Korte verhalen – Chawwa Wijnberg https://www.chawwawijnberg.nl Dichter | Columnist | Beeldend Kunstenaar Wed, 15 Aug 2018 12:13:23 +0000 nl-NL hourly 1 Hoe het elfje verdween https://www.chawwawijnberg.nl/korte-verhalen/3198/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=3198 Wed, 15 Aug 2018 12:12:57 +0000 http://www.chawwawijnberg.nl/?p=3198 Hoe het elfje verdween

Je zou het niet zeggen als je haar nu zag. De heks. Maar vroeger was ze een lief elfje geweest. Maar weende ze? Neen. Haar oude stem galmde door het woud. Haar woeste oude wijvenhaar krulde wild op haar boze schedel. ‘Verknookt ben ik’, zei zij zelf. ‘Verknookt, nou en.’
Als zij werd uitgescholden, riep ze terug. ‘Dat komt ervan als je bittere bessen eet.’ Haar oude stem werd door de bos-tamtam ver en nog verder gehoord.
‘Jullie zuurzakken, jullie kwezels, jullie meedeiners op de noordenwind.’ Haar heksenlach ging smalend rond.
De bosbewoners wilden de oude lelijke heks wegsturen. Maar de braamstruiken beschermden haar. Zij riepen: ‘Iedereen met stekels mag hier blijven, zo is dat.’
En zo is het maar net. De heks leefde langer dan de bosbewoners verwachtten en werd jaren later nog steeds gevreesd en gehoord.
Tot op een dag de zuidenwind ging waaien. De oude heks verloor haar stekels en ze trok zich terug op een bedje van gladde dennenaalden. Daar lag zij en beefde. Haar tranen stroomden zoet en zacht. Een beek ontstond.
Aan de oever van de heksenbeek zaten toverkikkers en er vlogen zeldzame libellen. Varens schoten op en salamanders verscholen zich daar. De beek kabbelde en pruttelde en verbreedde zich en zong met duizend kleine vissenstemmen. Een meertje ontstond waar aan de oever kleine elfjes geboren konden worden.
Honderden zoetsappige elfjes komen daar vandaan maar ééntje, slechts ééntje, een blauw elfje, werd oud en kwaadaardig en zou op haar beurt een boze heks worden.

Einde

]]>
Het drempeldier deel II https://www.chawwawijnberg.nl/korte-verhalen/het-drempeldier-deel-ii/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=het-drempeldier-deel-ii Thu, 27 Apr 2017 13:09:00 +0000 http://www.chawwawijnberg.nl/?p=3022 Het drempeldier

Deel II

Het ging goed met de kleine Anna. Toen ze vijf jaar werd kreeg ze een eigen geitje, Victor. En ze ging alleen naar het dorpsschooltje. Toen ze daar haar naam vroegen zei ze: Victor, want ik heb geruild met de geit. Hij heet nu Victoria en ik Victor. Hij vind het leuk.

Maar jij bent een meisje, zei Juffie. Nou en, antwoordde het kind. Wat maakt dat nou uit?

Juffie besloot het aan de moeder te vragen en kwam dus op bezoek. Anna’s moeder zei, ik noem haar Anna, maar van mij mag ze Victor heten, hoor.

Ja maar, vervolgde Juffie, het kind draagt ook jongenskleding.

De moeder knikte. Ja, die krijg ik van de buurvrouw en daarin kan ze hier heerlijk buiten spelen.

Juffie keek eens om zich heen. Hmm, beetje een zooitje hier, dacht ze.

Bent u alleenstaand, vroeg ze? Nee, hoor, antwoordde Anna’s moeder, nee hoor, daar heb ik geen tijd voor. Ik heb een koe en een kalf en een heel paard half, een schaap met lammetjes en ik werk voor de kost. Als Anna groter is mag ze op het paard rijden, dat is van de buurvrouw en mij samen.

En het geitje? vroeg Juffie. Het geitje is van Anna, zei de moeder. Maar nu heb ik geen tijd meer. Ik moet een schuur gaan timmeren voor de buren en nog zeven taarten bakken voor de winkels, dat dekt net het volgende maandsalaris.

Juffie vertrok, met nog net alle tanden in haar mond en haar verder ingeslikte bezwaren.

Gelukkig had het drempeldier zich koest gehouden. Dat bemoeide zich niet met kleinigheden. Bovendien zou het nog vijf jaar duren voor de tover van het drempeldier in actie kwam. Tien jaar is een magische leeftijd voor een kind, eerder zou te vroeg zijn. Nog even geduld dus.

