Nol ging Mimi en Chawwa na de bevrijding op de fiets vanuit Dordrecht ophalen. Dat moet een hele opgave geweest zijn, hij was 23 en verzwakt door de hongerwinter. Chawwa vroeg haar oom Nol er later naar en verwerkte zijn antwoord in een column.
‘Mijn oom spreekt nooit over de oorlog. Geen woord. Maar over vlak na de oorlog heeft hij een verhaal. “Weet jij hoe je na de oorlog teruggekomen bent in Dordrecht?”
Een mens kan onderduiken en opduiken. Maar een fiets kan dat ook. De fiets van mijn grootvader was ondergedoken. Die fiets overleefde de oorlog. Mijn grootvader niet.
Nol: “Met de fiets van vader ben ik uitgemergeld als ik was van Dordrecht naar Ilpendam gefietst.” Dat is pas ver. Nol wordt volgepropt bij mijn onderduikoma met borden bruine bonen en klonten boter.
Nol zegt: “Dat was natuurlijk levensgevaarlijk met zo’n ondervoed lichaam, maar ik heb nergens last van gehad.” Hij glundert.
“En terug?” vraag ik. “Met twee koffers achterop de bagagedrager met touwen vastgesjord, daarop je moeder die jou vasthield, van Ilpendam naar Dordrecht.”
Wie zou dat nu nog kunnen?’
Na de oorlog hebben Mimi en Nol twee jaar moeten procederen voor ze de zaak Voorstraat 294 terugkregen. Ze hebben er nog een aantal jaren samen in gewerkt. Van de zaak Voorstraat 93 is niet bekend wat ermee is gebeurd.
Mimi wilde de droom van haar broer niet in de weg staan om geluidstechnicus te worden, daarom werd de zaak later verhuurd.
Mimi hertrouwde in 1949 met Piet van Alphen, die zich Rob liet noemen. Ze werd zwanger, nog geen maand later bleek Rob een hersentumor te hebben waardoor hij vrijwel volledig verlamd raakte. Zijn pensioen was niet toereikend en Mimi kreeg Staatsloterij aan huis waarmee ze de kost verdiende. Hun dochter Liesbeth werd geboren op 1 augustus 1950. Mimi verpleegde Rob vier jaar lang. Ze was vaak ook langere tijd van huis weg wanneer Rob was opgenomen in het ziekenhuis. In die tijd werden Chawwa en Liesbeth verzorgd door Lenie Akker.
Lenie was als enige van het gezin Akker uit Appingedam ondergedoken en had de oorlog overleefd. Ze solliciteerde op een advertentie waarin Mimi om hulp in de huishouding vroeg. Toen Lenie bij de Vlietweg op de stoep stond kreeg Mimi een schok: ze leek sprekend op haar niet teruggekeerde zus Gré. Lenie werd een tweede moeder voor Chawwa en zou later vanuit het huis op de Vlietweg trouwen met Herman Preger. Zij emigreerden naar Israël en kregen kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.
Piet van Alphen had uit een vorig huwelijk al twee kinderen, Hansje en Kees. Hansje kwam ook in het huisje op de Vlietweg wonen. Zij was balletjuf en trouwde ook van daaruit met de uit Duitsland afkomstige Rufus Wagner. Mimi keek niet naar nationaliteit maar naar inborst en Rufus werd liefdevol opgenomen in de familie.
Daarmee had Chawwa een halfzusje (Liesbeth), een stiefzusje (Lenie) en een pleegzusje (Hansje) gekregen. Mimi had gezorgd voor vervangende familie.
Na de dood van Piet van Alphen hertrouwde Mimi nogmaals met Adriaan Dronkert, een ingenieur weg- en waterbouw uit Dordrecht.
In de jaren vijftig probeerde men de oorlog zoveel mogelijk te vergeten en dankzij Mimi’s inspirerende persoonlijkheid was het huis op de Vlietweg in die tijd regelmatig een feestelijke zoete inval.
Chawwa volgde in de jaren zestig een opleiding tot beeldhouwer aan de Academie St. Joost in Breda. Ze kreeg in 1963 van overheidswege (Wiedergutmachung) een bedrag van 2000 gulden als compensatie voor de dood van haar vader. Met dat geld ging ze op vakantie naar Israël omdat ze het niet in Nederland wilde uitgeven. In 1965 trouwde ze met Carel Beulink, een mede-student die fotografie deed. Omdat er in Nederland in die tijd woningnood heerste en er ook veel werkloosheid was, besloten Chawwa en Carel op alija naar Israel te gaan. Kort daarna volgde Liesbeth en in 1967 emigreerden ook Mimi en Adriaan naar Israël, waar ze zich vestigden in Nes Ziona in een klein settlershuis dat ze in de loop der jaren uitbouwden. In de tuin stonden veel citrus- en mangobomen. Mimi heeft er hele generaties wilde katten gehad die ze de namen gaf van de vrouwen van Rembrandt, zoals Stoffeltje en Hendrikje.
