1943 – 1944
Op 25 oktober 1943 begon een van de grootste operaties van jodenjagers in Dordrecht onder leiding van Arie den Breejen. In het boek ‘Vogelvrij’ van Sytze van der Zee komen de volgende passages voor.
‘En dan verrichten de jodenjagers […] de ene arrestatie na de andere. De rechercheurs lijken blindelings de weg in de huizen te kennen, al zijn ze er nooit eerder geweest, en lopen linea recta naar de schuilplaatsen.
Tegelijkertijd pikken ze van alles mee […] In de woning van de familie Van As aan de Vlietweg vinden ze een radiotoestel en een geldtrommel met erin twintigduizend gulden. Een van de SD-mannen grist een bundeltje bankbiljetten uit de trommel en steekt dat in zijn zak. Het geld stamt van het Joodse echtpaar Gobits, dat op de zolder verborgen heeft gezeten. Ze vermoeden dat zich op dit adres ook nog een Joods kind heeft verstopt en daarom geeft Kaptein de Dordtse rechercheur Wolsink opdracht de kinderen die op de zolder liggen te slapen nog eens goed te bekijken.
Op de vraag van Wolsink aan een jongetje hoe hij heet, antwoordt het: ‘Bennie de Koning.’ Na de oorlog vertelde een kraamverpleegster die bij de familie Van As op kamers woonde , dat ze met z’n allen de zesjarige Bennie hadden ingeprent dat hij altijd moest zeggen dat hij De Koning heette en niet Cohen. ‘Wolsink vroeg toen’, aldus de vrouw, ‘hoe de naam van zijn moeder luidde en toen zei het arme kind: “Saartje”, waarop Wolsink zei: “Haha, toch een Joodje!” Daarop deed hij het pyjamabroekje van de kleine jongen naar beneden en zei: “Het is een Jood.” Dit kind moest toen mee.’
[…] In totaal pakten de jodenjagers in één etmaal eenendertig mensen op, van wie achttien Joden. […] De acht jodenjagers droegen de eenendertig mensen de volgende dag, 26 oktober 1943, over aan de SD in Den Haag. Van hen werden acht niet-Joodse arrestanten meteen weer vrijgelaten, een andere volgde twaalf dagen later . Tweeëntwintig, van wie zeventien Joods, gingen op transport naar Westerbork, Amersfoort en Vught. Twintig van hen overleefden de oorlog niet:
[…] Samuel Gobits (13 januari 1890, Amsterdam), stoffeerder, zijn vrouw Rebecca Gobits-Leeuwin (3 april 1887, Amsterdam) en hun dochter Greta Gobits (17 december 1916, Den Haag), leerling-verpleegster in het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht Het Apeldoorsche Bosch […] allen op 19 november 1943 in Auschwitz vermoord.’
[Elsje aan Mimi]
[Dordrecht, eind oktober/begin november 1943]
Lieve Aartje
Even een paar lettertjes, het is een heel nare tijding die Corrie komt brengen, maar voor jou is het erger en dat doet mij verschrikkelijk pijn dat ik je zoo’n boodschap moet brengen [n.l. dat Sal, Rebecca en Gré zijn opgepakt en naar Westerbork zijn gebracht]. Ik heb alles van mijn kant gedaan om te redden, maar er viel niets meer te redden. Ik zelf ben er tot heden toe goed afgekomen buiten verwachting en nu hoop ik dat hier alles mee ophoudt, de jongens zitten nog veilig en ook jij omdat je met de geschiedenis niets hebt uit te staan. Ik hoop je zelf als alles weer veilig [is] zelf ook te vertellen hoewel Corrie ook alles meegemaakt heeft en het dus ook zal doen, maar [nu] kan ik nog niet veel doen, ik blijf zooals altijd nog voor jullie zorgen ook wat financieel betreft, maar daar moet je nog even een paar weken geduld mee hebben. Nu had ik nog een verzoek aan jou, als het kan gaat zoo min mogelijk visites maken en geef een brief voor Nol mee dat Tante Geertje geen bezoek van anderen wenscht te ontvangen als van ons, want Nol heeft een heeleboel dingen klaar gemaakt waar ik me niet mee vereenigen kan. Ook dat het briefschrijven van zijn kant nu stopgezet moet worden, (deze keer krijg jij geen brief van hem omdat Corrie onverwachts naar je toekomt), wel heb ik een brief van hem voor mij, die ik je laat lezen omdat ik de toon heelemaal niet goed vind, neem jij hem eens onder handen, en maak hem eens goed duidelijk dat ik aan geen vluchten denk met een andermans geld als een ander nog in gevaar is. Enfin de rest hoor je wel van Corrie. Wees verder dapper want de oorlog is gauw afgeloopen en dan zien we ze toch weer terug, ik heb er goeden moed op. Ontvang nu de hartelijke groeten en een pakkert voor Hummel van Tante Elsje.
[Daan aan Elsje]
[Dordrecht, rond 20 november 1943]
Lieve tante “els”, en kinderen
M’n hartelijke dank voor alles! Maakt u zich niet overstuur en wacht de dingen af. Volgens mij is ‘t gevaar voor u geweken. Bezoek géén kennissen!
Ook gefeliciteerd met ‘t bericht van uw man.
Indien Gré nog iets voor mij achterliet, geef ‘t dan mee s.v.p.
Z.O.Z.
Wat had Gré aan?
Was ze droevig?
Was ze flink?
Ik dank u hierbij dat u zoo lief voor haar geweest bent.
Dag lieverd
Daan.
[Daan aan Mimi]
[Dordrecht, donderdag 25 november 1943]
Lieve Mieps en Chawwa!
Ik schrijf deze brief vast en weet nog niet wanneer je hem zal ontvangen. Het is vandaag donderdag 25 Nov. en morgen gaat Jo naar T[ante] E[lsje] en die zal dan zorgen dat hij (de brief) in goede handen komt.
Je laatste brief gelezen en daar deze hoofdzakelijk “zakelijk” was, behoef ik hem niet te beantwoorden. Eén ding echter wel. Je schuift mij iets in de schoenen waar ik niets van weet. Economie heb ik nooit gekund. Ik kon dergelijke dingen alleen beredeneren volgens m’n eigen inzicht. Nol vroeg mij ‘n tijdje geleden, hoe ik er over dacht over ‘t omzetten ervan in baar geld. Ik gaf de raad, ‘t te verkoopen en ‘t geld niet uit te geven.
Tot deze redenering kwam ik.
1e geld in je bezit te hebben is niet zoo gevaarlijk als ‘t andere, als men huiszoeking doet,
2e Als ‘t vrede is valt de waarde heel erg naar beneden.
Je hebt gelijk met de bewering, dat ‘t altijd ‘n bepaalde waarde blijft houden, en dat dit met geld niet ‘t geval is. Doch in ons land, maakt dit volgens mij geen verschil. De menschen in Nederland zullen altijd dezelfde waarde van ‘t geld krijgen.
Nu je echter schreef, dat dit geld niet noodig is daar er eventueel door vrienden enz. bijgesprongen zal worden en ‘t dus beter bewaard kan blijven, is ‘t juist dat ‘t niet ingewisseld moet worden.
Zoo genoeg hierover!
Voel jij en je dochtertje zich goed? Chawwa groeit zeker flink? Wordt er bij jullie flink gestookt en heb je ‘t koud? Heel wat vragen, doe je best eens en geef hier eens antwoord op. Nu iets anders.
Ik weet niet of jij er met iemand over gesproken hebt, of dat de persoon (tante Els) ‘t zelf zoo aangevoeld heeft, doch ik kreeg de raad meer met ‘t hart te schrijven.
Ik begrijp wat hiermee bedoeld wordt en ‘t is waar.
Begrijp me goed, ik schrijf altijd over oppervlakkige dingen aan je en als wij eens samen gesproken hebben, eenmaal geloof ik , was ‘t al niet beter. Toch mag ik je graag en komt ‘t dus niet door “onsympathie” of iets dergelijks. Ik geloof dat ‘t komt doordat wij vroeger nooit dicht tot elkaar kwamen, omdat ik me erg moeilijk geef en doordat wij ‘t vroeger niet konden, ‘t per brief óók niet gaat. Ik zou ‘t wel graag anders willen, ik bedoel, dat we elkaar beter leerden kennen. Ik zie [een] heeleboel dingen ook anders dan vroeger.
Niet alleen dat ons leven zoo erg kort is (deze tijd niet meegerekend) dus ‘n zooveel mogelijk er uit halen wat mogelijk is, neen, ik voel dat we (de menschen) elkaar beter moeten leeren begrijpen, ik vind ‘t zoo vreemd dat menschen als wij, zoo langs elkaar heen leven, zonder iets van elkaars innerlijk af te weten, elkaar daardoor ook niet kunnen steunen, begrijpen, respecteeren enz. Er zijn natuurlijk menschen waartegen je nooit “sympathiek” wilt zijn. Misschien verkeerd, doch heden ben ik nog niet zoover dat ik alle menschen als m’n “broeder” en “zuster” kan beschouwen.
Misschien kan ik me niet zoo voor je uitdrukken als ik ‘t voel.
Zullen we ‘t probeeren, om elkaar te willen begrijpen?
Ik heb nu ook een briefje aan Gré en je ouders geschreven.
Heb jij dat ook al gedaan?
‘t Is ‘t eenige wat ze nog hebben, ‘t is er zoo beestachtig slecht.
Had ik slechts een gedeelte van jouw flinkheid. Waarom moest ‘t Gré zijn en niet ik? Zeker gaat hier ‘t gezegde niet op “loon naar werk”. Wat zeur ik hè, je hebt genoeg!
Lieve kind, laat ons de kracht behouden, ‘t vol te houden, dat wensch ik voor jou en Chawwa.
Doe de fam de groeten en wensch ze tevens een prettige St. Nicolaas en Kerst.
Daan.
[Daan aan Mimi]
[Dordrecht, half november – begin december 1943]
Lieve Miep en Chawwa.
Ik had jou, doch ‘t meeste Chawwa ‘n St. Nicolaaspresentje willen geven, maar echt meisje ‘t ging niet. Ik heb maar ‘n paar centen en tante Els kan ik niet vragen, dat snap je wel, voor zooiets, zij heeft toch al zoo’n boel kosten, ik ben n.l. onder behandeling van ‘n tandarts. Ik heb zoo lang mogelijk gewacht, doch ‘t ging niet langer, ik had erge pijn, ik heb nu waarschijnlijk nog een keer bij hem te komen. Dit kost ook geld. De paar centen die ik heb, moet ik, als ik ‘t beleef, dringend gebruiken. Ik hoop dat je dit begrijpt, ‘t zou mij anders erg spijten.
Als Oom Daan nog eens een paar centen heeft krijgen jullie elk ‘n cadeautje. Je j.l. brief(je) ontvangen. Eerst iets over ‘t briefje Ik ontving in ‘t geheel eenige epistels van je, in de tweede schreef je als P.S. (later ‘n langere brief). Ook in deze brief. Nu verlak je me niet eens meer. Wat mij betreft mag je ‘t gerust weglaten. Ik neem ‘t je ook niet kwalijk, wat moet je mij meer schrijven, ik hoop echter nu ik ga probeeren mij ‘n beetje meer te geven, jij ‘t ook zal doen. Afgesproken o ké!
Wat je schreef over “gevaarlijk” dat ik ‘n briefje aan Gré in ‘t pakje stuur, ben ik niet met je eens. En wel om verschillende redenen.
1e Als jij ‘t stuurt, komt ‘t op ‘t zelfde neer.
2e Ik schrijf niets bijzonders, ‘t is van de “zo” eventueel.
Zoo, dat is dit. Hoe is ‘t eigenlijk met jou en krummeltje, ik hoop in orde. Hier is ook alles in orde op ‘n enkel dingetje na. Jij hebt genoeg moeilijkheden, dus nieuwe kan je missen. Toch wil ik je iets vertellen. Ik mag aannemen dat jij en Nol ‘t goed kunnen vinden. Daarom zal ik ook niet probeeren ‘t anders te doen worden tusschen jullie. Eén ding echter wil ik zeggen, omdat ik je graag mag en ik niet graag zag dat je door ‘t een of ander door hem de dupe werd. Kijk goed uit je doppen met hem, ik bedoel later, jullie willen toch later eventueel de zaak drijven of zooiets. Méér zeg ik niet, omdat je mij toch niet gelooven zal. Ik geloof niet dat je zoo kinderachtig zal zijn, om hem te vragen wat of er is, dit blijft tusschen ons. ‘n Ander dan familie kan deze dingen wel eens juister beoordelen.
De politieke en militaire situatie is nogal bevredigend hè? ‘t Gaat echter langzaam. Misschien komt er nu na de conferentie van “Teheran” wat meer “vaart”. Ook voor jou zal St.Nicolaas en aanverwante z.g.n. feestdagen de noodige herinneringen meebrengen. Dergelijke dagen doen ‘t gemis nog sterker gevoelen. Doch dergelijke dagen brengen ook de zekerheid dat de anderen ook hieraan denken. St.Nicolaas “dag der goedertierenheid”. Ik merk er niet veel van in deze wereld, jij? Voor ons ligt een mooi terrein braak, n.l. menschen helpen en steunen, dus ‘t waard zijn.
Hoeveel menschen hebben werkelijke hulp van andere. In ‘t eene geval alleen “goddelijke” hulp en de andere zijn “mooie woorden”. Zoo meisje, op ‘t oogenblik weet ik niets meer te schrijven. ‘t Is echter woensdag en vrijdag gaat deze brief naar Elsje. Ik neem echter nu wel afscheid. Kus Chawwa en zelf ‘n stevige handdruk en moedig blijven hoor! Ik sluit ook ‘n briefje voor de familie in.
P.S. Miep, ik moet je nog wat schrijven. Ongeveer 1 week geleden heb ik Nol enkele dingen onder z’n aandacht gebracht, die naar ik meende je ouders niet in hem goed zouden keuren. Daar er op ‘t oogenblik niemand is, die hem op iets kan wijzen dan ik en ik later geen zelfverwijt wil heb ik dit gedaan. Ik heb hem tevens gezegd, dat ik meende [dat] hij zich er toch niets van aan zou trekken, doch dat ik ‘t hem toch wilde zeggen en dat ik hem nog steeds zag zooals ik hem eens uitgeteekend had. ‘t Blijkt nu dat ik goed gezien heb, want hij probeert ‘t niet te veranderen. In ieder geval ik heb ‘t hem gezegd. Meen niet dat ik hem “stikken” laat. Direct toen Gré en je ouders weg waren heb ik tegen hem gezegd, we moeten probeeren goed met elkaar om te gaan. En dat zal ik ook probeeren te blijven doen.
Dag Miep, hartelijk gegroet en kus Chawwa.
D.
[Nol aan tante Elsje]
[ca. 10 december 1943]
Lieve Tante Els,
ik heb deze week erg weinig te vertellen. Ik zal toch maar schrijven, want dat hebben we elkaar beloofd, nietwaar? U schijnt ontzettend veel en drukke bezigheden te hebben (slapen, eten, luiwammesen misschien) want het is al een paar keer gebeurd (v.d. week ook) dat U “geen tijd” had om te schrijven. Enfin, daarom niet getreurd, dat kan ik wel om iets anders doen.
Jo heeft vorige week m’n bril weggebracht en toen ik ‘m terugkreeg zat het glas er 1/4 slag gedraaid in. Jo terug. Roth zei, ‘t is goed zo. Enfin, ze hebben er een beetje aan geprutst (ze wilden niet graag aan een nieuw glas, dat moest vanwege de geslepen rand en de gaatjes) en toen was ie nog niet goed. Jo weer terug, maar nu met m’n reservebril erbij. Nu zagen ze dan in dat het verkeerd was, zodat er toch een ander glas in komt. Ik ben maar blij, want het glas wat ze er verkeerd in hadden gezet, was zo plat als een dubbeltje en het andere is bol. Vanmiddag krijg ik ‘m terug, ik hoop dat het nu in orde is.
St.Nicolaasavond is erg gezellig geweest. Ik m’n gezicht in de plooi getracht te zetten en ik kan wel zeggen, dat het me gelukt is. Ik heb werkelijk aardige cadeautjes gehad. Een hulsje voor een lucifersdoosje, 3 belgische sigaretten, een wandspreuk (dat was allemaal van Toos). Mooie bakelieten knoppen voor m’n versterker, waar ik U al eens over schreef (van Anton, heel vindingrijk, want ik had hem gevraagd voor mijn rekening een paar te kopen) een dassenpers (van meneer) en 10 Hollandse sigaretten (van Jo). Die wanten die ik voor Annie gekocht had, heb ik toch gestuurd, we zijn toch geen vijanden van elkaar. Ik had ze eenmaal voor haar laten maken en dan vind ik het niet leuk als een ander ze draagt. Dat pakje, wat ik van haar moeder gekregen heb viel erg in de smaak.
Vooral die tabak, ‘t leek wel Hollandse shag. Ik heb dikke tante gelijk ervoor bedankt (bij die wanten een brief gedaan). ‘s Avonds (als Daan naar bed is draai ik wel eens een plaatje. Ik heb echt behoefte aan een beetje muziek, het fleurt me een beetje op, en als ik het ‘s avonds doe, hinder ik Daan niet. Jo had radio-distributie aangevraagd, maar wegens materiaalschaarste kan het niet.
Wat de oorlog betreft: op alle fronten gaat het goed en de uitslag van de conferentie tussen Churchill, Roosevelt, Stalin en Tsjang Kai Tsjek in Teheran is bekend gemaakt: datum en tijd van de aanval (tweede front) zijn bepaald. Vanuit het Oosten (Rusland), het Zuiden (Italië) en het Westen (Frankrijk, Nederland, België, Noorwegen, waar is niet gezegd), zal de aanval onmeedogeloos op Duitsland gericht zijn. Het jaar is nu bijna om en dan nog een maandje of 4, 5 (wat gaat het vlug, hè) dan zijn we heus wel verder.
Die brandwond op m’n voet is nu pas dicht. Wanneer gaat er weer iemand naar Mimi toe? Zal ik volgende week voor haar een brief meegeven? Bent U nog thuis geweest? Ik bedoel voor die dingen die ik gevraagd heb. M’n blauwe pak (met vest), koptelefoon en kaart van Polen. Voor de cigaretten zal ik U nu maar alvast bedanken. Ik krijg ze vanavond. Jo kon ze niet eerder krijgen. Ik vind het niet eens erg. Had ik ze vorige week gekregen, dan waren ze nu op. Nu moet ik het nog krijgen. Tante Els, anders gaf ik in m’n brieven Annie een zoen, nu zal ik het U maar doen, ik moet er toch ergens mee heen? (niet vrij van ironie hè, maar dat word je soms wel) neef Nol.
[Elsje aan Mimi]
[Dordrecht, begin december 1943]
Lieve Aartje
Even ben ik een oogenblik alleen, dat wil zeggen Corrie is gaan rusten, dus kan ik even schrijven, ik was half één thuis verleden Vrijdag, dus dat ging wel, zonder ongelukken. Ik heb gezegd dat ik over een dag of 14 breiwerk krijg van jullie, nu dat vinden ze [Nol en Daan] geweldig, ze waren niettemin teleurgesteld dat ik geen boter meegebracht heb, maar nu heb ik gezegd dat ik boter mee zal brengen als de kousen klaar zijn, dus let goed op meisje, als je nu wil dat ik nog een keer voor je verjaardag kom, zorg dan dat die kousen niet te kort op je verjaardag komen, en schrijf dan wanneer je ze ontvangt dan kom ik ze halen begrijp je, misschien heb ik dan ook die knijper voor Jaap, ik heb hem besteld, verder geen nieuws als de hartelijke groeten aan de fam en voor jezelf en hummel een pakkert van je Elsje.
Ik ben de helft vergeten vorige week, nachtgoed en de springvorm. Dat je die nu niet komt brengen. Dus ik hoop tot zeer spoedig. Schrijf je vlug terug, Tracht me van Zaterdag tot Maandag te laten komen, als het mag van Tante, ik heb toch nog een theelicht besteld, maar als cadeau van jou, ik heb me bedacht, ik vind het wel fijn een blijvend aandenken van je te hebben. Wat een kwast ben ik niet? Hierbij een brief voor mij van Nol, die ik jou door moest sturen, daar moeten we samen eens over praten, want ik kom soms voor zulke moeilijke gevallen te staan, ik zal voortaan beide brieven van de 2 jongens bewaren voor jou en het kunnen samen bespreken want alleen klaar ik het geloof ik niet meer tot ziens
Elsje
Lieve schoft
Ik kom net in huis en zie daar een brief voor me liggen, ik maak hem open en zie niets anders als lieve Daan en Lieve Broer, maar geen lieve Elsje, nu krijg je voor straf Nol zijn brieven ook niet, neen hoor kind daar niet voor maar ik sluit hierbij in een bonkaart en ben bang dat de brief te dik wordt, en ik kom toch gauw, tenminste daar moet jij voor zorgen dat dit gebeurt, het is nog een heele kaart, alleen moet Tante er erg in hebben dat de eene helft bonnen deze week afloopen, nu heb je gelijk weer wat broodbonnen ook, en behoef je met Kerstmis niet 2x te koken. Hè als ik er aan denk dat er geen lettertje voor mij bij is, dan ben ik in staat om jouw brieven van de jongens te lezen, en als je het weer doet, dan doen ik het ook hoor.
Lief meisje ik heb weer een zaakje hier opgeknapt naar mijn inzien op de beste manier, maar misschien volgens jou minder verstandig, want het is een grote strop voor jullie, maar als het heelemaal niet met jouw ideeën klopt, wil ik het na de oorlog wel goed maken, maar ik denk dat ik dan wel zelf op een slof en een schoen door de wereld moet, maar je weet ik doe de zaak van jullie altijd zoo behartigen als of het voor mezelf is. Tegen Nol heb ik hiervan nog maar niets geschreven want anders pompt hij zich daar ook nog maar over op en hij heeft nu wel genoeg over zich zelf te piekeren. Ik hoop tenminste dat je een brief geschreven hebt waar hij wat troost uit putten kan.