]]>
Knobbelhertje https://www.chawwawijnberg.nl/korte-verhalen/knobbelhertje/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=knobbelhertje Sat, 11 Mar 2017 02:29:50 +0000 http://www.chawwawijnberg.nl/?p=2997 Het knobbelhertje

Heel vroeger, toen de dieren nog kiezen konden, was er een knobbelzwijntje verliefd op een hertje. Hij kuste haar hoefjes. Zij vond hem ook lief en kuste zijn snoetje.

Toen hun kindje geboren werd was het een knobbelhertje. Zo is het gekomen.

]]>
Het mannetje Jo-Hannes 2017 https://www.chawwawijnberg.nl/korte-verhalen/het-mannetje-jo-hannes-2017/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=het-mannetje-jo-hannes-2017 Sun, 19 Feb 2017 14:36:43 +0000 http://www.chawwawijnberg.nl/?p=2989 Korte verhalen 2017

I

Het mannetje Jo- Hannes

Een klein mannetje met een groot hoofd liep over een onherbergzaam en kronkelig pad over hoge heuvels en lage dalen. Hij wilde niemand tegenkomen. Hij zuchtte en kreunde. Zijn hoofd was net zo breed als zijn schouders en twee maal zo hoog.

Dat hoofd was zo groot omdat het een kamertje bevatte, met een stoel en op die stoel zat zijn moeder. Met een opgestoken vingertje en ze hield geen moment haar mond. Ze wist alles zeker en had overal een mening over. En die meningen waren niet mals.

II

Haar zoon noemde ze Hannes, of kluns, of dikke domme nietsnut.

Het mannetje Jo-Hannes kon alleen nog maar voortstrompelen, denken lukte hem niet meer door die constante stroom woorden van zijn moeder. In zijn grote hoofd voelde hij pijn. Hoofdpijn. Op sommige dagen rolden de tranen over zijn gekwelde wangen. Hij struikelde vaak. En dan schold zijn moeder. Let toch op dom jong, hou je dan helemaal geen rekening met je arme moedertje.

Dat gebeurde ook op de dag dat Jo-Hannes een vriendelijke tovenaar ontmoette. Hij was net gevallen over een dikke boomwortel en hij lag uitgeput op de grond en luisterde naar het getier van zijn moeder.

III

Hoe kwam die  vriendelijke tovenaar ons mannetje Jo-Hannes nu op het spoor? Hij bestuurde een tover-drone en was op paniek-patroulle. En zo vond hij het jammerlijke ventje liggend en kreunend op het kronkelige pad.

Jou ga ik helpen zei hij. Dit is te erg. Wat zal dat hoofd je een pijn doen. Maar weet je, ook dat vrouwtje op die stoel heeft hulp nodig. Als ik haar er uit tover kan jij tot rust komen. Jo-Hannes vond alles best. Hij lag waar hij lag en was niet van plan omop te staan.

Ga jij maar uitrusten en bijkomen, sprak de tovenaar. Ik kom later bij je terug. Nu ga ik eerst die moeder van je ontplooien. O, zei Jo-Hannes. En huh?

IV

Een boze moeder uit de war halen is geen sinecure, zelfs niet voor een tovenaar.

En om de oude boosheid te genezen was helemaal een grote klus. En daarna moesten de talenten ontdekt en ontwikkeld worden. Hoe de tovenaar dat deed? Dat is een te lang verhaal, dat moet je maar zelfs aan de tovenaar vragen, daar heb ik nu geen tijd voor. Maar zij eindigde haar leven als vriendelijke manager van een groot hotel dan kon ze zich lekker met van alles bemoeien. Een wonder was het.

Maar nu terug naar Jo-Hannes. Ondetussen was hij uitgerust en zijn grote hoofd was geslonken.

V

Jo.

Toen hij nog uit lag te rusten en zijn grote hoofd kleiner werd, begon hij eerst met het missen van zijn moeder. Nu was hij echt alleen. Helemaal alleen. Hij begon te ontdekken dat er ook andere geluiden waren. Vogels, knaagdieren, het ritselen van de wind. Wilde zwijnen kwamen aan hem snuffelen. Hij begon te voelen. Hij hoorde de bomen groeien. Hij luisterde naar het mos en wat rook dat lekker.

