man ook met bloemen omgeven erbij, de boter netjes opgemaakt wat aan Janneke de uitroep ontlokte “kijk een taartje op de boter”, een nieuw kleedje op den grond wat jammer genoeg te klein is, maar het bedekte in elk geval toch de gaten, die talrijk aanwezig zijn, ik kwam binnen en ineens hoorde ik stemmen zingen lang zal ze leven, geweldig hè.
De 4 kinderen Oom Piet en Tante Beppie, Gré en Mevr. Warmenhoven waren netjes opgesteld, allemaal werk van je zusje, ook mijn stoel was versierd, je zus verzekerde me naderhand dat toen ze zeide, nu moeten jullie zingen als Moeder binnenkomt, Marinus voorsloeg om Ouwe Taaie te zingen, wat je Vader bijna een flauwte bezorgde van de lach. Nu mijn cadeaux, een brief van Aartje waar ik erg gelukkig mee was, een bloemstukje van hummeltje, van Elsje een eigengemaakt zakdoekje met een flesch badzout, Marinus een flesch badzout, Janneke een flesch badzout, Bennie een doos poeder en pot crème, Oom Piet en Tante Beppie een vloerkleedje, van Broer een mooi staand lijstje met jouw beeltenis van Broer en Daan nog bloemen, van je zusje een zelfgemaakte tasch en een zakdoekje zooals tante Geertje er één heeft, verder nog van diverse kennissen 3 bloemstukjes, nog een flesch badzout (dat had ik speciaal op mijn verlanglijstje staan) een spreuk, een klein bloemvaasje.
Verder kwam ‘s morgens om 10 uur mijn zuster uit Amsterdam en 11 uur mijn schoonzuster uit Den Haag dus belangstelling genoeg hè. Van Corrie heb ik een mooi kookboek gehad. Ook was er een brief van Broer en Daan bij die ik mee zal brengen als ik kom, wat lief van je zus om zooveel moeite ervan te maken hè, ik kan er niet over uit. Zeg Aartje gister heb ik nog wat briefjes ontvangen die ik hierbij insluit, ook photo’s van hummeltje maar het is weer niet veel bijzonders ik denk dat het door die papierdingen komt, dat eene dat op Corrie haar toestel dat is nog het beste. Je man vraagt nu of je meer wilt ook clandestien, houd dan hetzelfde formaat aan als hij, ook wat het schrift betreft, en schrijf dan gelijk als je clandestien schrijft, dat hij de adressen van afzender van de officiële brieven niet als echt moet beschouwen, dus nooit die adressen aanhouden als hij officieel terug mocht schrijven.
Ik heb wat goed bij elkaar gescharreld en zal dat aan Tante Toos sturen. Wat dat briefje van Eva en Barend betreft dat zal ik ook nog vragen aan haar, waarom die briefjes van Tante Toos en Alie erbij zitten weet ik niet, maar het zal wel goed wezen. Nu over de parachutist, die kwam om half zes op hem toe loopen terwijl hij bezig was gewonden te helpen. Hij had een schotwond in den nek van ongeveer 3 c.M, dit is gestopt met verband om verder bloedverlies te voorkomen en een schotwond in het oor dat is met een snelverband verbonden, dit is allemaal gebeurd nadat we hem eerst naar huis gedragen hebben, daarna is hij door een dokter naar het Diaconessenhuis vervoerd, en natuurlijk wil ik getuige wezen, ik heb hem toch zelf geholpen om naar binnen te dragen.
Nu heb ik geloof ik alles zoo’n beetje uitgelegd en hoop dat je het hem duidelijk kan uitleggen. Laat mijn geval verder maar rusten, ik vecht het wel uit met hem als hij thuis komt. Schrijf hem ook maar dat ik de sigaren weggegeven heb aan kennissen, dat geeft maar haken en oogen als je schrijft dat je Vader ze opgerookt heeft. Nu meisje ga ik eindigen en ik hoop tot spoedig weerziens wanneer weet ik niet, ontvang dan van ons de hartelijke groeten en een kus voor hummel en jou van Corrie en Elsje
P.S. Wil ook de fam bedanken voor de felicitatie
Lieve Zus
Bij toeval zit ik hier bij tante Elsje en krijg kans om een groetje te sturen. Dag Zus. Geef Hummel een kus en jij ook een pakkerd van
Gré
Amuseer je maar met je brieven nota bene 10 kantjes fijn hè