Ik heb volgens mij de jongens Vrijdag een briefje geschreven, waar [ze] als ze het aannemen willen wel wat aan hebben, ik heb ze n.l. na de oorlog mijn hart en mijn huis aangeboden als ze niemand meer mochten hebben, ik ben wel een reuze snotneus en kinderachtig van opvatting maar ik heb me gewoonweg als 2e moeder opgedrongen, hoewel ik geloof dat Daan me de meeste last zal bezorgen, want dat heb ik nu al wat zijn karakter aangaat. Jou sluit ik daarbij buiten want die verhouding tusschen ons is weer anders. Miepie zou dat na de oorlog zoo tusschen ons blijven, of moet ik me terugtrekken, dat is altijd mijn plan geweest, maar ik ga merken dat het heelemaal niet gemakkelijk zal wezen voor me, en ik heb een hekel aan moeilijke dingen dat weet je, weet je wel dat ik de laatste tijd naar het eind van de oorlog ga verlangen met hart en ziel, dat is niet altijd zoo geweest. Nu meisje ik ga eindigen met die onzin met een hartelijke kus voor jou en hummel en de groeten aan de fam.
de deken breng ik zelf mee, het blijft soms wel 3 weken onderweg heb ik geïnformeerd
[Nol aan tante Elsje, ca. 17 december 1943]
Lieve Tante Elsje,
ik weet deze week erg weinig te schrijven, maar toch zal ik maar een brief in elkaar proberen te draaien. Wie weet wordt het wel wat. Ik zal eerst Uw brief beantwoorden. Ik heb hem naast me liggen.
U vangt aan met een klaaggeschrei aan te heffen over mijn brief van eerverleden week, n.l. dat hij zo kort was. Nou, daar heeft U vorige week niet over te klagen gehad, hè? ‘t Was wel hoofdzakelijk een brief voor Mimi, maar de Uwe was toch ook 4 kantjes en… wie ‘t kleine niet eert, is ‘t grote niet weerdt. En trouwens, als ik geen brief aan Mimi had geschreven, had Uw brief zo lang geworden. Maar omdat ik Mimi nu toch moest schrijven vond ik het niet nodig (in verband met de bij mij heersende papierschaarste) om alles dubbel te schrijven en heb daarom in Uw brief geschreven dat Mimi’s brief ook voor U was bedoeld.
Eerverleden week heeft U inderdaad een brief geschreven, dat was ik helemaal vergeten. Dat komt zo; als u mij een brief stuurt, dan bewaar ik die, als ik hem gelezen heb. Als ik dan aan U ga schrijven, de week daarop, dan haal ik ‘m tevoorschijn en ga hem beantwoorden, net zoals ik nu uw brief van vorige week aan ‘t beantwoorden ben. Zodoende vergeet ik nooit iets te beantwoorden, als U iets in Uw brief vraagt, of zegt. Die brief van 3 weken terug echter had U aan Daan en mij samen geschreven. Ik heb die brief toen eerst gelezen en daarna Daan. Nadat Daan de brief gelezen had, heeft hij hem verscheurd en verbrand. Dat doet hij altijd met z’n brieven, zodra hij ze gelezen heeft. Ik wacht daarmee tot ik ze beantwoord heb. Ik vergeet anders de helft, en zodoende heeft U eerverleden week geen antwoord op die brief gehad.
Ik kan het helemaal niet toevallig vinden, dat U van Mimi een brief kreeg, waarin ze om een felicitatiebriefje vroeg. Ik heb n.l. ook die zelfde vraag van Mimi in haar brief gekregen, zodoende heb ik toen direct een briefje geschreven, snapt U.
Het blauwe pak en dat kaartje heb ik ontvangen. Het pak was echter niet dat wat ik bedoelde. Ik had dat andere willen hebben, een tweerijer met vest. Donkerblauw met een grijs streepje. Geen tweed, maar kamgaren. Geeft U dat dan maar eens aan Jo mee.
Het pak wat ik hier heb, daar is het jasje niet meer van te repareren. De broek is echter, op een kleine reparatie na, nog goed. Nu laat ik door Jo die broek maken met lappen van het jasje. Dan heb ik werkelijk een broek, die nog prima is en die ik na de oorlog nog best kan dragen, want het is prima stof. Op het ogenblik draag ik mijn grijs pak, maar dat wilde ik ook liever weghangen, tot na de oorlog. Als ik dan dat blauwe pak hier krijg, dan maak ik het grijze schoon met water en ammoniak. Dan pers ik het op en hang het weg. M’n goed blauwe pak (wat ik hier heb hangen) zal ik ook zo behandelen, daar zitten een paar vlekken op. Tegen het voorjaar wil ik m’n beige pak ook weer hier hebben. Dat kan ik dan nog eens een goede beurt geven, want als de oorlog voorbij is, en we gaan samen fijn Mimi halen, dan moet ik er piekfijn uitzien. De mensen mogen niet van me kunnen zeggen, dat ik er op achteruit gegaan ben, nietwaar? Trouwens, ik mag U toch ook niet te schande maken, door als een ouwe bedelaar naast U te lopen? Ik had hier nog een oude bruine broek. Oorlogsgoed. In twee dagen is de vouw eruit, als ik hem oppers. De pijpen zijn helamaal uitgerafeld aan de onderkant. Knoopsgaten zijn uitgescheurd. Die heb ik aan Anton gegeven. Niet erg, hè? Hij had met goed fatsoen geen broek meer aan z’n billetjes (hij gebruikte een ander woord) om te gaan werken. Jo beweert, dat Anton ‘m best voor Zondags kan dragen. Ik begrijp die mensen niet. Als ik zo’n broek op Zondag aan moest, ging ik liever in m’n nakie de straat op. Enfin, mijn zegen heeft ze. Ze zal gauw genoeg merken dat het niks is. Dat m’n bril klaar is zult U wel al gelezen hebben, vorige week in Mimi’s brief. De kosten zijn evenals vorige keer ƒ3,05. Dus geen ƒ3,50. Dat had ik U teruggestuurd omdat U vorige keer per vergissing ook ƒ3,50 aan Jo gegeven had. Dus ƒ3,05.
Het is erg jammer, dat U geen pakjes meer weg kan sturen. Ik denk tenminste niet, dat daar iets op gevonden kan worden. En past U alstublieft maar op dat er niets gebeurt met U, want als dat eens het geval was, zou ik zelfmoord plegen. Ik kan U absoluut niet missen (wat een lelijke egoïst ben ik toch, hè?) De brief die ik van Annie kreeg, heeft me meer troost gebracht, dan die van haar moeder. Trouwens, daar was niet veel voor nodig, vind U wel? Ze schreef, dat ze, toen ze me laatst bij U ontmoette, tot de ontdekking kwam, dat ze niets om me gaf. Ze heeft toen lang nagedacht (volgens mij had ze het toen beter kunnen zeggen) en vond het beter om te handelen zoals ze gedaan heeft.
Ze schrijft dat we geen vijanden van elkaar zijn, en dat ze er veel voor voelt, dat er tussen ons “vriendschap in de ware zin des woords” blijft bestaan. Als ik iets nodig heb moet ik het haar maar laten weten, dan zal ze het verzorgen. Dat stukje scheerzeep had ze erbij gegeven, omdat Jo gezegd had, dat ik er om verlegen zat. Ondanks alles toch een prettige brief, nietwaar? Waarom bent U van de week niet gekomen? Dat had U toch geschreven? Heeft U een dikke brief van Mimi voor me? Zeg, tante Els, op mijn textielkaart zitten toch ook nog scheerzeepbonnen, die zou ik maar besteden. Wie weet hoelang het duurt voor ik weer scheerzeep krijg.
Nu, tantetje, m’n blaadje is vol. Vindt U het genoeg ik hoop het. Tot het volgende babbeltje, hè?
Dag neef Nol
P.S. Heeft U nog iets gekocht voor Mimi? Voor het geval dat U met haar verjaardag naar haar toe mocht gaan, zal ik een felicitatiebrief insluiten.
[Daan aan Mimi]
[Dordrecht, half december 1943]
Mieps en Chawwa.
Je brief heeft mij versteld doen staan (‘t betreft de lengte) zooiets kun je en je hebt ‘t nooit gedaan, schaam je. Ik geloof dat in mijn geval ik ‘t liever persoonlijk dan schriftelijk doe (met je praten). Je schijnt ‘t dus ook nog te herinneren dat wij eens vertrouwelijk gesproken hebben. Toch meen ik aan te moeten nemen, dat ik nu beter met je zou kunnen praten. Ik was toen nog teveel ‘n baby, ‘t is nu wel niet zoo erg lang geleden, maar toch voel ik dat ik ‘n heel andere kijk en volgens mij ook diepere kijk op verschillende dingen gekregen heb.
Je schrijft dat ik niet langer op die manier aan Gré kan schrijven. En waarom dan niet? Er staat niets bijzonders in, tante Els controleert ze en heeft geen aanmerking. Mochten ze de schrijver willen achterhalen, dan is ‘t gevaar dat ze bij jou komen, even groot als hier. Trouwens de zr. schrijft z.g.n. Als je reden niets anders dan dit is, zal ik er mee door blijven gaan. Ik verwacht niet dat Gré mij terugschrijft. Als tante Elsje niet schrijft stuurt ze toch een pakje, dit zoudt dus ook achterhaald kunnen worden. Ik hoop dat ik al je feiten, waarom ‘t event. niet zou kunnen, onschadelijk gemaakt heb. Vertrouw erop, dat ik mij niet nodeloos gevaar op den hals zal halen. Ik heb vaak ‘t gevoel dat je mij als ‘n baby behandelt. Misschien is dit ook wel zoo, je weet ‘t zelfkennis is iets dat men niet gemakkelijk leert. Het is echter buiten twijfel, dat ‘t niet prettig is zulks te merken.
Zeker, verjaardagen, feestdagen etc. geven je nog meer ‘t gevoel van ‘verlaten’ te zijn van elkaar. Lief kind, ik weet al die verjaardagen enz. niet, ik zal je hierbij met al die verjaardagen, van Gré, van jou, van je vader, je moeder, Nol enz. nu reeds feliciteeren, dan vergeet ik er geen tenminste. Ik kan niemand ‘n presentje geven om de in m’n vorige brief gegeven redenen (duurte, geen geld, tijd na den oorlog, enz.). Ik hoop dat je begrijpt hoe graag ik je iets zou willen geven. Wat mij betreft is elke dag van onze “verwijdering” een kwelling.
Ik ben op St.Nicolaasavond op gewone tijd naar bed gegaan, om 9 uur. (ik geloof echter wel dat Nol en de anderen zich geamuseerd hebben). Je kent me toch héél slecht, als ik zeg ik doe zus of zoo, dan doe ik ‘t ook, dus heb ik presentjes geweigerd. En zeker van deze menschen hier. Dit klinkt je natuurlijk heel erg ondankbaar en dit moet ‘t ook zijn voor anderen, om dit te hooren van menschen, die je beschermen. Maar ik zweer je bij alles dat mij lief is, dat deze menschen niet “‘t goede soort” zijn. Je hebt genoeg dus zal ik niet uitweiden waarom. Ik kan van deze menschen niets aannemen. Zeker is ‘t in jouw oogen ‘n beleediging. Doch als ik je zeg, dat ik ‘t, geruimen tijd voor ze nog cadeautjes gekocht hadden, gezegd heb, dat ik dit jaar niet aan cadeautjesgeverij wilde doen, kun je dit ‘n beleediging vinden? Ook van tante Els wilde ik niets voor m’n St.Nicolaas hebben, ze heeft ‘t toch gedaan, nu z.g.n. niet als St.Nicolaaspresent, doch alleen om iets te geven. Trouwens haar kan ik dit niet weigeren, ik weet wie ze is. Ik weet niet of je m’n gedachtengang begrijpt, zoo niet, spijt ‘t mij, doch ik kan mij hierin niet veranderen. De menschen hier zijn de heele duur dat ik hier ben onaardig voor me, zou ik dan hun cadeautjes aannemen? Nu vraag je, waarom blijf je, omdat ik laf ben en nog teveel aan ‘t leven hang. Doch alles heeft ‘n grens nietwaar?
Ik vind ‘t prettig dat jij wel goed met die menschen op kunt schieten, op ‘n enkele uitzondering dan na, waar is er nooit iets? Ik heb Nol gezegd welke presentjes jij en Chawwa gekregen hebben. Meer stond er voor hun niet in vond ik.
Ik ben ‘t niet met je eens, dat wij niet ‘t recht hebben ons verdriet te uiten of te laten merken.
Ik zal niemand met m’n verdriet lastig vallen of hinderen, zou ik daarom zelf geen verdriet mogen hebben? Mocht iemand ‘t toch merken, mag je dan verwachten dat hij of zij dit zal respecteeren? Ik meen van wel! Ik ben ‘t met je eens dat niemand verdrietig moet zijn omdat ik ‘t ben. Toch mag je verwachten dat iemand in ‘n bepaald geval op ‘n bepaalde manier zal reageeren. Kijk, dat is ‘t wat ik hier mis, ofschoon je toch zoudt verwachten van menschen die je z.g.n. helpen, dat ze achting voor je verdriet hadden. Je schrijft dat jij ‘t zwaarste gedeelte op je schouders hebt. Ik geloof niet dat je van zooiets als in dit geval kan spreken.
Kan je nog zwaarder getroffen worden als alles wat je lief is je weggenomen is. Is dit bij mij niet zoo? Enfin, ieder voelt z’n eigen leed ‘t ergste, geloof ik. Ik geloof dus dat ‘t niet goed is om van zwaarste te spreken. Je zult toch weten dat geen één mensch gelijk is. Verwacht dus niet van mij dat ik ze hier ‘n grammophoonplaat cadeau doe, ik kan zoo niet reageeren als jij.
Alleen dit te doen, terwille der lieve vrede, is mij onmogelijk. Dat ‘n vreemde zulks doet, dat is niet tactisch of kiesch, doch als je broertje zelf grammophoon speelt als ik naar bed ben, wat kan ik er dan nog verder aan doen? Ook hier was je broertje ‘t die iets van ‘t “feest” gemaakt heeft. Ik begrijp niet hoe jullie ‘t kunnen. Enfin, ieder is verschillend. In m’n vorig briefje, dat je waarschijnlijk gelijk met dit zult ontvangen, heb ik reeds m’n gedeeltelijke meening over Nol uitgesproken. Ik wil je dit alleen nog zeggen, dat ik met Nol niets bespreken kan, ik zal gewoon tegen hem probeeren te zijn en hem als hij ‘t mij vraagt terzijde staan en ook hem raad geven, als ik meen dat ‘t noodig is, want dit heb ik mij voorgenomen. Doch verwacht niet, dat ik mij uitspreek over ‘t een of ander. Ik meen dat Bob eens gezegd heeft, dat hij met menschen gelijk Nol na den oorlog, niets te maken wil hebben, ik ben ‘t hier volkomen mee eens. Ik hoop hem, na den oorlog, nooit meer te zien.
Zoo dat is dit. Neem mij niet dadelijk (flauw hè?) dat ik vergeten ben nu eerst naar je gezondheid en die van Chawwa te vragen, doch ik had zooveel op ‘t hart dat ik eerst kwijt moest, dat ‘t andere erbij inschoot. Kan ik ‘t nog goedmaken? Je schreef mij niets over jullie. Meestal staat ‘t wel als je ‘t niet over jezelf hebt, doch in dit geval, nu wij elkaar slechts hebben, lijkt ‘t mij geen kwaad te kunnen. Daar je er niets over schreef neem ik aan dat jullie o ké zijn, probeer ‘t zoo te houden. Ik voel mij tamelijk wel. Lief zusje in gedachten ‘n hartelijke kus voor jou en krummeltje en m’n bijzondere groeten voor de familie.
D.
[Nol aan Mimi]
[Dordrecht, 26 december 1943]
Lieve Miem,
‘t is 2e kerstdag. Visite beneden en ik op zolder. Ik lig languit op een divan. Ik heb toch niets te doen, dus schrijf ik jou nog eens een beetje, misschien wel een beetje boel, want ik heb weer een hoop te vertellen. Ik lig erg gemakkelijk, maar omdat het “niets voor niets” een natuurwet is, gaat het ten koste van mijn schrift. M’n blocnote ligt beneden, zodoende krijg je cahierblaadjes te lezen.
Ik heb weer een zelfde gevoel als bij m’n vorige brief. Ik heb je een massa te schrijven maar ik weet niet, waar ik beginnen moet en hoe ik het moet rangschikken. Enfin we zullen wel zien.
Tante Els zal je wel vertellen, dat Daan weg is. Nu, Miem, het klinkt misschien wel niet zo mooi, maar ik ben blij, heel blij zelfs. Ik hoop voor hem, dat hij goed terecht komt, maar toen de deur achter hem dicht viel, leek het alsof een donkere wolk, die voor de zon hing, wegdreef.
Als ik zeg, dat Daan hier het gezin tyranniseerde, dan overdrijf ik niet. De stemming hier in huis was beneden nul gedaald. Wordt er bij jullie ook geen gramofoonplaatje gedraaid? Daan wilde het niet? Hij wenste geen muziek te horen. Ik zal je vertellen dat, voor de deur achter Daan dichtgeslagen was, ik m’n gramofoon aan had gezet. De visite is weg, ik zit nu weer beneden te schrijven, met een gezellige plaat van Peter Kreuder op de pick-up. Je hebt er geen idee van wat voor een, ja, hoe zal ik het noemen, een beroerling [hij] is! Dat is met geen pen te beschrijven. Ik weet niet precies, wat tante Els allemaal voor brieven van hem gekregen heeft, maar een feit is, dat hij wel het een en ander over mij en het gezin te vertellen gehad zal hebben. Ik krijg werkelijk het gevoel, dat Daan niet helemaal normaal is. Hij heeft absoluut een afwijking. Als hij geen psychopaat is, ben ik het.
Lach er niet om Miem, want het is erg genoeg. Met de beste wil ter wereld zou ik niet kunnen vertellen, waaraan ik het merk, maar ik ben er van overtuigd, dat ik gelijk heb.
Ik dacht, dat ik geen mensenkennis had, maar nu Daan weg is, blijkt, dat ik hem, de eerste weken dat hij hier was, goed beoordeeld heb, hoewel hij zich de eerste tijd veel mooier voordeed, dan hij in werkelijkheid is. Ik kwam tot een slotsom, die ik eerst zelf niet geloven wou. Ik merkte n.l. dat, als hij een grief tegen iemand had, hij niet uitsprak, wat hem dwars zat. Hij keek je dan met een vuil gezicht aan en sprak geen woord tegen je. De tegenpartij moest het eerste woord zeggen. Ik heb dat eens tegen tante Els gezegd, en toen zei ze dat iedereen zich niet zo gemakkelijk uitspreekt. Dat gaf ik toe, maar bij hem was ‘t wat anders, dat voelde ik. Hij was geniepig en erg ook. Het mooiste bewijs heb ik er voor, wat ik maar wensen kan.
Tante Els heeft jou een brief laten lezen waarin stond over Daans oordeel omtrent het feit, dat ik zo veel (6 sig. per dag) sigaretten rookte en ik tante Els f 3,05 voor m’n bril liet betalen. Als ik die f 3,05 terug zou sturen, zou hij niets aan tante Els schrijven. Je begrijpt, dat ik dat meer dan vuil en minderwaardig vond, om tante Els zo om de tuin te leiden. Later is gebleken, dat hij dat helemaal niet van plan was, maar wel om mij uit de gunst bij tante Els te krijgen. (Daar is anders heel wat meer voor nodig, om dat gedaan te krijgen, al zeg ik het zelf, ze is een echte schat)
Enfin die vuile streek wilde ik niet op m’n geweten hebben, en heb tante Els die f 3,05 gestuurd, maar alles in geuren en kleuren verteld. (Die brief heb je gelezen.) Ik heb Daan toen gezegd dat ik het geld teruggestuurd had. En weet je wat hij gedaan heeft? Alles aan tante Els geschreven, in de mening, dat ik het niet gedaan zou hebben. Me dunkt dat dit wel een bewijs voor zijn geniepigheid is.
Ik kon aan alles merken, dat Daan zich niet aanpassen kon. Het was zijn “stand”, zijn “milieu” niet. Als we gingen eten, veegde hij eerst nog eens even z’n vork en mes a/h tafelkleed (als je fatsoen in je duvel hebt, doe je dat niet waar iedereen bij zit, en dan nog niet a/e hoek v.h. tafelkleed) af. Trouwens, het komt heel vaak voor, dat mensen, die thuis nooit wat gewend waren, bij anderen doen, of ze de koning zelf zijn. En Daan had het thuis toch niet bepaald rijk.
Vaak lokte Daan ruzie uit, maar ik kreeg het in de gaten, zodat hij op mij geen vat meer had. Ik gaf hem in alles gelijk, en sprak dan weer heel gewoon tegen hem.
Hij kon Jo om z’n vinger winden, en dat was het ergste, want Jo danste naar zijn pijpen. Een keer zelfs zo erg, dat ik Jo op d’r duvel gegeven heb. Dat zat zo. Ik bak 3x per week 2 broden. De tarwe maal ik zelf en kneed de broden. Laat ze rijzen en bak ze ook zelf. Nu gaat Daan Vrijdagsmiddags in bad. Nu op een keer wilde Daan plotseling vroeg in bad, terwijl hij wist, dat de broodjes in de oven stonden. Jo vond het natuurlijk weer goed. ‘t Gevolg was, dat de oven, terwijl hij zich in de keuken waste, uitging en de broodjes niet goed kwamen. Woest was ik.