Alles om hem heen leefde en dat wilde hij ook.  Hij strekte zich uit. Hij groeide. hij rende. En hij groeide maar door, zelfs de vlinders vonden dat leuk en hij begon te lachen. Bovendien noemde hij zich Jo. Zeg maar Jo

VI

Toen de tovenaar terug kwam, was hij net een gewone jonge man, zij het ietwat overgevoelig.

Je bent een prachtmens geworden, zei de tovenaar, en je hebt dat helemaal zelf gedaan. Bravo. Zijn eerste compliment . Jo  kreeg er tranen van in zijn ogen. Hij voelde trots. Dank zij jou , zei hij. Nee, zei de tovenaar, dit heb je echt alleen gedaan. maar hoe wil je nu verder?

Verder,  zei Jo, is er dan meer dan hier en nu? O, ja, zei de tovenaar. Verder, anders en er zijn mensen, heel veel mensen op de wereld. En landen en talen en muziek en dans en kunst heel veel kunst, en zeeën en rivieren en andere bossen.

VII

Maar ik ben hier al vriendjes geworden met de boterbloem en de madeliefjes en bomen ik vind de bomen prachtig, zei Jo. Kan ik misschien een boom worden. Want mensen, ach die vonden mij niet zo leuk en ik hen ook niet.

Tja, zei de tovenaar, tja, maar wil je het niet eerst proberen om aardige mensen te ontmoeten?

Ach, zei het mannetje Jo, moet ik dan ook leren schreeuwen bij sport, of twitteren over onzin. Of leren wat vluchtelingen zijn? En die oorlogen van de mensen? Ik wil vrede en rust ik wil een boom zijn en met de andere bomen samen leven. Kunst genoeg voor mij. O, zei de tovenaar. O. Nou ja dan.

 

VIII

Het is wel een moeilijke toverij, zei de tovenaar, om jou een boom te maken.

Nee, zei Jo, nee, ik wil in die beuk, en hij wees er een aan.

Waarom een beuk, vroeg de tovenaar?  En waarom die daar? Nou, zei Jo, kijk er zitten vogelnesten in en eekhorentjes eten beukennoten en hij kan alleen staan en toch met andere bomen in contact zijn en met bladeren kan je wapperen en met takken zwaaien en je bent stevig en en en uh nou ja dat wil ik. Echt.

En zo geschiedde. Jo-hannes vervaagde en ging op in de beuk. En even, heel even hoorde de tovenaar een tevreden zucht.

Naschrift.

De tovenaar bezocht de moeder van Jo-Hannes en vertelde het haar  dit verhaal. Daarom kom je soms een oude vrouw in het bos tegen die met bomen praat en alsnog haar excuses maakt aan haar verdwenen zoon.

 

]]>
Elfjes en anderen deel II https://www.chawwawijnberg.nl/korte-verhalen/elfjes-en-anderen-deel-ii/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=elfjes-en-anderen-deel-ii Sat, 28 Jan 2017 09:31:53 +0000 http://www.chawwawijnberg.nl/?p=2978 16-1-2017

Zou de hele wereld bos zijn, vroeg Dawara de volgende morgen. Nee, zei Rosee, nu is de wereld bos, maar morgen misschien niet. Gaan we nu verder om te ontdekken? Ze liepen en liepen en keken naar grote en kleine bomen die als familie bij elkaar stonden, hoorden vreemde vogels zingen en het mos zoemen en ze roken de boskruiden. Bij een grote kastanje vonden ze een kwaad twaalfje. Ze begonnen meteen te roepen, je bent niet alleen hoor. Wij zijn er ook. Maar daar was het nieuwe twaalfje niet blij mee. Ga weg, riep ze, weg, ik wil hier in eenzaamheid zitten. Ik ben een kunstenaar. Die moeten lijden.

1 7-1-201

Ben je beroemd? Wat maak je dan? vroegen Dawara en Rosee in koor. Nee, nee, zei het vreemde twaalfje, daarom lijd ik. Ik zoek mijn muze en daarom heb ik nog niets geschapen en dat doet wee. Ach laat mij toch. En een naam heb ik ook niet, ik sta op het punt om uit te sterven. Zucht, snik, GA WEG. Ze gilde bijna.

Dawara en Rosee waren zwaar onder de indruk en slopen weg. Tot het vogeltje Rosee zei, we moeten haar helpen de muzak te vinden. Muze, verbeterde Dawara, maar ze was even afgeleid door een klagelijk geluidje.