Chawwa en Carel kregen twee kinderen in Israël en keerden na de oorlog van 1973 terug naar Nederland.
Mimi overleed op 12 juni 1990 in Israël en werd begraven in kibboets Ja’acov. Ze kreeg vier kleinkinderen, twee van Chawwa en twee van Liesbeth. Haar vijf achterkleinkinderen heeft ze niet meer gekend, maar ze zíjn er, en wellicht leren zij hun voorouders Bob en Mimi een beetje kennen uit deze brieven.
Dank
Veel mensen hebben geholpen bij het tot stand komen van dit digitale boek. In de afgelopen twintig jaar waren dat onder meer medewerkers van het NIOD, het Nationaal Archief, de Gemeente en het Gemeentearchief Dordrecht, de Gemeente Amersfoort, de Gemeente Bloemendaal, het Stadsarchief Amsterdam en het Centraal Bureau voor Genealogie.
Mailcontact met genealogen als Max van Dam en Margriet Warmenhoven leverde essentiële informatie over bepaalde personen in de brieven.
Yvette Hoitink en Matthijs Smits voorzagen het manuscript van vakkundig commentaar en Joris Beulink, kleinzoon van Bob en Mimi, hielp bij de research.
Marijke Wedemeijer-Tromp, Rozette Kats en Victor Laurentius zorgden voor aanvullende informatie.
Van het laatst nog levende kind van Els van As, Janneke, kwam zeer waardevolle informatie onder meer omdat zij als kind van zeven de onderduikers in huis bewust heeft meegemaakt.
Ten slotte speciaal dank aan de nabestaanden die instemden met openbaarmaking van deze brieven.
Huisnummering Dordrecht
Na de oorlog zijn de huisnummers in Dordrecht omgenummerd. In de brieven en de begeleidende teksten worden de oude huisnummers gebruikt. Hieronder een overzicht van oude en nieuwe nummering.
Voorstraat 294 is nu nummer 318.
Voorstraat 93-95 is nu nummer 123.
Voorstraat 328 is nu nummer 360.
Hoge Nieuwstraat 22 is nu nummer 42 en 44.
Bronnen en literatuur
Joods Digitaal Monument (website, 2013)
Stambomen van Nederlands Joodse families (website, 2013)
Erfgoedcentrum DIEP, gemeente Dordrecht (website 2013)
Gemeentearchief Dordrecht (GAD), 256, Woningregisters, inv.nrs. 572-731
Nieuw Israëlitisch Weekblad, jaargangen 1930-1938
Amerongen, Eddy van, Nog slechts herinnering. Mijn vooroorlogs Joods Amsterdam. Amsterdam, 2002.
Blom, J.C.H., et al, Geschiedenis van de Joden in Nederland. Amsterdam, 1995.
Braber, Ben, Zelfs als wij zullen verliezen. Joden in verzet en illegaliteit 1940-1945. Amsterdam, 1990.
Bregstein, Ph., et al, Herinnering aan Joods Amsterdam. Amsterdam, 1978.
Giebels, Ludy, De zionistische beweging in Nederland 1899-1941. Assen, 1975.
Jansen, Mieke, Joods leven in Dordrecht. Dordrecht, 1988.
Jong, L. de, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, dl. 5, maart ’41-juli ’42, tweede helft. Den Haag, 1974.
Kwiet, K., Van Jodenhoed tot Gele Ster. Bussum, 1973.
Laurentius, Viktor, De grote Tazelaar. z.pl., 2009.
Loon, K. van, Verzet in en om Dordt. Den Haag, 1947.
Meijer, J., Hoge hoeden Lage standaarden. De Nederlandse joden tussen 1933 en 1940. Baarn, 1969.
Meijer, J., Zij lieten hun sporen achter. Joodse bijdragen tot de Nederlandse beschaving. Utrecht, 1964.
Michman, J., et al, Pinkas. Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland. Amsterdam, 1992.
Schellekens, Mark, Walter Süskind. Hoe een joodse zakenman honderden Joodse kinderen uit handen van de nazi’s redde. Amsterdam 2012
Veldman-Cohen, Eva, Zoals het haar bevolen is. Laren, 1951, eigen uitgave.
Zee, Sytze van der, Vogelvrij. De jacht op de Joodse onderduiker. Amsterdam, 2010.