Toen heeft hij de dag voor Kerst dezelfde streek in andere uitvoering uitgehaald. Hij wist, dat ik voor de 2 Kerstdagen 6 broden bakken moest en dan nog kleine broodjes en appelbeignets. Hij zou ‘s morgens in bad gaan. Dat kwam mooi uit, want dan kon ik, terwijl hij in bad zat, het deeg klaarmaken in de kamer. Ik wachtte en wachtte, maar Daan ging niet in bad. Toen het 11 uur was zei hij, dat hij ‘s middags maar in bad zou gaan. ‘t Werd te laat met eten anders. Meneer ging ‘s middags om 3 uur in bad. Precies de hele dag naar de maan. Ik heb geen luxe-broodjes en geen appelbeignets kunnen bakken. Dat was zijn schuld.
Met St. Nicolaas heb ik hier de boel een beetje op stelten gezet. Enkele dagen ervoor heb ik niets dan gepakt, ‘s nachts tot 2 uur toe. Ik heb tientallen gedichtjes gemaakt. Daan sprak er schande over, dat ik dat kon doen, terwijl Vader, Moeder en Gré het misschien heel beroerd hebben. Maar, Miem, zouden zij ermee gebaat zijn als wij ons dood zouden kniezen? Werkelijk, ik geniet, als ik een beetje vrolijke muziek hoor, het frist me gewoon op.
Toen hij nog hier was, hoorde je geen vrolijk woord in huis, alleen ‘s avonds, als hij naar bed was, zette ik heel zacht de gramofoon aan, want anders had hij weer wat te vertellen, dat hij hem kon horen. Doe ik er nu werkelijk zo slecht aan, als ik eens naar een beetje muziek luister? Vorige week is er ‘s avonds luchtalarm geweest. Daan was vroeg naar bed gegaan en sliep er doorheen. De volgende ochtend vroeg ik, of hij het luchtalarm gehoord had. “Nee, wel de gramofoon,” was het antwoord. Toen werd ik zo hels, dat ik me niet meer in kon houden. Ik zei: “Dat klopt, morgenavond kan je ‘m weer horen.”
Hij pestte, waar hij kon. Hij kon niet zien, dat ik zo goed hier met het gezin op kan schieten. Hij keek zuur, als ik met de kerstboomverlichting bezig was om te repareren.
Hij had een pestbui, als ik weer eens een versterker te repareren had, en wat verdiende. Alles ergerde hem. Dacht je, dat er nooit iets was waarover ik me zou kunnen ergeren. Als Anton zit te eten, hangt hij als een wild beest over z’n bord. Als hij vlees heeft, vist hij het met z’n vingers uit z’n bord en scheurt het met z’n tanden uit elkaar als hij ‘t opeet. En nog veel meer. Maar dacht je, dat ik zoiets laat merken. Anton kan er niets aan doen, heeft nooit opvoeding genoten.
Enfin, nu is het beter. Wat anders. Als jij eens een paar platen wil hebben (Peter Kreuder, Guus Jansen, Ivor Morton, Dave Kaye) dan zeg je het maar. Wishing en sing my heart van Victor Silvester (die jij zo mooi vindt) heb ik ook. Nogmaals bedankt voor de shag, hij smaakt fijn.
Nu Miem, ik houd op. Ik verwacht van jou een brief met een hele boel veul erin, terug.
Dag lieverd, een zoen voor jou en een zoen voor Chawwa
allebei van Nol
[Nol aan Mimi]
[Dordrecht, 29 december 1943]
Lieve Miem,
ik kan niet anders doen dan ter ere van je verjaardag een brief schrijven. Ik heb je echter pas een lange brief geschreven, zodat het me moeilijk zal vallen een behoorlijk stuk papier vol te kliederen. Ik zal zien, hoever ik kom.
Allereerst dan (voor ik het mocht vergeten) hartelijk gefeliciteerd met je 29ste(?) verjaardag. (Wat een bakfissie ben jij toch eigenlijk nog maar.) Ik hoop dat je voor zover mogelijk, een prettige dag zult hebben. Ik weet, dat het niet makkelijk zal zijn, er een prettige dag van te maken, maar probeer het in ieder geval. Ze zullen je daar wel helpen het te doen. Doe zoals ik, en probeer niet te denken. Ik zeg tegen mezelf allemaal gekke dingen daar ga ik dan van lachen, begrijp je? Moet jij ook doen! Ik heb tante Els gevraagd iets van mij voor jou te kopen. Ik weet niet wat ze zal kopen, maar als tante Els het koopt is het vast goed.
Feliciteer Chawwa ook van me. Doen hoor! Eet je maar lekker dik aan slagroomgebakjes en roomhoorns.
Ziezo, dat staat er! ‘s Kijken of ik nog iets anders weet. O ja, je raadt nooit wie zich met Kerst verloofd heeft. Ik zal het je zeggen: Rini Verheul. 19 jaar. Bang om te laat te komen denk ik.
Ik heb van de week een brief van Annie gekregen. Beter dan die van haar moeder overigens. Ze wil wel vrienden blijven. Als ik iets nodig mocht hebben, hoef ik het haar maar te laten weten en ze verzorgt het voor me.
Ik houd maar op, want ik weet werkelijk niets meer.
Nu Miem, een fijne pakkerd voor jou en Chawwa van Nol
P.S.. Heb je al van het vergeldingswapen van Duitsland gehoord? Hitler is op de Eiffeltoren geklommen en heeft z’n tong uitgestoken tegen Engeland.
Nol
P.S.P.S.
Dat zou ik haast vergeten, Miem. Over twee dagen is het 1944. Als de volgende brief bij jou komt, zal het wel weer half Januari zijn. Daarom zal ik je nu vast een gelukkig nieuwjaar toewensen. Ik hoop, dat dit jaar ons eindelijk de vrede zal brengen, en dat we in 1944 net zo veel geluk en voorspoed mogen ondervinden als ongeluk en ellende in 1943. Breng verder mijn beste wensen voor het nieuwe jaar aan de familie over.
Miem, tot de volgende brief Nol.
3x P.S. Zojuist de shag ontvangen. Je wordt vreselijk bedankt. Ik verlangde erg naar een sigaret. Dag, Nol
[Jo Retel-Barth aan Mimi en Chawwa]
Dordrecht, 28.12.1943
Lieve Mimi en Chawa.
Bij deze hartelijk gefeliciteerd van ons met je verjaardag en hopen dat we het volgende jaar het je persoonlijk te doen, nou daar is wel goede hoop op hoor, dus maar moed houden en alles komt weer terecht. Hier gaat alles reuze goed, Nol gaat gelukkig al weer een beetje over zijn verdriet heen, hij heeft er veel onder geleden hoor, maar hij heeft het erg mannelijk gedragen hoor, en ons er niet lastig mee gevallen, hoewel je het wel aan hem merken kon, nou maar hij is een schat hoor. Je zal van tante Els wel horen dat Daan weg is, nou voor Nol een reuze rust hoor. Hij is bij ons als kind in huis ik hou veel van hem. Hoe gaat het met je kleine lieveling ik hoorde dat ze zoo lief was geworden wat een troost is ze voor U hè, en een rijkdom. Verders weet ik geen nieuws als de hartelijke groeten van me man, antoon, tonia maar vooral van mij Jo dag
geef je kleine lieveling een pakkert van mij Nu dag hoor en hopen op een spoedig wederzien
dag
[Nol aan Mimi en Chawwa]
[Dordrecht,] Zondag 30 Jan. [1944]
Lieve Miemeltje en Chawwa, (aangezien ze schrijven kan, vanwege dat “dag oom Nol, knap hè”, zal ze ook wel kunnen lezen, vandaar dat deze brief ook aan haar is gericht.)
Ik hoor je “hè hè” zuchten! Eindelijk dan weer eens een brief van je proertje. Ja, ‘t heeft lang geduurd. Ik dacht steeds, ik zal maar niet over de post schrijven, want tante Els gaat gauw, maar steeds schoof ze het op. Maar enfin, nu heb je dan eindelijk een brief, en als ik me niet vergis, wordt het een lijvig boekdeel, dus dat vergoedt dan weer veel, nietwaar, vooral als het een brief van mij betreft! (ahum).
Omdat ik een hele tijd niet geschreven heb, moet ik nu twee brieven van jou beantwoorden. Ze liggen naast me en dus ga ik maar beginnen. Maar eerst even naar Purmerend luisteren… Ziezo, gebeurd. De russen hebben weer twee plaatsen veroverd, in ‘t Noorden bij Leningrad. Luister jij nog geregeld? Ik wel. Ik heb nog iets leuks gedaan. Moet je horen. De leidingen van de radio-distributie lopen hier rakelings langs het dakraampje. Ik vond het zonde om dat zo ongebruikt te laten. Dus heb ik er maar twee stations (Hilv. I en II) afgetapt. Nu heb ik in de kamer (in een hoek verstopt) 2 stopcontacten zitten. M’n versterker heb ik nu zo gemaakt, dat ook de luidspreker apart gebruikt kan worden. Doe ik nu het snoer in het bovenste stopcontact dan heb ik Hilv. I en het onderste Hilv. II. De toonregelaar van mijn versterker kan ik dan met een schakelaartje omschakelen tot volumeregelaar. Zodoende kan ik hem hard en zacht zetten. De draden, die over het dak lopen zijn snoeren en om die niet te beschadigen heb ik de koppeling met spelden gedaan gewoon door het hart van de draden gestoken. Mijn draden zitten aan de spelden gesoldeerd. Mocht het nu nodig zijn, dat het vlug verwijderd wordt,… één ruk en alle vier spelden zijn eruit. En gevaar is er niet, daar hoef je niet bang voor te zijn.
Maar ik dwaal van m’n onderwerp af. Ik zou eerst de brieven beantwoorden.
Dat tante en oom ziek waren en de werkster en de waschvrouw wegbleven is helemaal niet erg. Dat oom en tante ziek waren natuurlijk wel, maar dat jij werkt, en veel werkt, is uitstekend. Ik werk op het ogenblik ook, en veel hoor. Ik ben gewoon timmerman en electricien tegelijk. En ik werk netjes, hoor. Enfin, vertel ik straks wel. Na de oorlog gaan we samen hard werken hè? We zullen weer een zaak in elkaar draaien, die klinkt als een klok, wat jij? Maar je kan kletsen zo hard je wil, na de oorlog neem ik eerst 2 weken vacantie. Jij toch ook. Dan ga ik twee weken op straat wandelen en frisse lucht happen.
Weet je wat zo beroerd is, jij kan volop lopen en normaal werk verrichten. Jij hebt lichamelijk geen nadelige gevolgen van het onderduiken. Bij mij is het anders. Ik heb één middag van 2 tot 7 getimmerd, m’n handen vol blaren, doodop, pijn in m’n armen en barstende koppijn. Ik heb totaal geen uithoudingsvermogen meer. Als ik een beetje gewerkt heb moet ik soms gaan zitten van vermoeidheid. Je weet, dat ik voor mijn leeftijd zeer sterke handen had. Ik kreeg b.v. met mijn handen iets gebroken of losgeschroefd, wat vader soms niet gedaan kreeg. Nu ben ik zo slap en zwak als een vaatdoek. Als ik even gebukt heb gestaan en ik kom overeind, dan moet ik me ergens aan vasthouden of gauw gaan zitten, want dan wordt het zwart voor m’n ogen en als ik niet oppas, sla ik tegen de grond. Herinner je je nog, dat ik ook eens een keer tegen de grond ging, thuis, toen ik in de voorkamer voor de kachel gebukt zat, en jij me vroeg, of ik de deur even wilde dicht doen? Toen sleepte ik bijna de theetafel mee. Dat zelfde heb ik nu ook wel.
Dinsdag 1 Febr.
Gisteren had ik geen zin om te schrijven, maar vandaag zal ik weer een stukje er bij krabbelen. Moet ik je eens wat leuks vertellen? Je weet natuurlijk wel wie wij als buren hebben. Zo niet dan vertelt tante Els het wel. Wel, die weet wel (dat is 3x wel) dat er hier iemand in huis is, maar hij weet niet wie. Uit z’n uitlatingen tegenover meneer hier maak ik dat op, maar óók dat hij in hetzelfde schuitje vaart. Niet bij hem thuis, maar boven z’n fabriek. Omdat hij begreep, dat het bij ons safe was, had hij een paar maanden geleden eens een krantje laten lezen aan meneer. Ik begreep direct dat het niet voor meneer, maar voor mij bedoeld was. Dat krantje heette ‘Het Parool’. Dat heb ik toen een avond te leen gekregen, maar ‘t moest direct weer terug.
Op oudejaarsavond riep hij om 11 uur, aan de achterkant om meneer. Hij had weer een krantje. Nu was het ‘Vrij Nederland’. We mochten het een uurtje houden. (Hij moet het natuurlijk de volgende ochtend vroeg ergens in de bus gaan stoppen.) De deur stond open (daar had ik geen erg in). Ik zei tegen Anton: Ik wou dat we iedere maand zo’n ding in de bus kregen, dan kon ik ze tenminste eens op m’n gemak doorlezen. Of hij (de buurman) het gehoord heeft of niet, ik weet het niet, maar een feit is, dat er vanmorgen een ‘Januari-Parool’ in de bus lag. Jo vroeg toen kwasi aan de buurman, of ie dat soms gauw terug moest hebben. Hij wist nergens van, beweerde hij (Jo zei dat ie lachte) en we konden het dus houden. Dat blaadje zal tante Els je geven, maar ik had het graag terug. Je kunt het in een half uurtje doorlezen, dus kan je het dezelfde dag aan tante Els weer mee terug geven. Uit ‘Vrij Nederland’ dat ik oudejaarsavond had, heb ik een stukje overgenomen. Ik doe het hierbij. Laat het ook eens aan tante Els lezen. Het is niet mooi geschreven en er staan afkortingen in, maar ‘t moest ook erg vlug geschreven worden. Ziezo, dat is dat. Ik heb gisteren nog maar een station van de distributie afgetapt. De duitsers hebben zoveel van ons ingepikt, laat ik het dus ook eens van de moffen doen. Radio Bremen heb ik nu ook afgetakt.
Maar ik herinner me, dat ik bezig was met jouw brief te beantwoorden. Dus ga ik er mee verder.
Ik geloof, dat wij al precies het zelfde zijn, Miem. Ook ik heb met kerst m’n best gedaan. We hadden een grote kerstboom. Ik heb Anton toen gekleurde lampjes, fittingen en snoer laten kopen. Het was een prachtgezicht 20 gekleurde lampjes. Ook een stalletje met verlichting. Ken jij die grote rode papieren kerstklokken, die je zo open kan klappen? Als ze dicht zijn, zien ze er zo uit. Nu had ik hier een stukje uit geknipt, klap je de klok dan open, dan is er een holte binnenin. Daar heb ik toen ook een lampje in gemonteerd. ‘t Was een reuze leuk gezicht, zo’n rood gloeiende klok. Ik heb 6 broden gebakken (van spierwit bloem uit Duitsland) en een vruchtenbrood. Dat was werkelijk heerlijk. Je moet het klaarmaken als het deeg van gewoon brood, maar dan rozijnen, krenten, sucade, een hele goudreinet (flinke snippers, anders smelten ze weg met bakken en proef je het niet) en flink wat kaneelsurrogaat erdoor. Met goede kaneel niet zoveel, want die is veel sterker. Probeer het maar eens, of bakken jullie nooit?
Met oudejaar heb ik ook gebakken. Een massa oliebollen, appelbeignets, pannekoeken en brood. We hebben ons misselijk gegeten (ook van wit bloem). Verder bakken we iedere Dinsdag, Vrijdag en Zondag 2 broden. Er staan er nu net 2 op de kachel te rijzen. Die zijn van gemalen tarwe.
Ik vind het best, dat je me na de oorlog verwennen wilt, maar dan met slagroomgebakjes, boterkoek en appeltaart. Maar alle gekheid op een stokje, waarom zou je me moeten verwennen? Als ik maar weer zo gauw mogelijk in m’n eigen huis ben en m’n eigen baas. Steeds naar een andermans pijpen te dansen gaat ook vervelen.
Ik vind het erg jammer dat Daan die brief van jou niet meer gekregen heeft. Het had wel eens goed voor hem geweest, als hij die eens gelezen had en eens goed op z’n plaats werd gezet. Wat intens vuil toch eigenlijk, om achter m’n rug om dergelijke vuile schofterige insinuaties aan jou te schrijven, temeer, daar hij mij eens verweten had, dat ik achterbaks was! Als ik zo die brief eens lees, geloof ik, dat ik een geboren intrigant ben. Ja Miem, je broer is tot in de grond een boef. Pas maar op voor ‘m, na de oorlog.
En nu (omdat het in jouw brief ook nog voorkomt) nog even over dat geval met Annie en Dikke tante. Ik heb mijn opvatting daaromtrent gewijzigd, en wel ten goede van Annie. De ware aard van haar moeder heb ik nu pas ontdekt en ik zou het kunnen vergelijken met het openen van een beerput in een rozentuin. Eerst is alles mooi en ruikt het lekker, maar dan gaat de put open en weg is de schone illusie. Je stinkt onderste boven.
Ik had me Annie’s moeder altijd voorgesteld als een vrouw met een goed karakter. Ze ging er altijd prat op, geen kwaad met kwaad te vergelden.
‘t Is nu donderdagavond elf uur. Ik was niet van plan om vandaag nog bij te schrijven, maar vanavond kwam onze buurman aan de deur met een geheim blaadje. Ik heb gauw-gauw kramp in me vingers geschreven. Ik voeg het hier bij. Lees het volgens nummering tot aan de streep. Daarna volgt dat losse blaadje en dan weer onder de streep verder. Je ziet, wat lectuur van ondergrondse en geheime pers aangaat, word ik goed voorzien.
Ik schreef een eind terug in m’n brief dat ik die krantjes en uittreksels direct terug moest hebben, maar aangezien het nu zoveel is geworden, zou ik het maar de keer daarop teruggeven aan tante Els. Maar bewaar het goed en stop het vooral goed weg.
Morgenochtend ga ik weer verder met dit (pijl naar boven) onderwerp. Maf ze!
Vrijdag 4 Febr.
Woensdag heb ik al niet geschreven, gisteren haast niets, dus zal ik het nu goedmaken. Voor ik echter verder ga met het onderwerp ‘Dikke Tante’, eerst even dit: Het laatste ondergrondse blaadje, waarvan hierbij het afschrift gaat, is een beetje beschadigd, of eigenlijk schrijf ik het verkeerd, want het afschrift is beschadigd en niet het origineel. Er is water op gelekt, maar ik heb weer bijgewerkt, omdat ik het teveel werk vond om het helemaal over te schrijven. Ik hoop dat je het kunt ontcijferen. Je zult enkele zinnen ontdekken waarvan het verband zoek is. Je moet zelf maar zien wat het betekent, ik heb het woordelijk overgeschreven. Maar nu weer het oude onderwerp.
Ik had je in m’n laatste brief geschreven, dat ik vond, dat Annie me tegengevallen was, en ik niets op haar moeder aan te merken had. Ik ben echter de laatste maand van mening veranderd. Wat Annie aangaat en wat haar moeder aangaat. Ik heb je vorige keer geschreven over een brief, die ik van haar ontvangen had. Bepaald fraai was ie niet hè? Ik heb toen een brief geschreven, werkelijk zonder één kwaad woord. Ik vroeg haar alleen of ze dat eigenlijk wel zo bedoeld had en ik schreef, dat veel mensen ons niet voor 100% tot de gewone maatschappij. We mogen wel mee doen, maar dan voor ‘spek en bonen’. Om maar vooral te laten merken dat helemaal niets hatelijks ermee bedoeld was, wenste ik tot slot nog een gelukkig nieuwjaar en schreef ik haar dat Radio O[ranje] doorgegeven had, dat er Rode Kruis brieven van burgers uit Indië naar Nederland zouden komen. Haar dochter zit n.l. in Indië.
In plaats van daarop nu eens een begrijpende brief terug te krijgen (zoals ik zou verwachten van iemand, die een karakter heeft, zoals zij doet voorkomen, dat zij heeft) met desnoods een klein bedankje voor het bericht van R.O., krijg ik een brief terug op hoge poten, zó duidelijk haar ware karakter blootgevend, dat ik er van schrok. Wat er in stond? Ik zal er iets van vertellen: Ik had moeten weten, dat alles zo zou lopen want (ja, en let nu op) want ik misbruikte haar gastvrijheid. Omdat ik me aangetrokken voelde tot haar dochter. Bespottelijk gewoon. Alsof ik Annie lastig gevallen heb!!! Dat maakt zij er van. En werkelijk, ik kan wel haast zeggen, dat zij meer openlijk verliefd tegen me deed dan ik tegen haar.
Ik had soms wel eens de gedachte, dat ze me als een groentje of een verlegen jongetje zag, en dat kwam omdat ik niet teveel het initiatief in eigen handen wilde nemen, juist om een dergelijk iets te voorkomen. Een meisje wil nu eenmaal veroverd worden (is ‘t niet zo? dat weet ik dan toch wel hè?) Ik hoop dat je het naar waarde schat, dat ik jou deze dingen uitleg (hum-hum). Maar verder! Ik heb haar diep bedroefd en teleurgesteld. Ik zag alles in zelfgenoegzaamheid (Wat bedoelde ze daar eigenlijk mee? Schrijf me dat eens precies, want ik weet waarachtig niet welke betekenis ik aan dat woord moet schenken). Verder schrijft ze (en nu komt iets, waardoor ik aan haar verstandelijke vermogens ga twijfelen. Luister maar:
“Zo goed jullie het niet goed zouden keuren dat een van jullie zou trouwen met een van je vijanden zo min keur ik dit geval goed en zou er nooit blij mee kunnen zijn.” Ik wist niet dat ik een vijand van haar was. Ze ging er altijd zo prat op, dat ze geen vijanden had. Dat kwam niet overeen met haar karaktereigenschappen. Ik had haar ook geschreven, dat ik die vraag van Gré niet goedkeuren kon, omdat zoiets, beschouwd uit het oogpunt van Christelijke menslievendheid, vanzelf spreekt dat ze iemand helpt, als het nodig is. Je raadt nooit wat ze daarop antwoordde!