Ik ben een ongevonden katertje, hoorden ze. Het miauwtje was erbarmelijk.

18-1-2017

Een muza, kwetterde het vogeltje, een muza voor het boze twaalfje. Nou dat weet ik nog niet, zei Dawara. Eerst dat katje maar eens vinden. Maar hoe vind je een klein zwart katje in een donker wordend bos. Dawara deed haar ogen dicht en schuifelde langzaam richting miauw. Het katertje zelf vond Dawara en klauterde tegen haar op. Jij bent mijn mammie, zei hij . Ik ben Katoe. Rosee twitterde, Dawara, er groeit een melkflesje in de rugzak. Zo geschiedde dat Dawara en Roseetje een nieuw dertientje vonden en hem een plaatsje in de rugzak gaven. Hoewel Katoe meestal op de andere schouder van Dawara zat.

19-1-2017

Aboe Wot Not, de fret, woonde in het frottebos, een klein kwaad bosje aan het eind van het woud waar Dawara het twaalfje met haar rugzak, en de twee dertientjes, het katje Katoe, en de roze mus Rosee, maar aan het dwalen waren.

Aboe Wot Not speelde maar met twee dingen. Lucifers en een kromzwaardje.

Aboe rook dat er gasten kwamen. Vers groen gromde hij, smakelijk groen. De fik er in, het zwaard erdoor. Hij had zijn hele bosje al afgebrand en de bomen stonden er zwart geblakerd bij.

Toen ons trio in beeld kwam liet hij zijn scherpe tandjes flikkeren.

20-1-2017

Katoe sprak het eerst. Wegzwezen Dawara, ik zie zwarte lammetjes. En het bos is geblakerd. Maar de lammetje blaatten, wij moeten schuilen voor de lammergier. En Aboe Wot Not schreeuwde, het zijn altijd de anderen. De anderen zijn schuldig, branden moeten ze. En hij pakte zijn kromzwaard al.

Rennen Dawara, rennen, hier moeten we weg piepte Rosee vanaf zijn schouder. En Dawara rende en was blij met haar grote voeten. Ze struikelde niet, ze sprong en ijlde alsof de wind haar stuurde. Zo kwamen ze ongeschonden in het vrije grasland aan. Alledrie slaakten ze een zucht van verlichting. Veilig.

21-1-2017

En daar stonden ze magnolia’s in alle kleuren. Rosee jubelde kijk, elfjes. En zo was het. Een  heleboel dansende elfjes. En niet alleen witte.

In het blauwgrasland, want daar waren ze,  stonden ook heel veel wilde bloemen. Er liepen schapen en koeien. Katoe spon een liedje.

Maar wie ze ook zagen, was het andere twaalfje. Die had kennelijk haar muze gevonden want ze leek niet meer zo kwaad. En bovendien had ze vier kleine gestippelde katjes, een op haar hoofd en drie op haar schouders. Hallo, zei ze, de katten hebben me gered. Ik ben gelukkig.

22-1-2017

Maar hoelang duurt geluk? Een zwaar gefronste lucht kwam aanzetten. Laaghoudend gedonder kwam er uit. De elfjes die zo snoezig gedanst hadden vluchtten terug in hun bomen waar de bloesem al uitwas. Ze verscholen zich onder de bladeren.

De twaalfjes keken elkaar aan en de dertientjes en ook de vier gestippelde kleine katjes trilden, en kropen allemaal bij elkaar in de rugzak van Dawara.

Nu komt het er op aan, zei Dawara. We houden moed. We gaan verder, we gaan hulp zoeken en een schuilplaats.  De twaalfjes hielden elkaar vast.

23-1-2017

Er was gelukkig een kleine grot vlakbij. Daar gingen ze schuilen. Nu moeten we plannen maken zeiden ze tegen elkaar. Buiten was de stortregen begonnen.

Moeten we naar de mooi-weer-bergen? Vroegen de katjes. En het katertje Katoe zei, zustertjes dat is nu eens een goed plan. Ver lopen  dat wel maar dat kunnen we. We? Vroeg dawara. We, wie is we? Nou zeiden de katjes, wij gaan groeien en dan lopen wij ook.  Als tijgers en panters en dan zijn we van niets en niemand bang.   Hmm, zeiden de twaalfjes eerst. Maar toen o, Nee, Nee, NEE, riep Dawara

24-1-2017

Ze trokken dus niet ze de mooi-weer-bergen in. We zijn nu twee keer gevlucht, zei Dawara. We gaan terug. De zwarte lammetjes redden. De fred bij zijn valse nekje grijpen. De lammergier tegen houden. Het is genoeg geweest. We gaan alle twaalfjes roepen. Nu al. We gaan samen onze mooie wereld redden.

Misschien hebben de elfjes ook hulp nodig.

Dapper gingen ze terug naar het lieflijk grasland. Zingend en roepend om andere twaalfjes te vinden.

De poezen vonden alles best.

25-1-2017

Je hebt een geweldige stem, zei Dawara tegen het andere twaalfje. Zingen is ook kunst. Wat is je naam?

Shira, het betekent lied, zei het twaalfje. Ja, Shira is mijn naam.

Dus zongen Shira en Dawara de sterren van de hemel en overal kwamen twaalfjes tevoorschijn. Op naar het frotte bosje. Om de fred te vangen en de zwarte lammetjes te bevrijden. We kunnen het, riepen ze. We komen.

De stortregen hadden geholpen, er piepte zelfs al wat groen door het geblakerde bos. En het kwade fredje had natte lucifers, brand stichten kon hij niet meer.

26-1-2017

Het fredje had nog wel zijn kromzwaardje, maar van zoveel twaalfjes en vijf kwade blazende katten kon hij het niet winnen. Hij werd bang en liet verbouwereerd zijn zwaardje vallen.

Hoera, riep de menigte, hoera. En ze brachten het kwade fredje naar de elfjes om het weer aardig te toveren. Alle elfjes moesten er aan te pas komen, want zoveel kwaadheid krijg je niet makkelijk weggetoverd.

De zwarte lammetjes mochten weer naar hun moeders. Mèmè, zeiden die, nooit meer weglopen hoor. Bij elkaar blijven hoor dat is het veiligst.

27-1-2017

Moeten we nu gaan zoeken naar de veertientjes en vijftientjes? vroeg Shira.

Moeten we het niet gewoon zelf doen, antwoordde Dawara. Wij kunnen heel wat. En die vermaledijde lammergier krijgen we ook wel klein. We lachen hem uit. Daar kunnen lammergieren toevallig niet tegen. dat is gewoon een grote opschepper met een grote bek.

Maar kunnen we dat zonder toverstokjes, vroegen de twaalfjes zich af.

Maar dat weet hij niet, zei Dawara, en wij hebben wel zwieptakjes. We meppen hem weg. O ja, zeiden de twaalfjes, zo gaan we het doen.

28-1-2017

Slot

Op het blauwgrasland was het een drukte van jewelste. Er was een school voor de dertientjes. Twaalfjes liepen de wacht om op te passen voor de lammergier. Want op een dag zou hij komen en lammetjes willen stelen. maar de twaalfjes hadden hun zwiepstokjes in de hand. Ze riepen, we zijn wel lief maar niet gek.

Ze scandeerden, wij zijn twaalfjes we zijn met velen, donder op lammergier.

De bloemen bloeiden  en geurden, het gras had alle kleuren, de schapen en de koeien graasden heel tevreden. Ons land , zei iedereen. Ons mooie land.

Alle vijf de katten groeiden en Dawara en Shira waren trots op zichzelf.

Einde

]]>
Elfjes en anderen eerste serie https://www.chawwawijnberg.nl/korte-verhalen/elfjes-en-anderen-eerste-serie/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=elfjes-en-anderen-eerste-serie Tue, 17 Jan 2017 06:48:39 +0000 http://www.chawwawijnberg.nl/?p=2973 ELFJES EN ANDEREN

Er was eens

Er liep een mopperend elfje door het bos. Wat zag ze er uit. Gewone elfjes hebben wit zijden jurkjes maar deze droeg eenverfrommeld katoentje. Haar vleugels waren ook al niet fraai en hingen treurig op haar rug. En haar voeten, grote voeten helemaal iet elfwaardig. Elfjes horen snoezige kleine voetjes te hebben. En haar toverstok? Een takje waar ze niets mee kon. Nou ja, een beetje zwiepen, dat dan weer wel.

Morgen verder?

2-1-2017

Dawara, zo heette het mopperelfje, zei tegen zichzelf: je ben een lamlendige mislukte elf. En ze begon hard te huilen. Zo hard, dat de bomen hun takken zacht optilden.