“Wat je oordeel over Gré aangaat ben ik helemaal niet met je eens. Ik heb Gré leren kennen als een meisje dat eerlijkheidsgevoel bezit.”
Heb ik ooit het tegendeel beweerd?
En het slot is helemaal prachtig! Maar dat vertel ik je morgen, want ‘t is nu al over twaalven. Welterusten!
Zaterdag 5 Febr.
Vanmorgen tante Els geweest. Met een brief van jou. Ze heeft ‘m weer mee. Maar ik zal een paar dingen even zeggen. Dat je zo lang op een brief hebt moeten wachten, daar weet je de oorzaak van. Trouwens, ik schrijf liever via tante Els, dan kan ik uitvoeriger schrijven. Ik vond het inderdaad vreemd dat mijn verjaardagsbrief 4 dagen te laat kwam, temeer, omdat je er zelf geen woord over schreef. Maar nu begrijp ik het.
En dan nog iets: ik schrijf tegenwoordig niet meer naar tante Els. Ze komt naar mij toe. Maar weet je wat zo eigenaardig is. Ik heb de laatste tijd totaal geen lust om te schrijven. De fut is er uit. ‘t Is ook geen wonder. Ik verwacht binnen enkele maanden een invasie. Dan kan je moeilijk stil op je gatje blijven zitten. Ik ben net als een paard, dat z’n stal ruikt. O, ik hoop zo, dat ik de vrede nog beleef. Als er hier maar niet geëvacueerd moet worden, want dan is het mis. Heb je daar al aan gedacht? Waar zou ik in zo’n geval naar toe moeten? Maar laten we maar hopen, dat alles op z’n pootjes terechtkomt. Als ik b.v. zou horen, dat de E[ngelsen] dichtbij waren (b.v. in R’dam) laten ze dan maar zien, dat ze me er uit krijgen. Ik heb een vlijmscherpe dolk hier. Ik steek ze overhoop. Ik heb ook nog een lucht-revolver. Die werken met vlijmscherpe stalen pennen in plaats van kogels. Achteraan zo’n pen zit een zijden pluimpje, dan slaat het pennetje niet over de kop en blijft steeds de scherpe punt voor. De revolvers zijn eigenlijk als speelgoed bedoeld, maar er zit zo’n geweldige kracht achter, dat, als je iemand in z’n snoet zou schieten, hij er geweest zou zijn. Het pluimpje wordt door samengeperste lucht uitgedreven.
Ik denk dat ik m’n ongedurigheid maar een beetje op m’n versterker ga koelen.
Maar nu moet ik toch weer de oude draad van m’n brief opnemen. Weet je nog waar we het over hadden? ‘t Ging over die fraaie brief. Daar gaan we dus mee door! Dat prachtige slot is dan als volgt: (en dat moet dan slaan op dat “niet behoren tot de maatschappij”) “Dat jullie gezien worden als mensen die niet voor 100% normaal zijn, ben ik niet met je eens, maar wel, dat jullie brutaal zijn, dat bewijst je brief.” (Dat woord ‘normaal’ is authentiek, hoor! Het moest er verd… nog bij komen, dat we ook al niet als normaal beschouwd werden.)
Wel wat zeg je er van. Puur anti-semitisme! Verder beweert ze nog (en ze tracht zo mooi mogelijke woorden te gebruiken, waardoor de zin bespottelijk wordt): “… maar te groot zelfbeklag leidt tot verkeerde inzichten.”
En als klimax: “En hierbij staak ik de briefwisseling.” Dat is, om m’n mond te snoeren.
Fraai hè? Nee, dat was een grondige vergissing. Wat Annie echter betreft, ja, ik vind het een beetje raar, maar ze heeft er geen woord over gesproken. Alleen tegen tante Els heeft ze gezegd, dat haar moeder beledigd was, over een brief van mij. Zij bemoeide zich er niet mee! Aan mij heeft ze nog geschreven, dat ze alles verzorgen zou, wat ik nodig had.
En met m’n verjaardag kreeg ik een pakje Hollandse shag. Ik kan me niet voorstellen, dat ze zoiets doet, als ze zo berekenend is, als jij schreef. Per slot van rekening is zo’n pakje shag toch gauw ± f 13,- waard. Een paar weken ervoor had Jo haar bij Kofa gezegd, dat ik scheerzeep nodig had. Prompt de volgende dag via tante Els een staafje Castella scheerzeep (zonder bon). Ze was nog kwaad dat ik het betaalde. Nee Miem, ik geloof, dat Annie ondanks haar leeftijd niet weet wat ze wil. Ik heb wel eens gemerkt, dat ze zo echt kinderlijk kon doen. Dat trok mij juist zo aan. Ik vind het wel leuk, als een meisje zich a.h.w. “geleid” en “beschermd” wil voelen. Maar bij Annie was dat blijkbaar te erg. Zo wil ik het toch niet meer hebben. Dan maar eentje, die een beetje zelfbewust is. Enfin, weer wat geleerd nietwaar.
Maar nu een ander onderwerp. Kan jij ook zo slecht horen naar de zender? Op de lange golf storen ze vreselijk en ultra-kort kan ik niet krijgen. Als ze met de invasie ook zo storen kan ik niks horen en dan vloek ik de moffen ondersteboven. Maar nu weer eens naar je brief kijken.
Wat Chawwa betreft, je moet ‘r nou maar vast “Ome Nol” leren zeggen. Dan weet ze hoe ik heet, als ik ‘r na de oorlog tegenkom.
Wat jouw gedachten zijn omtrent na de oorlog, wel, denk daar nog maar niet aan. Ik zal wel voor jou en mij samen denken. Maar Miem, veronderstel eens (ik hoop dat het niet gebeurt) dat we na de oorlog samen alleen zijn. Zou jij het dan niet veel beter vinden, als we op de Voorstraat gingen wonen. In ‘t begin moeten we toch zuinig zijn. Veel zal er niet verdiend worden, ‘t eerste jaar. Zouden we in jouw huis gaan wonen, dan moet daar telefoon aangelegd worden, want het is veel te ver van de winkel af. We gebruiken op de Voorstraat jouw meubelen dan. Enfin, allemaal van later zorg. Ik hoop dat ik deze dingen voor niets heb zitten bedenken, maar ik heb er een erg zwaar hoofd in. Ik vrees het ergste. Maar Miem, ‘t is wel een schrale troost, maar een kleine troost is het, er zijn er zo velen. Kijk eens naar Grita[?] Cruining. Vanavond stond er een advertentie in de krant, dat haar enige zoontje negentien dagen na de geboorte gestorven is. Er zijn er velen, en juist die velen (na de oorlog zal dat getal misschien 10x zo groot zijn) moeten elkaar na de oorlog tot steun zijn en elkaar helpen. Kop op hoor! Nu is het end in zicht. Dit is het antwoord op je eerste brief.
Zondag 6 Febr.
Ik zal nu een beetje voort moeten maken, want tante Els gaat Woensdag naar je toe. Ik zal nu m’n verjaardagsbrief gaan beantwoorden. Daar gaat ie dan!
De vrede laat inderdaad niet lang meer op zich wachten, Daar ben ik zeker van. Ik heb je al geschreven, dat de invasie gauw komt, nog een paar maanden. We zijn dan nog wel niet van alles af. Denk dat maar niet. Er zal hier in Nederland hard gevochten worden, en erg hard ook. Maar het tempo waarmee de Duitsers eruit gerammeld worden, hangt ook voor een deel van de Nederlanders af. Wij moeten de geallieerden helpen. Saboteren en de moffen dwars zitten, tot ze de angst met belletjes krijgen.
Het is inderdaad mogelijk, dat wij ook van elkaar raken. De onmogelijkheid kan ik nu eenmaal daar niet van inzien. Als hier een bom valt, nietwaar, dan kom ik in de hel. Voor ‘t Walhalla ben ik niet goed genoeg. Maar in de hel kom ik wel. Ik kan goed zwemmen dus de Styx kom ik wel over en Cerberus maak ik af met m’n luchtpistool. (Ken je die woorden nog van de H.B.S.? De Styx was de rivier die tussen de aarde en de hel stroomde en Cerberus was de helhond, die bewaakte de ingang. Heb ik van Vijlbrief geleerd.) Maar nu in ernst.
Als de radio hier te horen is tijdens de invasie, zodat ik weet, hoe of wat, dan komt alles wel voor elkaar. Gisteravond kwam Anton thuis met het bericht, dat hier niet geëvacueerd wordt, doch dat de stad, indien nodig, in 24 uur ontruimd moet worden. Dat is, in geval de Engelsen hier in de buurt komen. En juist dan moet geen enkele Dordtenaar het doen. Hier in de straat vertikken ze het allemaal. Als er nu maar berichten en raadgevingen doorkomen, dan komt het hier wel voor elkaar.
Maar nou eens jouw situatie. Ook bij jou bestaat de mogelijkheid van evacuatie. Hoeveel kans er voor is, weet ik niet, maar ik geloof, dat ze eerder naar steden, dan het platteland kijken. Ik kan het verkeerd hebben, maar ik geloof het niet. Het is de Duitsers juist te doen om die gehele groepen v.d. bevolking uit de gevaarlijke zone te halen, alleen uit angst dat de Nederlandse bevolking zich achter de geallieerde legers zal scharen. Mochten jullie echter toch geëvacueerd worden, dan heb jij het nog altijd makkelijker dan ik. Jij bent in een omgeving, waar ze je niet anders kennen dan een nichtje van de familie. Verder kennen ze je niet. Als ik hier m’n neus buiten de deur steek, herkennen ze me. Verder heb jij een P.B. Maar hier wou ik nog iets over zeggen.
Je weet misschien wel, dat op het ogenblik nieuwe stamkaarten worden uitgegeven. Behalve die stamkaarten echter wordt tegelijkertijd op het P.B. een zegel geplakt met het nummer van het distributiekantoor erop gestempeld. Nu zijn hier alle kaarten nog niet uitgegeven en dat zal in A. ook nog niet het geval zijn. Doch zodra ze in A. de letter N. gepasseerd zijn, kan jij je P.B. niet meer gebruiken. Hou daar vooral rekening mee. Ik heb je vorige keer ook al geschreven, dat ik het niet in de haak vind, dat je naar A. of naar P. gaat, of ergens anders heen. Eén wantrouwende landverrader en de boel is hopeloos verloren. Blijf in godsnaam waar je bent. We zijn nu zo dicht bij het eind, dat het wel de moeite waard is om ons te bedwingen. Als het voorbestemd is, dat er met ons iets gebeurt, wel, dan kunnen we er niets aan veranderen, maar het gevaar hoeven we niet op te zoeken, vind je wel? En wat dat P.B. betreft, zie dat je op een of andere manier een zegel te pakken krijgt, van Rotterdam is ook goed, dat begrijp je wel. Maar Miem, blijf waar je bent! Genoeg er over.
Nu over het cadeautje. Ik vind het reuze dat ik een pakje shag krijg en ik zal je er maar vast voor bedanken. Kan jij nog vloetjes krijgen. Ze kosten hier f 0,40 per pakje van 30 vloetjes. Schunnig hè? En dan is het nog rommel. Ik vind het verdraaid jammer, dat je die foto niet hebt kunnen laten maken. Hoe is dat mogelijk? Doen ze het niet? Hebben ze geen materiaal meer? Hier kan je volop foto’s laten maken. Of was ie mislukt? Je had anders met een beetje handigheid best zelf een foto kunnen nemen. Bij mijn toestel is een portretlens. Het toestel op ± 40 cm afstand en alleen haar hoofdje staat er op. Op ± 45 cm afstand wordt het een buste-foto. Daarvoor heb ik indertijd die aparte lens bijgekocht. Maar jij zult het niet zo gemakkelijk gedaan krijgen, want je moet echt aan het toestel gewend zijn.
Maar wat ik dan wil hebben? Een boek? Eerlijk gezegd, nu liever niet. Niet, omdat ik niets geef om een goed boek, want dat is niet waar. Ik lees de laatste tijd veel. Ik heb geloof ik bijna alles van A.M. de Jong gelezen. Wist jij dat die serie van Merijntje Gijzen zo uitgebreid was? Heb jij gelezen: “De goede dood”? Daarin sterft Flierefluiter. En “Het boze gerucht”? dat is daar het vervolg van. En daarop volgt “Een knaap wordt man”. En zo heb ik nog veel meer gelezen. Van Roothaert “Die Verkeerde Weerelt”, “De vlam in de pan” (hierdoor krijg ik het vermoeden dat hij een N.S.B.er is.) Verder nog van Courths Mahler. Vind ik niet veel aan.
Ik heb wat gelezen van Zola. Die boeken moeten nu zo goed zijn, maar werkelijk, ik vind ze hopeloos. Hoe zou dat toch komen? Ik heb één boek gelezen: “De droom”, dat vond ik wel goed. Heb jij dat gelezen? Dat gaat over een vondelingetje dat gevonden wordt door een kinderloos echtpaar, bij wie dat meisje dan opgevoed wordt. Ik heb ook “Hartstocht en geld” gelezen, maar na de eerste twintig blz. heb ik het neer gegooid. Steeds maar over beursintriges en geld. Ik heb gelezen “Het fortuin der Rougeons-Macquarts”. Matig! Maar om nu zo enthousiast te zijn over die boeken, nee dat kan ik niet. En wat zijn er toch ontzettend veel boeken verboden. Herinner jij je nog “Ivoren Parade” van Henk van Uden? Dat “tandarts-boek”. Dat is verboden. Snap jij waarom? Dat is er één. Maar zo zijn er tienduizenden. Maar nu, waarom ik liever geen boek heb. Kijk eens, op het ogenblik is, om te beginnen, de uitvoering van de boeken afgrijselijk lelijk. Het papier is bijna bruin en de banden van gewoon papier.
Nu zul je zeggen: Je koopt toch een boek voor de inhoud en niet voor het aanzicht. Ben ik met je eens, maar als het nuttige (de inhoud) met het aangename (de buitenkant) te verenigen is, waarom dan niet? Ik heb er momenteel niet veel interesse bij, om een eigen boek hier in m’n bezit te hebben. Ik kan het lezen, dan moet de hele familie het lezen. Vanzelfsprekend blijft dan het boek enkele weken in de kamer slingeren waar het niet mooier van wordt. En daarna kan ik het in m’n koffer leggen, om er weer niets aan te hebben. Vind je zelf niet, dat het zonde is? Na de oorlog gaan we een mooie verzameling boeken aanleggen. We hebben trouwens samen een aardige hoeveelheid. Jouw boekenkast en de mijne zijn behoorlijk gevuld en ze passen mooi bij elkaar ook wat kleur aangaat.
Maar wat je me dan zou moeten geven? Ach, er is niets te krijgen. Er zijn plenty dingen, die ik zou willen hebben, maar hier is niets meer te krijgen. Weet je wat ik b.v. een mooi cadeautje zou vinden? Een heren-nagelgarnituurtje. Zo’n leren etuitje met een schaartje, en een nagelvijltje. Je weet wel zo [tekening]. Ik heb geen idee ervan wat het kost, dus als het te duur is, mag je het niet geven hoor! Maar misschien kan jij het ook niet krijgen. Alles wat maar enigszins in verband staat met verzorging van mijzelf of iets in verband met kleding is mij welkom. B.v. een das, een riem voor m’n broek, zakdoeken, enz. Geen manchetknopen, want ik heb hele mooie met kettinkjes ertussen, die in de knopen op kunnen rollen. Heb je die al eens gezien? Het werkt net als die centimeters die naaisters gebruiken. Ik bedoel die waar je door op een knopje te drukken de centimeter weer in het hulsje terug laat springen. Zo zijn die knopen ook. Aan weerskanten wordt het kettinkje met een veertje in de knoop getrokken.
Misschien zijn er nog andere dingen die ik bij nader beschouwing graag zou willen hebben, maar waar heb ik op het ogenblik nu behoefte aan? Als ik op straat kwam en normaal in de maatschappij was, zou het anders zijn. Enfin Miem, zie maar wat je doet. Maar laat het alsjeblieft door een ander kopen, en ga niet de deur uit, ik smeek het je. Tante Els heeft het je ook al gevraagd, is dat nu nog niet genoeg?
Je hebt een prachtige serie boeken gekregen, die ik heel graag ook eens zou willen lezen, maar ik zal er maar mee wachten tot na de oorlog, om dezelfde reden , waarom ik geen boek wil hebben voor m’n verjaardag. Dan moet Anton het lezen, en die heeft altijd stinkend smerige handen, hoewel hij een beetje begint te veranderen. Ik werk n.l. een beetje op z’n eergevoel. Ik zelf verzorg me hier heel wat beter, dan ik het thuis altijd deed (ik hoor jou al in je baard brommen “Was wel nodig ook”), maar als ik het niet deed, was ik al opgevreten door de vlooien en de luizen. Je hebt er geen idee van hoe smerig Jo is. Ik walg er soms van. Ook wat lichamelijke verzorging betreft is het hier zo’n intens vies stel, daar heb je werkelijk geen idee van. Om een voorbeeld te noemen. Ze hebben hier een stofkam, die ze allemaal gebruiken. “Niets ongewoons'” hoor ik je zeggen. Nee, dat weet ik ook. Maar wel, dat niemand ‘m schoonmaakt. Toos staat soms in de keuken finaal boven de botervloot (die nog nooit, zo lang ik hier ben, schoongemaakt is; ‘t is een glazen bewerkt potje en er zitten gewoon zwarte klodders op) haar haar te stofkammen, en als ze dan wat gevonden heeft, drukt ze dat ding boven de tafel dood. De botervloot staat er nog steeds onder. Die vuiligheid laten ze allemaal in de kam zitten. Enfin, ‘t is een smeerboel, en ‘t zal zo altijd blijven.
Ik heb ook geen slechte verjaardag gehad. 3 gramofoonplaten en een pakje shag.
Het pakje shag van Annie (kwam ze ‘s avonds zelf brengen, maar ze was te verlegen om boven te komen).
Van Jo, haar man en Toos een gramofoonplaat, n.l. “Roulette” en “Grand Hotel”. Van tante Els ook een gram.plaat n.l. “Notre Terre” en “Rendez-vous chez Ruttli”, en van Anton de 3e gramofoonplaat en dat was wel de beste van allemaal, je kent hem: “Joseph-Joseph” en… “Tuli-Tulip-time” van de Andrew-sisters. Toch ook geen slechte cadeaux hè? Hoe het ons bevalt, nu Daan weg is? Om moeders woorden te gebruiken: Met geen pen te beschrijven. Het is gewoon een opluchting.
Wat die brief van jou aan hem betreft, ik heb hem gelezen, en ik vind het erg jammer, dat hij hem niet heeft gelezen; het had wel eens goed voor ‘m geweest, als ie een koude douche kreeg. Maar over hem houd ik op.
En nu eens over die gramofoonplaten. Wat jij schrijft is natuurlijk juist, maar de fout berust dan ook bij mij. Kijk eens, jij bent nu eenmaal verplicht om muziek aan te horen. Daar is niets aan te veranderen. Waarom zou je dan toch niet eens een paar bekende platen van mij aanhoren, die misschien beter zijn dan de zijne. Aanhoren moet je de muziek toch, dus blijft het gelijk. Snap je? Maar dan schrijf je iets, wat ik niet met je eens ben. Je hoort de muziek aan maar met een schuldig gevoel tegenover Bob. Zou Bob inderdaad willen, dat je je toestand zwaarder zou maken, door te rouwen. Is het niet mogelijk een mooie gedachte van iemand te hebben zonder rouw en verdriet. “‘t Is ook nog zo kort erna'” hoor ik je zeggen. Goed. Maar je begint eraan te wennen, schrijf je zelf. Ik begrijp heel goed dat dat “gewend eraan geraakt zijn” een beetje geforceerd is. Maar toch moet je trachten (en het lukt jou absoluut) om erdoorheen te bijten. Ik had in het begin ook geen zin in muziek, maar Anton wilde zo graag een plaatje horen, dus draaide ik wat platen. Nu hoor ik zelfs graag wat opgewekte muziek. Mijn verdriet is natuurlijk niet zo diep als het jouwe, daarom ben ik er vlugger aan gewend, maar ik ben eroverheen, dus waarom zou jij dat niet kunnen? Het zal alleen wat langer duren. Dat je een rouwgevoel hebt is begrijpelijk, maar dan moet je toch niet zeggen, dat je het met een schuldig gevoel tegenover Bob aanhoort. Het is tegen je eigen gevoel in.
En dan schrijf je iets, waar ik eigenlijk boos om moet worden, maar ik zal het niet doen. Jij deed het wel, innerlijk, je wilde het wel niet laten blijken, maar ik voel het aan de stijl waarin je vervalt. Je treedt in herhaling, b.v. met die koptelefoon.
Mag jij iemand veroordelen, als je de situatie hier niet kent? Waarom moest ik om Daan denken. Was hij zo vriendelijk voor mij? Ik vergeld haast nooit kwaad met kwaad, maar nu toch wel. Vind jij het zo prettig, als je van een a.s. zwager te horen krijgt… “en verder ben je dood voor me”. Als ik met wraakgevoelens zou rondlopen, waren ze voor hem. Wat die muziek betreft, ik wou geen herrie in de letterlijke zin des woords hebben (een nijdig gezicht had me weinig kunnen schelen) anders had ik overdag ook muziek gedraaid. Maar voor wie dacht je nu eigenlijk, dat er muziek gemaakt werd? (Voor mij? Geen denken aan. Als Anton (en de rest van de fam.) niet gezeurd hadden om muziek, dan had ik in ‘t begin ook geen platen gedraaid. Ik zeg: in ‘t begin, want later, toen ik ontdekt had wat voor een vuile gluiperige huichelaar hij is, kon het me geen zier meer schelen. Maar hoe zou ik met de koptelefoon kunnen luisteren. Ten eerste was die er niet. Vader had ‘m. Voor de radio. Nu ben ik ‘m trouwens kwijt. Ook gejat! (wat een assimiliatie, hè?). Maar de muziek was toch niet voor mij!! Ik had er wel zonder kunnen blijven, maar ik was toch blij weer eens muziek te horen.