Opeens klonk er een stem als een zilveren belletje. Dawara liefje stil maar, ik ben gekomen om je te helpen.  Een waarlijk gelukt elfje zweefde stationair boven haar boze hoofd.

3-1-2017

En als je nu denkt dat Dawara ophield met huilen nu er zo’n lief elfje kwam om te helpen heb je het helemaal mis. Dawara ging nu helemaal te keer.  Niemand kan me helpen niemand en ze stamvoette met haar grote voeten. De bomen lieten hun takken zakken en gooiden wat strooihout en dood blad naar haar.

Maar het elfje begon te lachen. Ja, lach jij maar, zei Dawara jij ben een gelukt elfje. Ik lach toch, zei het elfje. Jij bent geen elfje, jij ben een twaalfje. En die zijn allemaal net zoals jij. Mooi stoer.

4-1-2017

Dawara’s mond viel open. ze hikte nog wat na, het huilen was afgelopen. Een twaalfje?, vroeg ze.

Ja, zei het elfje, en bij de weg, ik heet Tipa. Dat betekent druppel. Ik ben geboren uit een magnolia net als alle elfjes. Jij komt toch uit de grote kastanje?

Dawara knikte. Mijn naam betekent ding één. Maar ik was de enige. Nee nee, zei Tipa, jij was de laatste de andere twaalfjes waren al op weg. Waarheen dan, vroeg Dawara?

5-1-2017

Dawara vroeg ook aan Tipa, waarom ben jij zo wit? Twee vragen zei Tipa. Dat vind ik moeilijk. Ik ben niet zo snugger. Ik ben voor het mooi gemaakt.

Wat wil je nu eigenlijk?  Dawara zei nog een keer, waar zijn de ander twaalfjes?

Dat weet ik niet zei het elfje. Uh, die zijn slimme dingen aan het doen of zo.

Daar heb ik wat aan dacht Dawara. En waarom ben jij zo wit, weet je dat wel?

Elfjes , zei Tipa heb je in alle kleuren van bloemen en ik ben snoezig wit vind je niet?

10-1-2017

Snoezig wit, zei Dawara, ben ik dan snoezig bruin? En hoe zit dat zijn er ook dertientjes? Nee, o nee, zei Tipa en ze vervolgde fluisterend, wel veertientjes en vijftientjes. Maar, zei ze op luidere toon, die zijn zo helemaal knap daar mogen we niet over spreken.

We, wie is we, zei Dawara. Wat is dit nu voor onzin. Ik ga ze wel zoeken.

Laat me je dan eerst laarsje geven en die flappen op je rug daar maak ik een rugzak van, zei Tipa flink.

11-1-2017

Tipa was weggevlogen en Dawara zat met laarsjes aan en haar getoverde rugzak klaar om te vertrekken. Maar waarheen?

Ze was nog stees aan het mopperen. Laarsjes, zei ze, nu voel ik de bosgrond niet onder mijn voeten. En ik weet niet waar ik heen moet. Zouden er echt andere twaalfjes zijn? Wat kan ik nou eigenlijk? Mopperen en wat nog meer?

Ze begon te lopen. Dat kan ik, dacht ze lopen en dauw drinken. Zou de wereld wijd zijn?

12-1-2017

Voor Dawara kon ontdekken hoe wijd de wereld was, hoorde ze een klagelijk gepiep. Voorzichtig liep ze verder. Daar op de grond onder een dikke boom vond ze een klein roze vogeltje. Het jammerde. Och arme, ik pechvogel, ik ben waardeloos, een echt dertientje. Ach en wee , ze snikte  en riep, is er dan niemand die me kan helpen?

Dawara zei, ja hoor ikke. Ik ga je helpen. Ze voelde zich op slag beter. Wat is er dan met je aan de hand lief roze vogeltje?

13-1-2017

Mijn vleugeltjes zijn te klein, jammerde het roze vogeltje. Ik kan niet vliegen. En mijn pootjes zijn krom. En hoe moet dat nou met mij?

Heb je een naam, vroeg Dawara. Ja snik, ik heet Rosee. Ik ben een dertientje. Dawara verslikte zich bijna. Ze zei maar niet dat het pech vogeltje eigenlijk volgends het elfje, niet kon bestaan. Want daar zat ze. En wat was ze schattig. Stil maar lieffie, zei ze, je gaat gewoon met mij mee. Plaats genoeg in mijn rugzak.

14-1-2017

In je rugzak, vroeg Roseetje. stik ik dan niet? Nee, zei Dawara, dit is een getoverde rugzak, je kan er in en er uit en er is lucht genoeg. Ik ga je dragen en dan gaan we samen kijken of de wereld wijd is. En dan ben ik niet meer zo alleen. Dus je zou me een groot plezier doen. En als je niet in de rugzak wilt mag je op mijn schouder zitten.

O, ja zei Rosee het dertientje , ik wilde altijd al gedragen worden. Is dat niet gevaarlijk? Nee schat, wij gaan samen lol maken, Dawara pakte haar op en daar gingen ze. Samen.

15-1-2017

Het roze vogeltje ging zachtjes zingen. Dawara piekerde niet meer. Ze had een taak in het leven gevonden en ze was niet meer alleen. Wij gaan de twaalfjes vinden en de veertientjes enne misschien vinden wel meer dertientjes, je weet maar nooit. Het vogeltje ging mooier en mooier zingen. Zo liep Dawara door het grote bos en de zon ging langzaam onder.

We hebben het leuk he samen, zei Dawara, maar nu een slaapplekje zoeken. Hier zei Rosee. Hier Dawara. het was een beschut plekje met veel mos.

Dawara  kroop naast het vogeltje in de rugzak. Want dat kon.

]]>
De zevende hemel https://www.chawwawijnberg.nl/korte-verhalen/de-zevende-hemel/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-zevende-hemel Fri, 23 Sep 2016 05:43:02 +0000 http://www.chawwawijnberg.nl/?p=2918 De zevende hemel

Daar waar gevleugelde begrippen geriefelijk in luchtkastelen wonen. Daar waar geen spoor van kwaad kon doordringen. Daar waar liefde oppermachtig is.

Gelukzaligheid en verliefdheid worden bij binnenkomst over ieder mens en dier en zelfs over de mosjes uitgestort. De mosjes gloeien ervan.

Heel soms vielen daar vonkjes van op aarde en kregen de mensen voor een paar tellen het gevoel dat ze al in die zevende hemel vertoefden. Heel even een kijkje in de toekomst van vrede en geluk. Onuitwisbare herinneringen die met dankbaarheid op aarde bewaard bleven.

De goden Roe Ach zorgen voor inspiratie in een oneindige hoeveelheid. De godinnen She Gina bezielen de geest van alles.

De creativiteit viert hoogtij daar in die zevende hemel en bij elke binnenkomer komen er facetten bij. De één nog mooier dan de ander. Omdat iedereen mag bijdragen met het vlammetje, het goddelijke vonkje dat ze bij zich dragen.

De bossen groeien uitbundig. De watervallen zorgen voor verkoeling en de vergezichten zijn van een goddelijke schoonheid.

De grote blauwe nachtvogels zullen aan het eind van hun lange goede leven zeker daar in de zevende hemel terechtkomen.

Maar dat weten ze nog niet. Nu moeten ze hun uiterste best doen met alle helpers om de vergiftigde bron te genezen van de haat.

Net als de mensen van goede wil. Het komt wel goed, zingen de engelen van de zeven de hemel. Het komt wel goed. Het kan lang duren, dus geduld, maar het komt wel goed.

]]>
Het gevecht tussen goed en kwaad https://www.chawwawijnberg.nl/korte-verhalen/het-gevecht-tussen-goed-en-kwaad/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=het-gevecht-tussen-goed-en-kwaad Fri, 16 Sep 2016 07:54:37 +0000 http://www.chawwawijnberg.nl/?p=2915 Het gevecht tussen goed en kwaad

Op aarde werd nu met vrouw en macht alles gedaan om de bloedrivier te veranderen en iedereen hielp. Alle mensen van goede wil en alle dieren op een paar na kwamen helpen. De Mokmokvogels deden wat ze konden om het proces te verstoren. Daar hielp geen lieve moeder aan, jammer genoeg. En ook de Ravenzusters bleven hun droeve werk maar voortzetten. Dat moest ook gebeuren, want de verdrietige dingen hielden niet zomaar op.

Ylustra en Indigo deden hun uiterste best om zoveel mogelijk gouden dromen te vangen. Maar ze moesten ook de blauwe dromen niet vergeten, die moesten inmers in het Weenwoud in de droeve plas drijven. Niet alleen dat, maar die dromen moesten in het water en zinken, anders zouden ze het Weenwoud vergiftigen. De duikvogels werden gerecruteerd. Om de droefdromen te laten zakken.