En dan Miem, als Daan nu consequent was!! Heb jij soms lust om met je verdriet naar Keuvel en Klessen te luisteren, naar dat smerige N.S.B. cabaret. Die vuiligheid wil ik niet eens horen. Hij ging er speciaal een half uur voor op de koude zolder zitten. Als hij dat dan aan wil horen (er wordt ook vrolijke muziek bij gespeeld) moest hij maar naar gramofoonplaten luisteren ook. Je kan hierover kletsen zoveel als je wilt, maar ik heb gelijk. Trouwens je mag erover schrijven, maar voor mij is dit onderwerp afgehandeld. Me dunkt, je hebt nu bewijzen, wat voor een fraai karakter hij heeft. Achter m’n rug om me bij jou en tante Els bekladden.En dan spreek jij zo’n beroerling nog voor! ‘t Kan er bij mij niet in. Enfin, afgelopen.
Brief no. 2 is afgelopen.
En nu… Oké. O nee, nog iets wat ik zelf nog te vertellen heb, enz. Allereerst over het lenen van m’n gramofoonplaten. Je schreef in je brief, dat ik ze nog maar niet moest sturen, daarom doe ik dat niet. Maar ik hoop dat alles goed afloopt, en daarom stuur ik vast een afschrift van m’n platenlijst. Je zult zien, dat er voor verschillende platen een kruisje (x) staat. Die leen ik niet uit. Het zijn platen die niet meer voor 100% in conditie zijn en waar ik erg zuinig op ben. Die platen moet hij dus niet om vragen. Verder kan hij alle platen vragen, maar niet meer dan tien à vijftien tegelijk, want anders moet tante Els zo sjouwen. 15 platen is toch al ± 2 1/2 kilo. Laat hij nu ook eens een lijstje samenstellen van zijn platen, dan kan ik ook eens wat uitzoeken. Als tante Els dan b.v. met wat platen komt, kan hij gelijk wat van hem meegeven.
Als het nu doorgaat, die platenlenerij, doe het dan zo: schrijf dan de eerstvolgende keer aan tante Els een brief waarin staat, welke platen hij wil lenen. Ook moet er dan een platenlijst van hem in zitten. Als tante Els dan de volgende keer komt, brengt ze de door hem gevraagde platen mee, plus het lijstje van 10 of 15 platen die ik wil horen. Eventueel kan hij dan gelijk weer een lijstje meegeven voor de daaropvolgende keer dat tante Els komt, en zo niet, dan moet jij maar weer zorgen, dat het me weer in een brief bereikt.
[…]
Voor ik het vergeet: toen tante Els Zaterdagochtend hier was, heeft ze die ondergrondse blaadjes meegenomen (2 afschriften en 1 “Parool”). Die moet je dus van tante Els ontvangen. Ik heb ‘r gezegd ze mee te nemen naar jou. Mocht je ze niet krijgen, dan ben ik er niet verantwoordelijk voor ozo!
Een paar weken geleden ben ik ziek geweest. Zwaar verkouden en een keel als een pompoen. Lekker een paar dagen in bed gebleven en pap gegeten. Soms kreeg ik die nog maar met moeite door m’n keel. En verrekken van de honger, dat snap je. Enfin, ik ben weer beter, en dat is de hoofdzaak.
Vorige week zei Anton, dat ie zo graag een kamer zou hebben. Nou, toen hebben we op een middag even een schot getimmerd op zolder met een deur er in. Licht gemaakt.
Radio-distributie ook op die kamer aangelegd. Volgende week gaan we het plafond met balken betimmeren, met platen karton en verven.
Maar nu ga ik naar bed. Morgen weer verder. Nou, heb ik vandaag genoeg geschreven of niet? Pit ze!
Dinsdag 8 Febr.
Oei, oei! Vanmorgen is tante Els hier geweest en had ik m’n brief nog niet eens af. Nu komt ze vanmiddag terug. Gisteren heb ik niet geschreven, dat zie je wel, dus moet ik nu de brief gauw afmaken.
Ja, eigenlijk heb ik niet eens veel meer te vertellen.
O. Miem, weet je wat ik hebben moet? M’n foto-toestel! Ik ga eens een paar binnenhuisfoto’s maken. Ik wil voor jou een portretfoto van mij zelf maken. Als hij goed lukt, stuur ik ‘m je. Denk er om dat die portretlens (die losse lens) erbij is, anders kan ik geen portert-foto’s maken. Hoe kwam het toch dat jij zulke slechte foto’s maakte met mijn foto-toestel? Ik kreeg er altijd prachtig zuivere foto’s mee. ‘t Is jammer dat ik niet bij jullie kan komen, want dan zou ik eens een mooie foto van Chawwa maken.
Jij stuurt het toestel mee hè? Niet vergeten hoor. En denk om de lens. Mocht er nog een rolletje inzitten, wat niet vol is, of mocht je nog een rolletje hebben liggen, doe het er dan maar bij.
O ja, Miem, moet je luisteren. Wat dat cadeautje betreft, dat je me geven wilt: Mocht je niets voor me kunnen vinden dan weet ik nog wel iets, maar ik weet niet, of jij dat wel leuk vindt, want ik zou het hier moeten kopen. Verder is het tamelijk duur, zodat je het niet helemaal kunt betalen, en ik ook een gedeelte er van betalen moet, en tot slot is het iets, wat misschien volgens jouw idee niet zo geslaagd is, om cadeau te geven, het is een moderne radio-lamp voor m’n versterker. Jij wilde een boek geven, wel, daar had je een bepaald bedrag voor gedacht, nietwaar? F 300.-, f 400.- of f 500.-. Dat is wel genoeg hoor.
Maar alle gekheid op een stokje. Je weet zelf wel, wat je geven wilt en wat je gedacht had er voor uit te geven. Wel, dat zou je kunnen sturen. Ik pas er dan het restant bij en koop de lamp.
Enfin, zie maar wat je doet.
Miem, ‘t wordt tijd dat ik er een eind aan maak (aan de brief dan altijd hoor!).
Ik heb met veel inspanning het cijfer 38 kunnen halen en ik hoop dat ik met deze brief jou een vergoeding heb gegeven voor die hele maand, dat ik je niet geschreven heb.
Aldus… Miemeltje, je kent het devies, kop op, want het eind is in zicht. Werk maar flink en houd je hoofd koel, want in de toekomst zou je wel eens een koel hoofd en tegenwoordigheid van geest goed kunnen gebruiken.
En nu neem ik afscheid met 2 stevige pakkerds, één voor jou en één voor Chawwa.
En denk erom, gauw weer een dikke brief terug hoor!
Nol
P.S. Je hebt toch wel eens gehoord van het Duitse “elastische front” hè? Wel, weet je hoe Hitler en Stalin elkaar nu begroeten? “Ha Bolsjewiki!” “Ha, Elastiekie!” (hi, hi, leuk hè?)
[Annie Warmenhoven aan Elsje]
Assen, 1 Febr. 1944.
Beste Mevr. v.As.
Wat waren we blij met uw hartelijke brief. Het deed me intens goed persoonlijk iets van U te hooren. Wilt U wel gelooven dat ‘t me echt dwars zat dat we nooit iets hoorden. Ik dacht maar steeds hebben wij dan letterlijk niets beteekend in hun leven, dat zij ons zoo gauw vergeten zijn. Gelukkig bleek het tegenovergestelde. En van onze kant hebt U bij ons een indruk nagelaten, die wij nooit meer zullen kunnen vergeten. Ik hoop dat we nog eens in de gelegenheid zullen zijn U bij ons te ontvangen met Uw man en dan in dankbaarheid Uw hereeniging te vieren en de moeilijke jaren nog eens te overzien, zoodat Uw man in trots op U kan neerzien. Niemand beter dan de allernaasten uit Uw omgeving – en ik prijs me gelukkig dat wij daar ook toe behoorden – kunnen weten, hoe moeilijk de laatste jaren voor U geweest zijn en hoe vertrouwend en moedig U zich daardoor heen geslagen hebt.
En nu de spanning van de tijd vóór November eenigzins gebroken is, kan ik me indenken, dat de spanning over de terugkeer van uw man weer grooter is. Wat fijn dat U weer iets hoorde. Zijn verblijfplaatsen wisselen nogal eens. Wat U schreef, over die jaloerschheid dat U ‘t bericht via anderen kreeg, is toch zoo begrijpelijk. O, wat zou ik ‘t in zoo’n geval ongelooflijk moeilijk hebben. Ik hoop voor U dat U, voor er ernstige dingen gaan gebeuren, nog iets persoonlijks van hem krijgt, waaraan U steun hebt voor uzelf en voor de kinderen. Ik weet wel dat we ons vertrouwen niet op menschen mogen stellen, want er is maar Eén die ons helpen kan en wil, maar een woord van iemand die ons ‘t liefste is op aarde, kan zoo’n vertroostende invloed hebben.
Hoe denkt U over de invasie? Algemeen verwacht men ‘t binnenkort. En al zou die niet op onze kust plaats vinden, de nasleep zullen we toch zeker ondervinden.
Vorige week vielen hier, tijdens overtrekkende vliegtuigen heel wat bommen, voornamelijk brandbommen. Vlak achter onze tuin lagen er drie te branden. De explosieve vielen achter een zwakzinnigengesticht. ‘t Eischte één doode.
Leo lag net in z’n bedje en hij begon te gillen. Toen mijn man boven kwam, stond hij huilende naar het raam te wijzen en zei “boem boem”. Sindsdien zegt hij telkens “boem boem pog”. Pog betekent weg. Als ik hem in z’n bedje leg dan zegt hij ‘t steeds, het lijkt wel bij wijze van zelfgeruststelling.
Wat leuk dat U zooveel over de kinderen schreef. Bravo Elsje en Marinus met jullie mooie rapporten. Ga zoo voort en jullie Vader kan trots op jullie zijn als hij thuiskomt. Janneke haar schooltijd is altijd nog maar gebroken. Dat vind je zeker wel prettig hè Janneke? Je wandelt nogal eens met Moeder hè? Vind Moeder je nog altijd lief? Wat klinkt me dat nog in m’n ooren. “Moeder vindt U me nog lief?” Ik vind je nog wel een beetje lief. Volgende week is Leo jarig. M’n schoonzus uit Barneveld zou weer komen, maar het gaat niet door. Het plan was dat ze met haar man a.s. Zaterdag zou komen, maar er is in Barneveld nogal huizenvorderij en dergelijke en daarom gaan ze liever niet van huis.
Mijn Vader had weer een niersteenaanval vorige week. Sinds de Harensche periode herhaalt zich dat zoo nu en dan. M’n jongste zus heeft een tijdelijke benoeming als onderwijzeres in Holk bij Nijkerk. Ze is daar nu van Maandag tot Vrijdag op kamers. Voor Pa en Moe viel ‘t niet mee, hun jongste spruit de deur uit te zien gaan. Elsien die voor apoth.ass. slaagde begin November is bij een dokter in Barneveld, uitsluitend voor de apotheek en administratie. Het bevalt haar best. Gré blijft nog maar hetzelfde. Nu ligt ze al bijna 10 maanden, terwijl de dokter indertijd tegen haar zei, dat ze met een halfjaar weer klaar zou zijn. Ze is altijd opgewekt gelukkig en draagt de teleurstellingen moedig.
Hoe zou ‘t met die andere Gré gaan? Om haar kan ‘t me allemaal zoo ontzettend spijten, trouwens die oude lieden wenschte ik dit ook niet toe. Het spijt me nog wel eens, dat ik soms onhartelijk was, maar ik kon dat geleuter vaak niet meer aanhoren. Niet voor niets woog ik vorige zomer maar 100 pond meer. Ik weeg nu altijd 108.
[…]
Hartelijke groeten voor Zuster, Mevr. T en de kinderen en in ‘t bijzonder voor Uzelf van ons drietjes Uw Annie W.K.
[Nol aan Mimi, februari 1944]
Liefste Zus van me,
ik zal dan maar eens tussendoor schrijven, want dat heb je zo graag. ‘t Is Zaterdagavond en ik heb niets te doen. Tante Els had gisteren zullen komen (ze komt altijd Vrijdags) maar is tot nog toe niet geweest. Komt wel eens meer voor, hoor! Daarom zal ik nu schrijven, dan kan zij hem posten, want ze zal dan Maandag wel komen.
Ik zal, voor zover mogelijk, jouw brief beantwoorden, en ik geloof niet, dat ik er veel moeite mee zal hebben.
Laat ik echter eerst eens bedanken voor m’n shag, die ondertussen “in rook is opgegaan”. ‘t Was werkelijk prima. Voorts een krakende omhelzing voor de toezegging tot het kopen van die lamp. Jij begreep natuurlijk direct, dat je me daar wel het meeste plezier mee deed. De lamp in kwestie heb ik nog niet, omdat Anton met rheumatiek in bed ligt, en hij de lamp moet verzorgen. Ik hoop, dat hij nog te krijgen is, als hij beter is, want dan zou ik een gloednieuwe versterker hebben.
Ik heb n.l. de andere lamp van tante Els in gebruik, en dat is ook een geweldig sterke lamp. Verder heb ik indertijd allerlei onderdelen op de kop getikt (je weet nog wel hoe, is ‘t niet? ‘t Was die “versterker” van jullie, die niet meer gerepareerd kon worden). Verder ben ik nu m’n versterker aan ‘t overbouwen en wel volgens een principe van de moderne radio-toestellen, zg. “op chassis”. Zodoende kan ik met een enkele greep de hele versterker uit het kastje halen. Enfin, ik zal je niet langer met technische verhalen lastig vallen, want dat interesseert je toch niet. Als ik de lamp niet kan krijgen, schrijf ik het je nog wel. Maar nu je brief.
Wat het tussendoorschrijven betreft, dit is dan de eerste brief.
Ik begreep uit de verschillende berichten, die ik omtrent Oom Klaas’ ziekte hoorde, en hoofdzakelijk uit het feit dat Tante Geertje, toen ze laatst hier was, angstvallig de naam van de ziekte vermeed, direct dat het k. moest zijn of minstens iets wat even erg is. Ze zijn tegenwoordig anders aardig “bij”, wat k. betreft. Eigenaardig blijft het toch, dat ze de oorzaak in vele gevallen niet weten. Wel kunnen ze het opwekken. Als je b.v. steeds teer op een zelfde plaats van je huid smeert, krijg je een k. knobbel daar, wist jij dat? Met stearine net zo! In ieder geval is het geweldig dat Oom Klaas nog wel een jaar of 10 kan blijven leven. Zijn huidige leeftijd in aanmerking genomen, haalt hij dan toch nog een behoorlijke leeftijd.
Zeg, hoe had jij met Vaders verjaardag willen schrijven? Ik kan je moeilijk in woorden duidelijk maken, met welk een tegenzin ik brieven schrijf!!! Trouwens, wat weten we ervan! Waar wilde je naar toe schrijven? Z’n laatste adres? 1% kans, dat een eventueel schrijven hem zou bereiken. Verder stem ik met jouw wens in, in verband met die onzekerheid waarover je schreef.
En dan die toekomstplannen! Daar schrijf ik in deze brief nu eens lekker niets over. Dat is een mooi onderwerp voor een brief, die tante Els meeneemt. Jij leeft bij het moment en je kunt je geen voorstelling maken van ons leven na de oorlog? ‘t Is dan maar goed dat ik er nog ben, want hoe had jij het dan na de oorlog klaar willen spelen? Bij mij is het anders en precies tegenovergesteld aan jou. Ik leef momenteel een winterslaap, maar ons leven na de oorlog zie ik zo duidelijk voor me, alsof ik naar een film kijk. En ik kan je vertellen, dat ik er een prettige film van gemaakt heb. Enfin, dat lees je volgende keer wel.
Wat die fraaie dochter van jou betreft: als die nou al begint met “zo maar” een paar duizend zoenen uit te delen, dan voorspel ik je, dat ze met ‘r 8ste jaar al op de knie van een jongen zit. Enfin, hoe kan het ook anders met zo’n moeder. Ik vind anders, dat ze echt naar jou aardt, vooral haar schrift lijkt verdacht veel op het jouwe.
Ik heb op mijn beurt weer gelachen om die 10 platen van Klaas. Ik dacht minstens, dat mijn bescheiden collectie niet in de schaduw van de zijne kon staan, en nu blijk ik er 7x zoveel te hebben. Ik heb een lijstje gemaakt van de platen, die je volgende keer krijgt, maar één ding heb ik verkeerd gedaan. Jouw nummers kloppen n.l. niet helemaal met de mijne. Op mijn lijst is nr. 35 Full House v.d. Ramblers en 36 Tiger rag. Op jouw lijst is 36 echter Roulette v.d. Ramblers. Die heb ik met mijn verjaardag gekregen en daar tussen gezet. Ik zal proberen er rekening mee te houden. Hier volgen de nummers die jij vroeg: 1. Chinatown, my Chinatown en andere kant. 8. Wishing. 9. Could be. 16 Traummusik. 18 Ralph Benatzky. 18 An apple for the teacher. 37. Tiger-rag. 39 […]
Wat voor platen heeft Klaas eigenlijk?
Zeker van de Kilima’s erbij? Hij is toch zo gek op Hawaaian platen. Als hij “De Roos van Honolulu” heeft, wil ik die wel eens horen. Schrijf maar eens hoe die platen heten.
Miem, het is nu Dinsdagmiddag. Tante Els is nog niet geweest en opdat je deze brief niet zo laat zal krijgen stuur ik Jo even naar tante Els. We krijgen geëvacueerden hier uit Zeeland. Wij misschien ook. Ik heb niet veel tijd meer om je alles te schrijven. Het komt hierop neer, dat tot 5 Maart je vrijwillig mensen kunt nemen (naar keuze jong, oud, kinderen, aantal, eigen geloof, enz.). Na 5 Maart echter, indien niet genoeg plaats is gevonden, gedwongen. Ik eindig nu. Miem, een hartelijke omhelzing voor jou en Hummel. Tot de volgende brief.
Nol.
Dinsdagavond 11 uur. Jo is niet geweest. Had plotseling geen tijd, en gaat nu morgenmiddag even naar tante Els.
Nol.
[Els aan Mimi bij brief van Nol]
Lieve Aartje als het niet veranderd kom ik misschien volgende week naar je toe als het kan, horen jullie nog goede berichten van Oom Klaas, ik zal ook naar hem schrijven, wat die zeep en soda aangaat kunnen jullie beginnen, ze waren verrukt over zooveel boter, ze zaten heelemaal zonder zoodat ik 1 pond van ons vast gegeven heb, dat haal ik dan volgende week er wel af, ik heb geen koffer met verrassingen nu bij me want ik ga eerst een paar dagen naar mijn zuster en kom dan naar jullie, maar dit is nu een tusschendoor reisje, dus volgende keer beter, en mijn witte bloem is op het oogenblik op. ik moet misschien weer naar huis wegens evacuatie, als ik kom moet ik weer raad van je hebben, als je die tenminste geven kan.
[Elsje]
[Daan aan Mimi]
[Dordrecht]
Lieve Miep en Chawwa.
Je bent zeker verwonderd, dat ik je nu eerst schrijf en ook zeker erg boos op me.
Ik kan me dat begrijpen. Hopenlijk zal je mijn verontschuldiging willen overwegen. Hier is ze. Ik was n.l. een beetje huiverig je te schrijven, ‘t was de gelegenheid “waarop” je te berichten. Ik vond ‘t niet erg “koscher”. Hopenlijk heb ik je nu tevreden gesteld, anders spijt ‘t mij heel erg. Ik waag ‘t er echter nu op je op “deze” manier te berichten. Volgens de berichten vernam ik dat jij en de kleine meid ‘t goed maken. Fijn!! Het mooie weer gaat nu komen, zoodat jij en Chaw, ervan kunnen genieten. Verder hoop ik dat alles, “huiselijke besognes” enz in orde zijn. In m’n vorige brief spraken wij af te probeeren iets dichter tot elkaar te komen, ik zie hier nog steeds niet van af, doch zooals je begrijpen zult zijn de omstandigheden tegen ons, ik geef echter de hoop niet op, tenminste als er van jouw zijde geen bezwaar is (ik hoop van niet) ‘t later te probeeren.
Wat ik nu ga schrijven is niet als verwijt bedoeld, doch ik schrijf ‘t je omdat ‘t mij hindert. Mieps, was er nog geen één keer gelegenheid om aan tante Els ‘n briefje voor mij mee te geven. De mogelijkheid om te schrijven was volgens mij toch belangrijk grooter dan voor mij. Ik kan niet aannemen dat de reden geweest zoud kunnen zijn, dat ik niet geschreven heb (zoo kinderachtig ben je toch niet?) of omdat de verhouding tusschen Nol en mij nu niet “je dat” was. Indien mogelijk, breng dan eens licht in deze zaak.
Dag zusje, veel liefs ook de “kleine” en de huisgenooten.
Tot kijk!
Daan
[Nol aan Mimi]
Dordrecht, 4 April 44
Lieve Miem,
zie datum, en je kijkt je ogen uit. ‘t Is nu precies kwart voor elf ‘s avonds. Jij schreef in je laatste brief, dat je zo graag je voor en achterkamer weer eens wilde zien. Dus ik aan het tekenen, maar… op m’n dooie gemak. Vanmiddag, of liever gezegd vanavond om ± 7 uur komt kleine Elsje met een briefje, dat tante Els morgen (woensdag) om 4 uur naar jou toegaat. Van de twee tekeningen was pas één op de helft. Ik hevig de p… in. Tante Els was n.l. Zaterdag j.l. hier en vertelde dat ze nog niet wist wanneer ze naar je toeging. Ze zou wel van tevoren een seintje geven. Wel, dat heeft ze gedaan, maar 3/4 dag van te voren. Ik met een 1/2 tekening (en 2 moesten het er worden) geen brief en geen landkaartjes (ik was n.l. van plan van Polen en Roemenië kaartjes voor je te tekenen).
Enfin, ik vanavond aan ‘t ploeteren met ‘t prachtige resultaat, dat ik van 7 uur tot 5 voor 11 (zo laat is het nu precies) kans gezien heb, de twee landkaartjes klaar te krijgen, plus voor en achterkamer plus een barstende koppijn en ondanks het laatste zal ik schrijven tot m’n aderen verkalkt, m’n vingers in schrijfstand versteend zijn, en ik m’n laatste adem uitblaas en zodoende de heldenschrijfdood sterf. Let niet op m’n schrift, want m’n pen vliegt over het papier en let niet op verkeer dat van links of rechts komt. Hij rijdt tegen verkeersborden op en door heggen en slingert daarom wel eens een beetje.
Ik zal nu maar beginnen met nog iets uit je eerste brief te beantwoorden.
[…]
Nu over m’n kleren. Bijzonder veel heb ik niet. Wat pakken (costumes) aangaat, m’n daags donkerblauw draag ik hier in huis, maar is al zo gelapt, dat ik het niet meer op straat kan dragen. Mijn kamgaren blauwe pak (2 rijen) kan ik met goed fatsoen ook niet meer dragen (kraag doorgesleten, broek versteld enz.) doch draag het hier ‘s Zondags. Verder heb ik dan nog 2 sportpakken: één donkerblauw (gloednieuw) en m’n lichtbeige. Ken je wel. M’n mouwen zijn wel een beetje kort (niet meer uit te leggen) maar kan nog wel mee. Dan heb ik m’n visgraat regenjas nog. Daar heb ik een maand geleden een knaap van een winkelhaak in ontdekt. Wie dat gedaan heeft mag Joost weten. Daan heeft ‘m naar de tandarts aangehad en Anton heeft ‘m een paar keer aangehad. Anton heeft het niet gedaan (zegt hij) dus dan zou Daan het gedaan moeten hebben. De scheur was door iemand die er niets van kan, met een kunstzijden draadje dichtgenaaid. Enfin, Jo zal ‘m repareren. Verder! Schoenen. Van de 4 paar bruine en 1 paar zwarte nog 1 paar bruine over. Gelukkig m’n beste schoenen. Sokken, ± 7 paar kan er mee door. Dassen, 4 splinternieuwe (2 zo goed als) en nog 2 “nette” dassen. Goed voor daags. Ondergoed: 3 zuiver wollen borstrokken jeager met 2 broeken. Verder nog wat ander jeager goed (met flanell vanbinnen) en broeken. Interlock: wat hemdjes en broekjes. Heb jij elastiek voor m’n broekjes? Over een maandje ga ik weer interlock dragen, en dan had ik graag alles in orde. Het elastiek van m’n broekjes is helemaal uitgerekt. Handdoeken: 4 stuks. ‘n Enkele met een scheurtje, maar dat maakt Jo wel. Overhemden 12 stuks, waarvan slechts 1 (één dus geen twee) met bijpassende boorden. En dat is net m’n goede overhemd. Draag ik dus niet en laat het liggen voor “after the war”. Bij die andere draag ik een witte boord en een grijze, waar ik het overhemd niet meer van heb. Mevr. B. heeft die indertijd gebruikt om de kachel mee te stoken (evenals de boorden) omdat onze naam er in stond. Enfin, dat is zo ongeveer alles. Een mooie slip-over zou ik graag willen hebben, want die heb ik niet. Wat voor kleur maak je hem? Bruin is niet gek, dan kan ik ‘m bij m’n blauwe en m’n beige pak dragen. Een trui heb ik nog. Eentje met een hoog aan m’n hals sluitend [boord], met een rits op m’n schouder.
Die foto’s zijn nog niet klaar. Ik had er ook niet op gerekend, dat tante Els al zo vlug naar je toe zou gaan. Maar nu je tweede brief. Ik hoop dat er nu vooruitgang te bespeuren is bij oom. Schrijf de volgende keer maar eens. Van die parachutisten vind ik leuk. Heb je Engels gesproken? Come in. Take a seat. Cup of tea? Van die kleding wist ik allang dat het electrisch verwarmd was. Werkt net als onze electrische kussens. Maar nu… is het 11 minuten voor twaalf en ga ik naar bed. Morgenochtend ga ik weer heel vroeg schrijven want morgenmiddag om uiterlijk 3 uur moet de brief bij tante Els zijn.
Maf ze!
Woensdag 5 April 44
Zo, ‘t is nu half twaalf en ga verder aan deze brief. Ik ben van half acht uit m’n bed, maar heb eerst de tekeningen afgewerkt. Ik kan ze geslaag noemen. Zou een foto hetzelfde mooier kunnen weergeven? Je hebt werkelijk het gevoel dat je onder poortje staat en de kamer in kijkt. Draai je de tekening om, dan denk je dat je zelf een halve slag draait. Bekijk het zelf maar eens. De tekening zit tussen de gramofoonplaten, dan blijft hij mooi. Ik hoop dat de tekening zo naar je zin is en dat dit de bedoeling is. Tussen 2 () zeg, bij dat verhaal over m’n kleren ben ik vergeten te vertellen dat m’n voorraad pyama’s nihil is. Wat ik heb, op die ene mooie na, is krom scheef en lam. M’n flanellen pyama’s zijn goed voor jochies van 10 jaar.
Maar nu weer je brief en dus neem ik het onderwerp van gisteravond weer op. We waren bezig over die parachutisten. Ik stuur bij deze brief een “relikwie” uit een Amerikaans vliegtuig, Het is een electrisch deurslot. Zolang het slot onder stroom staat is het gesloten, kijk maar eens naar het slot […]
Verder sluit ik hier nog iets bij in, ook van de geallieerden. “De Vliegende Hollander”. Door Engelse vliegtuigen hier uitgegooid. Dat moet ik terughebben hoor, maar je mag het wel houden tot een volgende keer.
Verder heb ik bijgevoegd 2 landkaartjes. Een van Polen en een van Roemenië. Dat zijn wel de belangrijkste gebieden. Ik hoop dat je het op prijs stelt dat ik me zo voor je uitsloof. Gisteravond was ik eerst van plan om een kort briefje te schrijven en verder niets. Maar ik kon het niet over m’n goed hartje verkrijgen jou daar mee af te schepen. Dus gaat het 5e kantje straks over 5 regeltjes eindigen en het 6e beginnen, krijg je dus geen kort briefje, maar een lange met twee landkaartjes en 2 tekeningen en een krantje, en een ding uit een vliegtuig. Je broer zorgt toch maar goed voor je.
Maar nou nog eens even naar je brief kijken, of er nog iets bijzonders in staat. Nee, ik verlang niet zozeer naar de Voorstraat, meer naar m’n vrijheid en dan vooral naar vrijheid van handelen. Alleen doen waar je zelf zin in hebt. In je eigen huis, met eigen goed en weer in je eigen bed slapen. Niet altijd afhankelijk zijn van anderen, dat altijd maar precies doen wat een ander wil, gaat me kilometers de keel uithangen. Maar op het ogenblik heb ik nog wel een beetje werk, dus kom ik die korte tijd wel door. Jij bent toch zeker ook van mening dat over 6 à 8 weken de invasie een aanvang neemt? Dat gebeurt vast. Duitsland dondert in mekaar als een kaartenhuis, maar dan met een heleboel harde knallen en veel gedreun en een grote stofwolk vanwege de vuiligheid waarmee ze overdekt zijn. Dan vraag je aan tante Els een koptelefoon. Ik kan je wel vertellen dat die er niet is. Die hebben ze toen met het toestel meegenomen.
Zeg Miem, zou dat niets voor mij zijn, zo’n regenjas van lakens? Die jas die ik heb is voor ‘s zomers (die nu aankomt en waarvan we heus nog wel een tijdje op straat zullen zijn)(een tweed-visgraat) veel te warm. Zo’n linnen jas lijkt me wel fijn. Enfin, ik heb in ieder geval nog een jas.
Zeg Miem, als tante Els terug gaat, geef je dan die 15 platen mee terug en die 5 andere van Klaas. Ze kunnen alle zo in de zak hoor. Nu zitten ze er ook in. Denk erom dat dat stuk vloeipapier onder in de zak blijft. Je moet de platen één voor één erin doen anders gaat het niet.
Nu Miem, Jo staat te wachten ze heeft nog wel tijd maar ze doet alsof dat niet zo is. Ze moet zelf ook ergens naar toe. Ik maak dus een eind aan m’n brief.
Een fijne zoen voor jou en een knuffel voor Hummel
Broertje Nol.
[Zus aan Mimi]
[?] 26 – 4 – ’44
Lieve twee,
Lieve kind, je kunt je niet voorstellen hoe blij ik was met een brief van jou, je begrijpt toch wel, als het eenigszins mogelijk was geweest, dat ik wel eerder geschreven zou hebben, maar het was absoluut onmogelijk. Als ik Elsje eens spreek, zal ik het haar allemaal uitleggen. Misschien kan zij eens hier komen, dat zou ik toch zoo erg graag eens willen, als zij schrijft naar v.d.Gijzen, wanneer, dan kom ik haar van de trein afhalen.
Je schreef of ik mijn fam. in Laren nog wel spreek. Dit is nu niet erg prettig, vorige week Woensdag werd ik opgebeld, dat mijn oom erg ziek was en of ik onmiddellijk wilde komen, ik ben er toen direct heengegaan en bleek hij reeds overleden te zijn, tante vond hem dood in bed. Een ontzettende geschiedenis, de hoeveelste dit jaar van onze fam? Het vreemdste van de geschiedenis was, dat Gré en ik er voor 14 dagen (een week na haar verjaardag) een dag geweest zijn na één jaar. We wilden er beslist heen, en ze waren zoo blij ons te zien. We hebben het ook lang en breed over jullie gehad, maar hoorden zij ook niets.
Ik ben toch zoo verlangend je kleine meisje eens te knuffelen. We hebben en vooral jij ontzettend veel verloren. Bob zijn foto staat op mijn ombouw, en zoo denk ik iedere avond aan jullie, en zoo zie je hoe zoo’n kleine schat je zoo ontzettend veel vergoeden kan, en het leven gaat verder kind, en je moet voor je kleine meisje en wie weet voor wie nog meer een toekomst bouwen, waarin we weer in de menschen moeten kunnen geloven.
Ik heb op het oogenblik een prettige betrekking en wat ook zeer veel waard is goede vrienden, die alles voor mij willen doen.
Groet vooral tante Geertje van me, ik heb al zooveel over haar gehoord. Moeder was zoo dol op haar. Ik ben toch zoo monsterlijk dik geworden, en moet dan steeds aan jouw Eindhovensche tijd denken, niets past me meer, het is wanhopig, doe nu alle mogelijke moeite om er van af te komen, maar tot nog toe zonder resultaat. Met Jaap en Gré is het ook mis, hij houdt niet meer van haar en laat haar nu stikken, je begrijpt wat dat is voor haar.
Ja dit wilde ik nog vragen, weet jij waar mijn kinderwagen is. Ik zou zoo graag mijn vriendin er een pleizier mee willen doen, zij is het dubbel en dwars waard.
Nu kind, ik hoop spoedig jou of Elsje te spreken, dan kunnen we alles uitvoerig bespreken.
Heel veel liefs en een zoen
jullie Zus.
[Nol aan Mimi]
[Dordrecht] 22/5/’44
Grote Zus (en Kleine Nicht),
deze brief zal niet erg lang worden en dat is de schuld van tante Els.
Ze zeggen wel eens: “‘t komt op als poepen”, maar bij tante Els is dat ook zo. Iedere week laat ik Jo vragen, wanneer tante Els naar je toegaat en of ze, als ze het nog niet weet, tijdig wil waarschuwen. Steeds kwam het antwoord: ‘t kan nog wel een paar weken aanlopen. Maar vanmorgen kwamen ze aanlopen. De Zr. althans en die kwam vanmorgen om 11 uur even vertellen, dat tante Els morgenochtend om 1/2 7 weggaat. Zorg maar, dat vanvond de brief er is. Behalve die brief schrijven, moest ik ook nog 2 emmers aardappelen schillen (was ik net mee begonnen) een gaatje in bijgaande broche boren, en jullie gramofoonnaalden slijpen. Die naalden heb ik n.l. van de week pas gekregen. Tante Els was ze vergeten. Daarom kon ik ze met de vorige brief niet meegeven want ik wist helemaal niet, dat ze er waren en dus gaf ik 3 van m’n eigen naalden mee. Die waren toch zeker wel goed hè? Enfin ik zal zien, wat ik van deze brief maak.
Zeg Miem, zijn dat alle naalden, die Klaas heeft? ‘t Is anders maar een klein beetje. Denk er om: steeds de naalden bewaren. Ze kunnen steeds weer geslepen worden hoor! Kan je nu de kleine naalden gebruiken, als je ze er niet zo ver in stopt?
Hoe vind je het bijgaand houten broche? Leuk hè? Ik heb er een gaatje in geboord, dan kan je het met een steekje op een van Hummeltjes kleren vast zetten. Je kan het ook met een lintje of koordje bevestigen. Een speld erachter vond ik te gevaarlijk.
Voor Chawwa is ook dat leitje met krijtjes. Het leitje was gewoon blank. Ik heb het zelf rood gelakt en een spinsje (van tante Els) er aangemaakt. Vin je ‘t leuk? Denk er om, dat ik van de eerste tekening die het leitje “siert” een reproductie op ware grootte moet hebben.
Hoe zit het met die wol (voor Jo). Kan je ze nog krijgen? Ben je al aan m’n “slippie” begonnen? Ik zal het eerste deel van Libelle ’41 meegeven. Je moet eens op blz 26-no.1 kijken, naar die trui, wat een mooie kabel daar in zit. Waren die maten goed? Kon je ze gebruiken? Ik hoop het!
Zeg Miem, eindelijk heb ik dan die lamp. ‘t Heeft lang geduurd en ‘t kost een boel centjes, maar [hij] is dan ook gloednieuw van de fabriek en een prima geluid. M’n gramofoonplaten zijn net allemaal nieuw voor me. M’n versterker was toch altijd maar een schorre kikker, dat merk ik nu. Enfin, kijk maar, wat je voor me missen kan (voor die lamp dan altijd).
[…]
Hoe vind je de foto’s nou? Dat zijn nu papier negatieven. Als je het soms niet gelooft, er zit een negatiefje bij. Ik kon ze niet laten vergroten. Dat doen ze niet met papiernegatieven. Ik doe er ook de twee foto’tjes van de hond bij, maar die moeten terug, want die zijn niet van mij. De andere twee (waar ik op sta) mag je houden. Alle vier foto’s zijn met een portretlens genomen, mooi of niet? Tante Els vindt die bustefoto van mij het mooist. Die vind ik nou juist afgrijselijk. Daar ben ik te netjes voor gaan zitten. Dat die foto zo vlekkerig is komt door het kunstlicht en de papiernegatieven. Vind je die andere niet veel leuker, met die cigaret? Veel ongedwongener. Die ene foto van de hond lijkt net “de kuische maagd in de badkuip”, met ‘r blote ruggetje. Grappig hè?
Ik hoop dat de tekeningen van keuken en badkamer zo naar je zin zijn. Voortaan moet je de hond op tijd eten geven. Moet je eens kijken hoe hongerig hij naar z’n bakje staat te kijken, ‘t is gewoon eng. Vind je de keuken zo naar je zin?
[…]
Zusje het allerbeste (want ik eindig nu) en tot ziens!
Nol
[Nol aan Mimi]
[Dordrecht] 1/6/44
Dear Sister, (ik bedoel jou, niet één van de Andrew Sisters) ik heb 2 brieven (of liever gezegd één brief en één briefje) hier naast me liggen om te beantwoorden en behalve dat, nog een andere reden om te schrijven. Maar dat komt straks wel.
Die bloemen op Moederdag heb ik (via tante Els) aan tante Geertje laten verzorgen. Ik vind het fijn dat je er blij mee was. Maar aan de paarse inkt op het kaartje had je kunnen zien dat het van mij afkomstig was. Wat je bedoelt met die laatste naald die goed was, snap ik niet. Het laatst heb ik toch 3 naalden gestuurd en dat waren “koperen”. Ze zijn wel van staal (alleen met een heel dun laagje koper er over, wat bij de geslepen naalden te zien is, want daarbij is het aan de punt afgeslepen) maar zo zullen we ze maar noemen. Die koperen doen het juist niet goed bij jullie, schrijf je, maar die laatste 3 naalden (die ook koperen waren) vond je goed.
[…]
Wat dat projectie-apparaat met opname apparaat betreft, dat komt er hoor Miem. Zo gauw het te krijgen is. Dan kunnen we gauw filmpjes opnemen van Chawwa.
Hoe vind je het patroon van die trui? Kunnen vinden? Mooi hè? Is ‘t erg moeilijk? ‘k Hoop van niet. Anders neem je maar een ander patroon hoor! Jo moet die wol natuurlijk niet meer hebben. f 12,50 is te duur. De badkamer heb je er nu al bij, veelvraat. Als je nog zoveel kletst, krijg je volgende keer een tekening van de plé, verstaan. En dan lekker gegarneerd met een warme i (met bijbehorende traditionele “punt”).
Zeg Miem, schrijf eens iets over Zus. Weet je, dat ik over haar ook wel eens pieker. Hoe zit dat eigenlijk met haar. Hoe heb je contact gekregen? Je schrijft alleen over “Zus”, dus neem ik aan dat van Herman niets meer gehoord wordt. Nog iets bekend van hem? Wat moet het met Zus na de oorlog? Zit toch ook alleen met Marti. We kunnen haar toch niet alleen laten, dan. Ik had er al over gedacht om haar bij ons te laten blijven. Prettige afleiding voor jou, dan ben je niet alleen. En dan die twee wurmpjes (Chawwa en Marti). Reuze leuk voor je. Schrijf er eens iets over. Dat zal je wel fijn vinden vermoed ik. En Eva , hoe heb je daar van gehoord? Waarom kan ze niet terugschrijven? Is ze soms bij Moeder en Vader op visite?
[…]
Wat je schrijft over het weer en event. gebeurt. klopt niet. Dat is volkomen onafhankelijk van het weer. Wel is de maanstand en daarmee in verband staand zee-tij van belang. Half Juni is het tijdstip.
[…]
Broertje Nol
[Nol aan Mimi]
[Dordrecht] 22.6.’44
Lieve Jarige Chawwa, en een beetje Jarige Mimi,
Hier is dan eindelijk dat armbandje wat hoogstwaarschijnlijk nogal nieuwsgierigheid heeft opgewekt. Allereerst van harte gefeliciteerd met de 2e verjaardag van je lief dochtertje. Ik ben nu (zie datum) erg nieuwsgierig hoe de oorlogstoestand is, op het moment dat je deze brief leest. Ik ben een erge optimist, maar ik ben er niet erg zeker van, dat ik op Chawwa’s verjaardag bij jullie kan zijn. Doch als dat niet het geval is, dan zal het toch niet lang duren, of dat is wel het geval. We zullen het beste maar hopen[…]
Nol
[Elsje aan Mimi en Chawwa]
[Dordrecht, begin juli 1944]
Lieve Humpie en Aartje
In de eerste plaats hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag Humpie en jij met je dochtertje. We hopen dat de volgende verjaardag in andere omstandigheden zal plaats vinden, nu moeten we ons cadeautje met de post oversturen Humpie, maar dan doen we het allen persoonlijk, wat een visite zal jij dan krijgen. Dit schilderijtje is uit de tijd toen er nog geen oorlog was, dat was nog eens een tijd hè Humpie, lekkere koek en krakelingen en ik weet niet wat al, allemaal zoo maar voor het grijpen. Ik vind het erg jammer dat we niet kunnen komen en Corrie is ziek, anders had die nog wel naar jullie gekomen. Tante Elsje is een beetje bang om nu te reizen, het is zoo gevaarlijk, ook hebben we in de krant gelezen dat de tram van Edam ook beschoten is, nergens is het meer veilig, maar allemaal verwachten ze nu gauw de beslissing en dan is alle gevaar geweken en kunnen [we] weer met een gerust hart op reis gaan.
Ik doe hier ook de photo’s bij, ze zijn nogal meegevallen vind ik. Nu Humpie en Aartje we wensen jullie een prettige dag toe en allen hartelijk gegroet van ons allen Corrie, Elsje, Elsje, Marinus en Janneke met een stevige verjaarszoen
dag!
[Elsje aan Mimi]
[Dordrecht, half juli 1944]
Lieve Aartje en huisgenoten
Je brief ontvangen en gezien dat de verjaardag van Humpie niet vergeten is, de cadeautjes nogal toestroomden, zal je niet vergeten bij eerstvolgende gelegenheid Jo een bedankbriefje te schrijven. Wat jammer dat Tante Geertje die avond niet goed is geworden, hoe is het nu met haar, dat is zeker een langdurige kwestie, ik hoop dat het van onschuldigen aard zal wezen, met Oom Klaas gaat het wel goed hè. Wat ik zeggen wil Klaas moet dat plan om naar Dordt te komen maar uit zijn hoofd zetten, en maar even geduld hebben met die platen, moet er nu nog een nieuwe bij en welke, en welke moet hij van Nol hebben, schrijf dat allemaal eens bijtijds, die platen komen heusch wel zoo’n levenskwestie is dat toch niet en je begrijpt wel dat Jo toch geen visite voor Nol ontvangt tenminste liever niet, je moet tegenwoordig toch zoo voorzichtig wezen, en om nu voor dit korte oogenblikje de boel te verknoeien vind ik eeuwig zonde, wees nou niet eigenwijs daarginder, en luister naar me en zegt niet wat kinderachtig. Het andere waar je om schreef komt ook wel. Had je de laatste keer dat ik bij je was nog niet om theedoeken ook gevraagd voor Tante, ik meen van wel. De zomer schiet nu hard op hè, gelukkig maar, ik vind de winteravonden altijd zoo gezellig. Ik ga nu eindigen, ontvang van ons allen de hartelijke groeten en een stevige pakkert voor Humpie van Tante Elsje
[Nol aan Mimi]
[Dordrecht] 26 Juli ’44
Lieve Miem en Chawwa,
gauw nog even een briefje schrijven, wat tante Els mee kan nemen. Heel onverwacht kwam ze hier, en vertelde dat ze morgen naar je toe gaat. Weer fijn voor jou. Zal je wel naar verlangd hebben, dat ze weer eens komt.
Ik heb als tractatie een pakje cigaretten gehad op haar verjaardag. Geweldig hè? Hoe staat het met mijn slip-over? Is ie al klaar? Nee zeker, anders had tante Els ‘m mee kunnen brengen.
Ik heb van de week weer f15.- verdiend met een transformator wikkelen. Een zenuwenwerkje. Ruim 5000 wikkelingen van draad dat 1/10 mm dik is. Kan je begrijpen. Maar nu is ie klaar, en ik ben trots, want ik had zoiets nog nooit gemaakt. Als je ‘m in het stopcontact steekt geeft ie 500 Volt. Wat een boel hè? Daar kan je dood van blijven, want dat is hoogspanning.
Zeg, hoe kon jij in hemelsnaam de verjaardag van tante Els vergeten? Gelukkig voor jou heb ik er bijtijds aan gedacht om bij die bloemen ook jouw naam en die van Chawwa te zetten.
[…]
Met de oorlog gaat het goed hè? In Italië en Rusland tenminste. In Frankrijk schieten ze geen pest op. Maar ja, de mof zet daar alles op alles. En in Rusland laten ze de boel maar waaien. Wat in Duitsland aan de hand is, is helemaal mooi. ‘t Is alleen afgrijselijk jammer, dat Hitler alleen maar in z’n onderbroekie stond. Zonder kop had ie moeten staan. Dan had de oorlog afgelopen geweest. Maar volgens je-weet-wel moet het nog steeds een rotzooitje zijn in Duitsland. Muiterij op vlooteenheden te Stettin en Kiel. Opstand in legerafdelingen in Oost-Pruisen. Botsingen tussen troepen v.d. Weermacht en van de S.S. (stink-sodemieters) bij München, enz. Maar wat ‘r van waar is…
Duitsland heeft zelf de censuur naar het buitenland in handen, dus je begrijpt, dat er haast niets uitkomt. Een goed voorteken is echter, wat Churchill van de week gezegd heeft, toen ie in Frankrijk was. “De oorlog zou wel eens veel vlugger afgelopen kunnen zijn, dan wij denken.” En dat gezegd door een pessimist als Churchill, dat wil heel wat zeggen.
Je mag me wel feliciteren, zeg. Morgen (Donderdag), dus als tante Els bij je is, vier ik m’n 2-jarig jubileum. Dan heb ik 2 jaar vacantie. Eigenaardig toch. In die 2 jaar ben ik geestelijk helemaal veranderd. Van een kind tot man zou je haast kunnen zeggen. Dat zal je wel gemerkt hebben aan m’n brieven ook denk ik.
Van de week was Annie hier, maar ze had een strop, want ik was boven omdat er iemand was, Joost mag weten waarom ze kwam. Ze wou me zeker weer eens zien. Opvliegen kan ze, nou wil ik ‘r niet meer zien.
Nu schatten, ik houd op. Tot spoedig ziens van je broer Nol
[Daan aan Mimi]
[Dordrecht?] woensdag 16 Aug ’44
Lieve Miep en dochter.
Via m’n correspondentieadres ga ik je weer eens schrijven.
De wereld draait en wij worden daarbij oud (heeft dit reeds iemand voor mij gezegd?) Vroeger zag ik de wereld graag zooals ik ze mij gedacht had en daar dit vaak heel anders gebeurde, ontstemde mij dit.
Later besefte ik dat je de dingen (menschen) moest aanvaarden zoo ze waren, zonder verweer, vaak lukt mij dat nu.
Mocht je geen prijs op deze correspondentie stellen (zeg ‘t gerust) geef de boodschap dan mondeling of schriftelijk mee, dan zal ik je niet meer lastig vallen. Tot zoolang zal ik je steeds in onbep. tijd ‘n berichtje sturen.
Jullie genieten zeker erg veel van ‘t prachtige weer en zijn nu zeker al ‘n paar “gebruinde boerinnen”. Naar ik hoop zijn jullie beiden goed gezond. Indien er iemand van jullie jarig is of geweest mocht zijn, vergeef ‘t mij dan dat ik je niet geschreven heb, doch ik weet géén verjaardag. In elk geval bijvoorbaat “geluk gewenscht”. Nu Miep ‘t allerbeste en dat je spoedig weer “op jezelf” mag zijn. Kus Ch. en groet de huisgenoot.
Met vriendelijke groeten D.
[Nol aan Mimi]
[Dordrecht] 19 Augustus ’44
Lieve Tante Els,
ik heb erg weinig te schrijven, maar wat ik te schrijven heb is erg belangrijk.
Zojuist vernam ik, dat Engelse, Amerikaanse en Franse troepen, in samenwerking met Engelse en Amerikaanse vlooteenheden geland zijn in Z-Frankrijk (Rivièra).
U ziet: ik versta mijn plicht want ik schrijf U direct.
Verder nieuws nog: (ook heel belangrijk) is dat de Amerik. vanuit Le Mans N.W. waarts naar Alençon (bezet) getrokken zijn en verder weer naar Caen terug. Ze vallen de duitsers in de rug aan. De duitsers halen daar dezelfde stommiteit uit als in Rusland: wachten met terugtrekken tot het te laat is. Ales wat daar zit (aan moffen) is zo goed als ingesloten. Deze week wordt een catastrophale week voor Hitler en consorten.
Dat is alles, maar meer dan genoeg nietwaar?
Tante Els, de groetjes en stuur dit briefje weer door en vraag dan eens meteen hoe ver ze is met m’n slip-over, want het wordt tijd.
Dag een zoen van Nol
P.S. De kurketrekker ligt al klaar.
[Elsje aan Mimi]
Hardenberg 20 Augustus 1944
Lieve Aartje eindelijk zal ik dan eens vanuit Hardenberg schrijven, ik heb gewacht met schrijven totdat ik ook een brief van broer ontvangen had en nu zijn het er nog wel twee, maar laten we bij het begin beginnen hoe gaat het met jelui, allen gezond en Tante is die alweer heelemaal beter en op de been, nu met de kinderen en mij gaat het goed, alleen Janneke is niet zoo lekker, overgeven en diarree. Wat hebben we mooi weer gehad hè niet één dag regen, ik heb niets anders gedaan als gerust, maar toch wil mijn maag niet erg, ik gebruik hier niets anders als melk en pap en elken dag een ei en twee boterhammetjes zonder korst en in plaats van jus ‘s middags boter, maar ik geloof dat ik juist van die papkost zoo beroerd ben, want daar zit toch eigenlijk niets in, het is goed dat ik niet behoef te werken anders hield ik het niet vol.
Wat ik alzoo heel den dag doe, wel om half tien of tien uur sta ik op, dan heb ik al een ontbijt op bed gehad als ik dan opsta een groote beker warme melk en een bord pap al naar dat ik zin heb, dan ga ik buiten zitten of liggen als ik tenminste geen boodschappen in het dorp moet doen, dat is hiervandaan een groot half uur fietsen, maar ik doe er langer over omdat ik er een uitstapje van maak, als ik dan terugkom gaan we eten, na den eten neem ik een kussen onder den arm en ga naar de heide, dat is hier vlak achter het huis, en achter de heide is het bosch, daar gaan de kinderen bramen zoeken, die zijn hier volop, en ik ga dan lekker een dutje doen, het overige van de tijd ben ik een badpak aan [het] breien voor Elsje.
Vrijdagmiddag zijn we met zijn allen naar het zwembad geweest, ze stonden versteld van Elsje dat die zoo zwemmen kon, nu ik wist ook niet dat ze zooveel durfde in het water, ze springt o.a. ook van de 4 M hoge wip, geweldig hè voor zoo’n klein ding, en dan schrijf ik zoo tusschendoor een briefje (maar niet naar jou) b.v. naar broer heb ik twee keer geschreven, maar hij schrijft ook altijd trouw terug wat ik van jou niet altijd kan zeggen.
Hier naartoe schrijven kan nu niet meer want ik ga a.s. Dinsdag weg dus over een paar dagen. Ik heb het hier reuzegoed maar meisjelief er gaat toch niets boven de Vlietweg hoor, maar ik wil niet klagen vooral niet tegen jou, maar kind ik vind het toch zo’n heerlijk wonen op de Vlietweg, zoo vrij en toch dicht bij de stad. Ik kreeg van de week een brief van Corrie en daar schreef ze in dat ze slechte tijding had, n.l. dat Andries gepakt was, verschrikkelijk hè, maar het heeft me niets verwonderd want hij liep ook altijd op straat, net als nog een zeker iemand die ik ken, en die wacht natuurlijk ook net zoo lang tot het te laat is, maar ja ik heb ze dikwijls genoeg gewaarschuwd, maar elke keer heeft ze haar praatje wel klaar dat het niets geeft en weet je wat het ergste is, komen daar menschen aan de deur bleef ze dan nog maar een beetje achter, maar nee dan doet zij juist het woord, net zoolang als het goed gaat, ik geloof dat jij ze ook kent, vind je ze niet verschrikkelijk eigenwijs, maar ja ik zeg nu ook niets meer, want wat gaat het mij tenslotte aan, ik heb niets met haar te maken, dus laat het me koud??
Zeg meisje als ik me niet vergis moet ik eind Augustus weer naar Z. want ik bezit geen cent meer en als ik het goed uitreken kom ik nog te kort, maar wacht maar ik zal temee als er weer geld is een flinke greep er in doen, is het goed? Wat gaat het goed wat de oorlog betreft hè, die Engelschen denken maar dat het allemaal winst is dat oprukken, maar wij van Duitschen kant bezien dat anders, ja ze kunnen wel gauwer het loodje moeten leggen als dat ze denken, wacht maar als we met ons geheime wapen beginnen, ik zelf weet nog wel niet wat het is, maar dat kunnen we gerust aan onze helpers en beschermers overlaten, hoe groot en machtig is Duitschland altijd geweest, en zou dan nu zijn vlucht gebroken worden, neen wij weten beter, de overwinning is ons. Wat zeg je van zoo’n redevoering geweldig hè.
Nu mijn lieve kind pak ons hummeltje eens lekker van me, en ik hoop je spoedig als het reizen niet gevaarlijker wordt weer te zien, ik denk dat ik vraag of Corrie ook mee gaat, dat is gezelliger en die heb je ook in geen tijd gezien, lief meisje (ik bedoel ellendeling) ik ga nu eindigen doe ze allen de groeten en jezelf een stevige pakkert van mij zooals altijd je Elsje.
[Elsje aan Mimi]
[Dordrecht, augustus/september 1944]
Lieve Aartje
Hoe gaat het bij jullie alles nog goed, is Tante al heelemaal beter met ons gaat het best na onze vacantie. Ik denk dat je verleden week wel tevergeefsch gewacht zal hebben, maar je zal het misschien wel begrepen hebben, want bij jullie zullen er ook wel allerlei geruchten gegaan zijn. Nu waren de geruchten die er gingen wel niet heelemaal waar, maar ik had toch niet kunnen komen, want het beschieten van de treinen was zoo hevig dat het wel een oorlog op zichzelf lijkt, en nu deze week is het heelemaal verschrikkelijk, elke vijf minuten luchtalarm, de kinderen zijn al sinds verleden week niet meer naar school geweest, het is gewoon niet om te doen.
Gistermiddag leek het gewoon een hel, onafgebroken luchtafweer en andere schieterij, het was gewoon een herinnering aan 10 Mei 1940, er is al één vliegtuig naar beneden gehaald, van de zoovele die er elke dag af en aan overgaan, we leven hier gewoon in oorlogstoestand. Weet je wat ik nu het naarste vind dat je heelemaal zonder een cent zit, en ik kan je het nu toch onmogelijk bezorgen, ik had alles gereed om naar je toe te gaan, maar met de treinen was het ook al in de war, oversturen durf ik niet, dat is te gewaagd want elk oogenblik kan de bom losbarsten.
Ik had wel eerder geschreven, maar ik denk zal eerst maar even afwachten hoe de post gaat, nu dat gaat tamelijk wel. Broer had ook al een brief geschreven om mee te nemen , maar die zal ik er nu maar bij doen, ook die van Zus, het zijn wel oude brieven maar daar kan ik nu ook niets aan doen. Wie weet hoe gauw je nu met vacantie kan komen, ik verwacht het nu elke dag. Schrijf jij nu ook eens terug hoe het daar bij jullie is, jij weet nu zoo’n beetje hoe het hier gesteld is. Ik had eigenlijk al zoo half en half van jou bericht verwacht hoor. Hoe gaat het met Humpie, pak ze maar van ons en zeg dat we zoodra we vacantie hebben komen.
Zeg Aartje die zoon van Mekenkamp is tijdens de reis gedood, die trein waar hij in zat werd beschoten, dus hun hebben ook hun offer gebracht. Hier zijn vele huisgenoten van onze partij vertrokken, bij jullie ook nog? Ik had ook wel graag meegegaan, maar ik vond het zoo zonde van de inmaak, waar we nu zoo hard voor geploeterd hebben, en je huis wordt zoo stoffig vind ik als je er al die tijd niets aan doen kan. Je zal zeggen kunnen de buren dat dan niet voor je doen, maar die zijn ook vertrokken, we waren aan één kant nog kwaad ook, want we hebben ze toch nooit iets in de weg gelegd, en nu gaan ze weg zonder afscheid van ons te nemen, neen ik had me dat anders voorgesteld. Maar nu moet ik eindigen ontvang dan van ons allen de hartelijke groeten en aan Oom, Tante en neven van ons beiden
Corrie en Elsje
[Nol en Els aan Mimi]
[Dordrecht] 4 Sept. ’44
Lieve Miem,
dit zal de laatste brief zijn, die je vóór de bevrijding van me krijgt. Het was de bedoeling, dat tante Els Dinsdag naar je toe zou gaan, maar de toestand heeft zo snel een wending genomen, dat ik haar aan zal raden niet te gaan, omdat ze 99% kans heeft dan niet meer terug te kunnen komen.
Ik neem aan dat je op de hoogte bent van de gebeurtenissen, zodat ik niet bang ben, dat je verbaasd zult zijn, als ik zeg, dat ik verwacht, dat de Amerikanen nog slechts luttele kilometers van hier zullen zijn, zo niet reeds in de stad, als deze brief je bereikt. “Als” deze brief je bereikt, met de klemtoon op “als”, want ik ben er niet eens zeker van. Mocht je niet zo goed op de hoogte zijn, dan sluit ik daarvoor een gebakken schol in om een beetje op te kikkeren van de verbazing.
Antwoorden op deze brief zou ik niet als ik jou was, want hij zal ons niet meer bereiken. Het plan was dat wij jou zouden komen halen, maar of dat mogelijk is, weet ik niet, want wij zullen hier eerder vrij zijn, dan jullie daar en wanneer aan jullie dat feit voltrekt, zullen we niet onmiddellijk vernemen. Kom dus, als het mogelijk is, zo gauw mogelijk hier naar toe, als wij dan nog niet bij jou zijn. Ik had al een kaart van België voor je getekend, maar ik sluit hem niet in, omdat het haast niet meer nodig is.
Dit is alles wat ik weet te schrijven en daarom eindig ik met
tot zeer spoedig
broertje Nol
Hij is gek jij wacht tot wij je komen halen begrepen!!!
maar wel tot zeer spoedig het gaat langzaam maar zeker
je Elsje
[Nol aan Mimi]
[Dordrecht] 11 Oct. ’44
Lieve Miem en Hummel.
Ik hoop, dat deze brief je bereikt, en dat de overkomst niet te lang duurt (zie datum).
Het is louter toeval, als je deze brief ontvangt, en nog meer toeval, als ik er antwoord op ontvang, maar probeer het. Maak geen grote, dikke brieven, dan help je de P.T.T.
De toestand hier is voorlopig nog houdbaar. We hebben nog electriciteit (‘s avonds en ‘s nachts). Overdag is het verboden te gebruiken. Gas: ‘s morgens, ‘s middags 1/2 uur, ‘s avonds 1 1/2 uur.
Het hoog nodige o.a. zout, is nog te krijgen (in tegenstelling met A’dam waar ‘t f5.- per kilo kost). Ook is het hier nog rustig. Op de grond bedoel ik. In de lucht is het anders. Soms 10 tot 12 x luchtalarm per dag. De spoorbrug (naast de nieuwe Maasbrug bij Zwijndrecht) is in de lucht gevlogen. Soms dreunt het en rinkelen de ruiten van de bommen en vliegen de scherven van het geschut om onze oren.
Een nichtje van Jo (uit Amsterdam) is hier en kan niet meer terug. Het meisje van Anton is komen lopen uit R’dam omdat de toestand daar onhoudbaar werd. Plafonds zakken in en daken vlogen weg door de luchtdruk van het opblazen der haveninstallaties. Je liep er soms op een dikke laag glas.
Het front loopt momenteel van de ingang van Z.Beveland (bij Bergen op Zoom) onder Breda door naar 5 Km ten Z. van Tilburg verder naar Den Bosch over Oss de Betuwe in naar Elst, Nijmegen, langs de W. oever van de Maas naar Aken en zo verder langs de grens van Duitsland.
Ik houd nu op. Hoop jullie maken het goed. Schrijf nog wel eens. Schrijf in ieder geval terug!!!
Gekust door je broer Nol en tot spoedig (?) ziens
P.S. Schrijf naar mijn adres terug s.v.p.!
[Elsje aan Mimi]
Dordrecht 16 Januari 1945
Lieve Aartje
Als je deze brief ontvangt dan is er ook geld voor je in A’dam, mijn nichtje uit A’dam was met begin September voor een enkele dag bij me gelogeerd daar er toen staking gekomen is, kon ze niet meer terug, nu is er plotseling een gelegenheid dat ze weg kan, en wil ik je op deze manier wat geld toezenden. Ik zal f 500 meegeven en hoop dat mijn nichtje goed aan zal komen, het adres is je bekend, Cornelis Trooststraat 20 (Zuid). Als je nu iemand het zoo vlug mogelijk laat halen en zend mij dan ook bericht zoo vlug mogelijk, ook hoop ik op wat meer post van jou daar ik tot op heden toe maar niets van je gehoord heb, op geen enkele brief heb ik antwoord gehad, ook Nol hoort niets meer van je. Of komt het door de post.
Weet je dat we hier een bombardement meegemaakt hebben en dat het huis van mijn broer in de Museumstr heelemaal weg is, alles zijn ze kwijt, maar wonder boven wonder zijn ze allen gespaard gebleven, de halve Museumstr is getroffen, ook Vrieseweg en Groenendijk zijn heel wat huizen weg. En nu Vrijdag en Zaterdag j.l. zijn alle mannen uit de huizen gehaald die ze tenminste konden vinden, huis aan huis heeft huiszoeking gehad en er mocht niemand op straat, bij Jo is alles goed. Ik ben al sinds een paar maanden niet bij Nol geweest, maar hij maakt het goed.
Zeg Aartje de laatste brief die ik ontvangen heb, daar stond in dat ik die spijkers maar moest gebruiken, nu ik heb van dat aanbod maar gebruik gemaakt, want ik heb enkele dingen gekleurd gekocht, en dat waren kleuren die moeilijk te krijgen waren, en ik moest het doen anders kwam ik te kort, ik hoop het spoedig weer in orde te kunnen maken. Nu hoop ik maar dat deze brief je bereiken zal, als ik dan antwoord van je gehad heb, kan ik wat uitvoeriger schrijven.
Hoe gaat het met Chawa en Oom en Tante weer heelemaal beter. Het is een tijd geleden dat we wat van elkaar gezien of gehoord hebben, maar als de dagen wat langer en mooier worden dan heb je kans dat er nog weleens een gelegenheid voordoet, dat Corrie of ik komen kunnen. Op het oogenblik is Mevr. Theunissen met de kinderen en haar Vader bij mij, dus een heele drukte, maar Corrie neemt nu geen verpleging meer aan dus helpen we elkaar zoo. En nu Aartje ga ik eindigen doe de groeten aan Oom en Tante en neven en een kus voor Chawa en jou van Tante Elsje en Corrie
en we hopen op spoedig bericht
[Nol aan Mimi]
Dordrecht 30.1.’45
Lieve Miem,
je bent een halve gare om je zo ongerust te maken. Alles gaat goed Madame la Marquise.
Ik was ongelofelijk blij, dat ik weer eens bericht van je kreeg. Tot voor een maand geleden heb ik nog aan je geschreven. Iedere week een brief, maar steeds kreeg ik geen antwoord. Met je verjaardag heb ik een brief geschreven met een felicitatie en een nieuwjaarswens. Die is dus niet aangekomen. De brief, die jij op mijn verjaardag schreef, ontving ik op 29 Januari. Die is dus 17 dagen onderweg geweest. Zo juist zie ik, dat jouw brief in Haarlem op de post is gegaan en wel op 15 Januari. Dus is ie 12 dagen onderweg geweest.
Maar nu de toestand hier. Alles is hier bij het oude. Geen gas, geen electriciteit. Plenty kolen, plenty hout, plenty eten, wij tenminste. M’n liefje, wat wil je nog meer. Om mij hoef je je niet ongerust te maken.
We hebben hier 2 weken geleden huis-aan-huis razzia gehad voor de arbeidsinzet. Alles op de bekende manier. ‘s Morgens vroeg om 7 uur geluidswagens door de straten (auto’s met luidsprekers). Binnen de stadsgrenzen blijven, anders wordt er geschoten. En er is geschoten. Tot de spionnetjes van de ramen hebben ze met mitrailleurs afgeknald. Kompleet baldadigheid. Er waren een stelletje boven hun theewater en als ze iemand zagen lopen, schoten ze. Enfin, hier kwamen er 3 naar boven en 3 bleven bij de deur staan. Hebben even met ze gekletst, m’n persoonsbewijs laten zien, en Jo haar man z’n Ausweis, dat ie op straat mocht (da’s waar ook: de 2e dag mocht je helemaal niet meer op straat).
Trouwens we zijn allebei boven de leeftijd, hij 46 en ik nu pas 44 jaar. Ze hebben nog een kopje koffie gehad (zonder melk en suiker, wij weten n.l. niet meer hoe die dingen er uit zien) hebben wat rond geneusd door het huis en zijn weer weggegaan. Zo zie je, dat je je voor niks weer eens ongerust hebt gemaakt. We leven allemaal nog en zijn kerngezond (Het laatste niet bepaald van de levensmiddelen op de bon). We eten echter nog geen bietenpulp (zeker 60% van de Dordtenaren doen dat al!!). Weet je wat hier een mud tarwe kost (als je ‘t krijgen kunt?) f1000,- Een mud aardappelen? f240,- Een kilo vet? f90,- Een fles slaolie? f85,- Een kilo erwten? f8,- Een eigenteelt cigaret? f1,10. Zo is het hier, maar wij hebben gelukkig nog te eten. We schrappen de aardappelen want we eten met z’n vijven gauw 8 kilo aardappelen per maaltijd, waarvan anders ± 1 1/2 kilo schillen afviel. Dat spaar je zo uit. Tot voor een maand aten we 2x aardappelen per dag, nu 1x en een keer soep, of pap met een boterham. Op het ogenblik zitten hier alle bakkers zonder bloem (we hebben al maandenlang echt tarwebrood) en dat komt door het vervoer. Het rantsoen is al 500 gr. p.p.p.w. Wat schunnig laag is, en zelfs die 500 gr. is niet te krijgen. De mensen vreten elkaar haast op van de honger.
Van de week hebben ze hier weer eens gebombardeerd. Er zijn geloof ik al 40 doden. In de Toulouselaan en de Dubbeldamseweg. Als gekken zijn ze tekeer gegaan. De “Typhoons” kwamen als huilende honden met een vaart van meer dan 600 Km per uur uit de lucht vallen en vuurden toen hun raketten af. Als dat “bevrijden” is, kunnen ze het beter laten. In één van m’n vorige brieven schreef ik al van een vorige luchtaanval op park “Merwestein”, maar die brief heb je dan niet ontvangen, toen zijn ± 80 personen gedood.
Vest, Steegoversloot (hele familie Brand, bloemenzaak en winkel aan puin, voltreffer), St.Jorisweg, Vrieseweg (Buitenschool met 24 kinderen) Bankastraat. Je kunt je voorstellen, hoe wij hier over dergelijke methoden denken. Enige weken geleden is hier de gevangenis opengebroken (‘s nachts), alle gevangen (politieke) ontvlucht. De gehele familie Dieke (waarvan een dochter in de gevangenis zat) dezelfde nacht spoorloos. Je weet wel, de wethouder. Zijn zaak door de duitse politie leeggehaald en in brand gestoken. Voorts nog een huis in de Zeehaven.
Zeg, weet je nog, dat ik jou eens dat electrische voetenstoofje gestuurd heb? (tante Els bracht het toen als verrassing mee) Ik heb er voor me zelf ook een gemaakt, maar niet electrisch natuurlijk, want dat zou ik toch niet kunnen gebruiken, maar ‘t is wat goed hoor. Helemaal geen kouwe voeten.
Je moet me eens precies schrijven, hoe het bij jullie met het eten zit. Ik dacht, dat er genoeg was, te lezen uit de laatste brief die ik van je ontving. Ook zeker in ‘t honderd gelopen, met de verhuizing.
En nu moet je goed luisteren: Behalve deze brief schrijf ik nog 5 (vijf) andere. Die 5 zijn precies aan elkaar gelijk, echter niet zo uitvoerig. Om de dag stuur ik er een weg en zal dat blijven doen tot ik weet dat je bericht hebt. Als die vijf op zijn schrijf ik weer andere brieven. Je moet dus niet gek opkijken, als je een stel brieven krijgt (wat een optimist hè) die gelijk aan elkaar zijn.
‘t Is nu bijna donker, vandaar m’n slordige schrijven en ik houd op.
Lieverd, ik hoop je heel gauw weer te zien en eindig met een omhelzing voor jou en Humpi plus een felicitatie en een gelukkig nieuwjaar.
Brother Nol
[Elsje aan Mimi]
Dordrecht 4 Februari 1945
Lieve Aartje, Hummel en verdere huisgenoten.
Nogmaals zal ik een poging in het werk stellen om je te bereiken, ik hoop dat deze brief met al de andere brieven die Nol me gegeven heeft terecht zullen komen. Jouw laatste brief die voor Nol zijn verjaardag was heb ik verleden week in ‘t laatst van de week ontvangen, we waren blij weer eens wat te hooren, heb je de brief die mijn nichtje in A’dam zou posten al ontvangen en het geld is dat al in orde gekomen.
Ze zeggen dat de oorlog nu wel goed opschiet, ik geloof het ook, maar nog niet dat [het] gauw afgeloopen is en de toestand hier in de stad is erg, de bakkers hebben geen meel dus kunnen ze ook niet bakken, gelukkig heb ik nog een beetje tarwe, maar we zitten op het oogenblik erg met aardappelen en peulvruchten, nog een beetje en dan is alles op, de dagen worden nu langer en nu wilde ik vragen, of je bij jullie nog aan aardappelen, erwten of bruine boonen kan komen, liefst bruine boonen, met het oog op mijn maag. Als het dan de moeite is wilde ik een poging wagen om ze te komen halen. Ik vraag dan of Elsje mijn nichtje mee gaat met me, we kunnen dan in A’dam een nachtje overblijven. Boter of vet is zeker heelemaal uit den boze hè, we hebben hier al f 100 voor een kilo vet geboden, maar nog tevergeefsch, een half schaap lijkt me ook wel iets.
Ik heb het over Elsje, heb je die brief nog ontvangen waar ik over het eerste bombardement geschreven heb, ja het eerste want we hebben ondertusschen al 3 bombardementen meegemaakt. Nu bij het eerste is bij mijn broer in de Museumstraat alles tegen de grond gegaan, ze hebben niets meer over, nu zijn ze bij Elsje in de Komatistraat in, waar eerverleden Maandag ook weer vlakbij een bombardement plaats had, n.l. Toulouselaan en enkele zijstraten daarvan ook nog, een straat op de Dubbeldamscheweg, den Zondag daarop weer een bombardement nu op de veldgendarmerie op [de] Stationsweg, daarbij werd de Singel weer geraakt, en bij al deze grapjes gingen de vliegtuigen over de Vlietweg en gooiden op die hoogte de bommen uit, de kinderen waren net op de spoordijk en zagen de bommen over hun hoofd uitgooien en de piloten zitten, ze waren gelukkig zoo verstandig om tegen de spoordijk aan te liggen, maar als er nu een vliegtuig overkomt, wat een beetje duikt dan weten ze [zich] geen raad van de angst, dus er is alweer heel wat gebeurd sinds we elkaar voor het laatst gezien hebben. Het is maar een zenuwachtige tijd vooral met die razzia’s een ieder heeft huiszoeking gehad, bij sommige streng en andere weer heel mild. Bij ons waren ze ook heel gemoedelijk.
Hoe gaat het nu met Oom en Tante zijn ze nu alweer heelemaal in orde, ik zou jullie best allemaal weer eens willen zien dat begrijp je, dus zorgt maar dat er gauw wat te halen is voor me, vooral boter of vet de prijzen zijn hoog dat weet ik, dus kijk of laat Jaap eens informeeren bij diverse boeren en schrijf dan zoo gauw mogelijk terug. Ik zal deze brief met een speciale post meegeven dat scheelt misschien nog wel, en als jij mij schrijft dan moet je op de enveloppe in den linkerbovenhoek zette bestemd voor zieken, dan gaan ze eerder mee. Dus meisje nu weet je weer het een en ander. O ja, die boter is voor mij persoonlijk want ik eet nu maar niets, anders heb ik er weer last van en al mijn ziekenbonnen hebben opgehouden. Ontvang nu van ons allen en ook aan Oom en Tante de hartelijke groeten met voor jou en Chawa een stevige pakkert van mij en Corrie en tot ziens??
[Nol aan Mimi]
Dordrecht 10 Febr ’45
Lieve Miem,
deze brief wordt door iemand meegenomen, dus zal hij wel bij je aankomen. Ik heb al een aantal brieven naar je toegestuurd (6 geloof ik) en iedere 2 dagen, precies zoals je in je brief vroeg. Maar laat ik bij het begin beginnen.
Toen jij na de spoorwegstaking een brief van me kreeg, schreef je terug. Die brief was de enige brief die ik van je ontving, de allerlaatste, die je op mijn verjaardag schreef, niet meegerekend.
Ik ben toen onmiddellijk gaan schrijven, en wel iedere Vrijdag een brief. Daar heb jij blijkbaar niets meer van ontvangen. Ik heb toen de laatste brief een week voor je verjaardag geschreven, in de hoop dat die je zou bereiken, maar dat is ook niet gebeurd. Daarom alsnog hartelijk gefeliciteerd en een gelukkiger nieuwjaar dan het afgelopen jaar. Ik kreeg van jou ook geen post meer, dus dacht ik, dat er geen verbinding meer was, en dus schreef ik niet meer. Toen, op 27 Januari kwam er een brief van jou, met die noodkreet. Ik kan me voorstellen hoor Miem, dat je zo in angst zat, ik was ook niet bepaald rustig, doordat ik geen bericht meer van je ontving. Die brief was de bewuste brief, die je op mijn verjaardag schreef. Die brief werd 15 Januari in Haarlem afgestempeld en was dus van daar uit 12 dagen onderweg geweest.
Ik heb toen onmiddellijk aan je wens voldaan en ben gaan schrijven. Eerst een uitgebreide brief en daarna 5 eendere beknopte brieven, die ik om de andere dag verzond. Vanmiddag (Vrijdag 9 Febr) stuurde ik weer 5 brieven naar tante Els, opdat ze steeds om de andere dag een brief op de bus kon doen, net zo lang tot ik van jou weer een brief zou ontvangen, waaruit ik las, dat jij van mij minstens één van die brieven ontvangen had, precies volgens jouw verzoek. Jo kwam echter terug met de boodschap, dat tante Els een brief zondag mee zou geven aan iemand die per fiets naar Amsterdam gaat. Ik vind echter dat ik dat uitbuiten moet, en dus schrijf ik deze uitgebreide brief, wat voor jou wel zo prettig is.
Het is echter mogelijk dat je toch nog andere brieven krijgt, die regelrecht van hier komen, want alle 11 andere brieven zullen toch niet wegraken. Die laatste 5 brieven worden toch weggestuurd, want ik blijf dat doen, tot ik zekerheid heb, dat je er een van ontvangen hebt.
Ziezo, en nu de toestand hier.
Sinds die ene brief, die je van mij ontving, is er hier weinig veranderd. Alleen het eten is miserabel. Wij zelf hebben gelukkig nog niet te klagen, maar massa’s mensen eten al 2x per dag en zelfs is er hier al een sterfgeval door honger.
Vorige weken was er nergens brood te krijgen, als gevolg van de vorst. Aardappelen waren er niet, groenten evenmin. Geen vlees, geen peulvruchten, geen bloem of papsoorten. Het enige wat voor twee weken beschikbaar was, was een ons kaas per persoon, voor één week dus 1/2 ons kaas om op te leven. De centrale keukens gaven soep maar het leek meer op vuil water, wat vele mensen zo door de w.c. spoelden. Massa’s mensen aten bietenpulp, wij hebben het één keer als proef geprobeerd, maar hebben het gauw in de w.c. gedeponeerd. (Waar zo’n w.c. al niet goed voor is.) Nu deze week hebben we weer brood gehad. Alle bakkers reden weer, maar gisteren heeft de Duitse Weermacht beslag gelegd op het bloem bij de bakkers en nu zit heel Dordt weer zonder brood. Vorige week was er één bakker die voor heel Dordt bakte. ‘s Morgens om 1/2 6 stonden er al mensen voor de deur. Om 8 uur, toen hij begon te verkopen, stonden er een paar duizend mensen. Jo heeft 5 1/2 uur in de rij gestaan voor één brood. Sommige mensen vielen flauw van het lange staan (ondervoeding natuurlijk). Anderen gingen uit de rij omdat ze het niet uithielden. In de grote steden is het al erg geweest, maar in de afgelopen weken was de toestand hier in Dordt erger dan in Den Haag. Als je tarwe kan krijgen, kost het f 1200,- per mud. Aardappelen f 300,- per mud. Erwten f 10,- per kilo en zo kan je doorgaan.
We hebben hier huis-aan-huis razzia’s gehad voor mannelijke personen van 17 tot 40 jaar. ‘s Morgens vroeg om half 7 kwamen er geluidswagens door de straten die brulden dat niemand de stad mocht verlaten. Op ieder die het probeerde zou geschoten worden. Die dag gebeurde er bij ons in de buurt niets. De volgende ochtend weer geluidswagens door de straten. Nu mocht er niemand meer op straat. Gies werkt bij de Wehrmacht en had een Sonder-Ausweis. Om ± 11 uur werd onze straat afgezet en kwamen aan beide zijden der straat 3 Duitsers de huizen onderzoeken terwijl er 3 voor de deur bleven staan.
Net toen ze bij ons waren aangeland, kwam Gies thuis en ging ze voor de trap op. Boven gekomen vroegen ze hem zijn Ausweis. Dat was in orde. Ons de P.B.’s. Was ook in orde want Anton is 42 jr. en ik ben de 10e 44 geworden. Het waren werkelijk heel schappelijke lui. ‘t Was behoorlijk koud en ze gingen met z’n drieën rond de kachel staan om hun handen te warmen. Jo bood ze een kop koffie aan (zwarte natuurlijk, want melk en suiker is er niet meer, trouwens dat vonden ze niet erg. “Wir trinken es immer schwarz.” “Wenn wir wieder nach dem Krieg zu Hause kommen, haben wir wieder Milch und Zucker,” zei een van hen) en ze slobberden het lekker uit. Daarna even overal rondgekeken. “Guten Tag” en weg gingen ze. ‘s Avonds om 5 uur kwamen weer de geluidswagens verkondigen dat de stad was vrijgegeven. Dat was alles. Het waren echter geen Gestapo’s, maar doodgewone soldaten, vandaar hun vriendelijk gedrag.
We hebben hier de laatste tijd 3 bombardementen gehad. De eerste een paar maanden geleden. Park Merwestein was het doel, want daar lag de generale staf. Er zijn wel treffers geplaatst. Dat grote huis aan de Groenendijk-zijde, waar die goudvissenvijver naast ligt, werd in elkaar gegooid. Het melkhuis ook. Maar er zijn ook veel bommen misgeworpen. Eén kwam op het huis van Brand, de bloemist in de Steegoversloot. Man, vrouw en dochter gedood benevens een klein meisje, wat de winkel ingevlucht was. Het hele huis gelijk met de grond. Een andere bom kwam schuin tegenover school op de marmerhouwerij van Mion. Waren twee meisjes gaan schuilen. Beiden gedood plus de werklieden. Verder een paar bommen op de St. Jorisweg tegenover de ingang van het park. Op de buitenschool achter de H.B.S., een blindganger op de Bleekersdijk en een ontploft weer in de Bankastraat. Bij elkaar ± 80 doden. Het hele bombardement heb ik kunnen zien.
Enkele weken geleden weer een bombardement. Op de Toulouselaan en één bom in de sloot tegenover de locomotiefhal van het station. De modder zat tegen het station geplakt. Die laatste bom was voor de Gendarmerie op de hoek tegenover Ponzen bedoeld maar een paar meter ernaast kwam hij neer. Waarvoor die bommen op de Toulouselaan bedoeld waren, weet niemand. Ze hebben schijnbaar al gauw ontdekt, dat ze mis hadden gegooid, want enkele dagen erna (op Zondag) waren ze er weer. Nu gooiden ze twee bommen, maar die waren zo zuiver gericht als maar mogelijk was. De Gendarmerie bestaat niet meer. Bij het laatste bombardement waren jammer genoeg 2 doden (burgers natuurlijk) te betreuren. Maar bij het voorlaatste meer dan 40. Dat was allemaal overbodig.
Sinds een week of twee is hier in de buurt een startbaan gekomen voor de V1, je weet wel, die vliegende bommen. Het is een bom in de vorm van een vliegtuig. Ze vliegen niet met een motor, maar met behulp van achterwaartse explosies. Je hoort eerst een donderende knal, dan wordt hij afgeschoten en gaat met een zacht gebrom bijna steil de lucht in, tot hij op ± 250 m. hoogte is, dan weer een ontploffing en het gebrom gaat over in gebrul, zodat de vloer trilt en de ruiten rinkelen. Zo legt hij nog ± 300 m af. Ook steil naar boven. Is dan ongeveer een hoogte van 550 à 600 m bereikt, dan gaat het gebrul over in donderende slagen, geknetter en zware ontploffingen en het kreng vliegt weg met een snelheid van ± 500 km per uur. Ieder half uur ongeveer vertrekt er een, na een minuut of wat is hij over de Moerdijk en gaat daar naar beneden. Wij horen dan geen ontploffing, maar er komt opeens een hele zware windstoot, waarvan losstaande deuren klapperen en het huis staat dan te waggelen als bij een aardbeving. Geen wonder, want het zijn bommen van 2000 kg. Dat gaat dag en nacht door. ‘s Nachts lig je soms in je bed te schommelen. Soms schrik je je beroerd (en wakker) als zo’n ellendeling afgeschoten wordt.
Vaak gebeurde het al, dat de eerste ontploffing samenvalt met de ontploffing van het monster zelf (ja lach niet) en dan gaat ie natuurlijk niet meer omhoog. Dat we dan wel een “klapje” horen kun je je voorstellen, als je nog even bedenkt, dat we in ons bed liggen te schommelen, als ie op ± 12 km afstand ontploft. Dan schrik je echt hoor! De mensen die ‘m starten, zijn dan nog alleen geschikt voor soepvlees, en de startbaan ligt uit elkaar. Dan duurt het weer een dag of wat voor er weer zo’n ding afgeschoten wordt, want eerst moet die startbaan dan gerepareerd worden. Vorige week is het zeker 4x gebeurd, dat ie met de start ontplofte. In ieder geval wilde ik, dat ie een keer zo ontplofte, dat ze ze hier nooit meer kunnen afschieten. Als er per ongeluk eens een hier op Dordt terecht komt, is half Dordt in puin. Als je ze ‘s avonds af ziet schieten, is het net een vallende komeet in omgekeerde richting. Een grote vuurbal zie je opstijgen, dat is het vuur van de ontploffingen. Als ie boven de wolken vliegt, zie je een grote lichte vlek voort bewegen.
En nu de oorlogstoestand. Je weet waarschijnlijk wel dat Rusland enkele weken geleden een offensief is begonnen vanaf de Weichsel. Thans staan zij aan de Oder en zijn op vele plaatsen al over de Oder heen. N.Oostelijk van Berlijn is de Oder overschreden op een afstand van 50 km van de Rijkshoofdstad. In Pommeren staan de legers nog 40 km van Stettin. Ten N en ten Z van Breslau zijn de R. legers ook de Oder overgestoken en hebben daar weer een nieuw offensief ontketend evenals in de richting van Stettin. In het bruggenhoofd 50 km ten N.O van Berlijn worden tankformaties en nieuwe reserves geconcentreerd die achter dat bruggehoofd op de oostelijke oever van de Oder staan opgesteld. ‘t Ligt voor de hand, dat daar ook heel spoedig weer een offensief zal ontbranden.
Aan het W. front is bij Nijmegen weer de strijd opgenomen, terwijl het niet lang zal duren of langs de hele Maas in Limburg en in de sector Aken zal dat ook het geval zijn. Ten Z. daarvan (ten O. van de grens van België en Luxemburg) is reeds een nieuw offensief begonnen terwijl dat binnenkort in Frankrijk ook wel zal gebeuren. Er wordt dan gevochten langs het gehele W.front, van Zwitserland tot Nijmegen en aan het O. front van Hongarije tot O. Pruisen (waar nog gevochten wordt om de steden Elbing en Koningsbergen. Voor de rest is het in Russische handen.) Het is de eerste keer sinds de hele oorlog, dat het Oost- en het Westfront gezamenlijk in actie komen, waaruit ik opmaak, dat het de bedoeling is om weer een bewegingoorlog te ontketenen net als na de stilstand in Normandië. We zullen moeten afwachten of Duitsland in staat is om aan die druk van twee fronten weerstand te bieden, zo niet, dan is de oorlog binnen 3 maanden afgelopen. Zo ja, dan kan het nog wel een maand of 8 duren.
Verder zijn er op het ogenblik besprekingen gaande tussen Roosevelt, Churchill en Stalin in het gebied van de Zwarte Zee. Er moet (volgens Duitse berichten in de krant) volkomen overeenstemming bereikt zijn in verband met de laatste gecoördineerde offensieven aan het oostelijk en het westelijk front in de eindfase van de strijd tegen de gemeenschappelijke vijand.
Nu zusje, ik hoop dat je tevreden bent met deze lange brief, een fijne knuffel voor jou en Hummel en tot over uiterlijk 3 maandjes
je broer Nol.