Ja, de grote blauwe vogels hadden het heel druk. En de engelen? Die hadden gelukkig engelengeduld. En dat hadden ze nodig daar bij die bron van de bloedrivier.

Ze roerden en kookten hun gemaakte inspiratie en oneindige liefde in de bron, maar het ging hemeltergend langzaam. En voordat al het goede in de vele vertakkingen doordrong, het zou vele aardse jaren kosten. Maar gelukkig hadden engelen niet alleen geduld, ze hadden ook alle tijd. Ze zongen met hun engelenstemmen het geduld-geduld-lied, een eindeloos en prachtig gezang.

Langzamerhand werden vele Mokmokvogels teruggedreven naar hun keieneilanden. Weer zouden ze broeden op stenen eieren. Maar daar deden ze vooralsnog niemand kwaad mee.

In alle helpers van het goede onstak een heilig vuur. En de goden uit de zevende hemel zagen dat het goed was. De zevende hemel met de grote goden Roe Ach en de godinnen She Gina zagen de goddelijke vonken schitteren. Zo moest het zijn.

]]>
De zesde hemel https://www.chawwawijnberg.nl/korte-verhalen/de-zesde-hemel/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-zesde-hemel Fri, 09 Sep 2016 04:36:24 +0000 http://www.chawwawijnberg.nl/?p=2913 De zesde hemel

Ondertussen was er een kleine groep zwaluwen die iets te ver was doorgevlogen. Ze kwamen in de zesde hemel aan. En ze wilden niet meer weg. Hier is het zo leuk met al die dieren, hier willen we leren met een murmur mee te vliegen, hier willen we de grote roofvogels knuffelen en met de leeuwen spelen. Maar het mocht niet van de engelen. Jullie moeten nog kleintjes maken en niemand hier leeft nog, jullie moeten, jammer dan, wachten tot je dood gaat op aarde.

Ja maar, riepen de zwaluwen, we willen hier blijven, dan eten we niet en dan gaan we toch dood en dan zijn we vast hier. Maar de engelen waren streng. Nee. Het mag niet. Geduld hebben jullie.

Wieuw, zeiden de zwaluwen, wieuw, maar we komen terug. Dat is goed zeiden de engelen, tot later, nu word je uitgezwaaid door alle mensen die hier ook zijn. En die kunnen jullie zien hoor, want hier zitten de mensen die nog naar beneden mogen kijken. Alle plotselinge doden, de vermoorden en de verongelukten, zij die zich niet hebben kunnen voorbereiden, die zitten hier ook.

O, nou dag dan, riepen de zwaluwen en ze gingen. Maar wat een verhalen hadden ze te vertellen bij aankomst. Over het verrukkelijke witte licht en over de babytjes die mochten wachten op hun ouders en over de oneindige liefde. En hoe ouders, moe geworden van verdriet, hun kindjes mochten zien opgroeien. Wieuw, wieuw, wieuw.

Wat ze niet konden vertellen was te moeilijk. Dat mensen die veel wilden weten er ook zaten en dat die opeens begrepen wat meerdere dimensies betekenden. En wat de stringtheorie nu eigenlijk was. Te moeilijk voor zwaluwen. En naar buitenaardse werelden konden ze ook niet vliegen. Zeker niet levend.

Werden ze geloofd bij hun terugkomst op aarde? Ze wilden nu ook het goede doen, net als Ylustra en Indigo en alle dieren die hielpen om de bloedrivier te stoppen. Ze gingen het aan iedereen die het nog niet wist vertellen. Helpen moeten we allemaal. Ook het gras, echt allemaal.

En natuurlijk vertelden ze het aan hun jongen. Later mag je doorvliegen naar de hoogste hemel, kinderen, dat is fantastisch. Wieuw wieuw wieuw.

]]>
Konazen en Hazijnen https://www.chawwawijnberg.nl/korte-verhalen/konazen-en-hazijnen/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=konazen-en-hazijnen Fri, 02 Sep 2016 05:55:31 +0000 http://www.chawwawijnberg.nl/?p=2910 Konazen en Hazijnen

De Konaas had hulp gekregen van Moeder Aarde. Vrouwtjes om mee voort te planten opdat er genoeg kauwers zouden zijn om de dromen te malen die de Engelen in de bron van de bloedrivier moesten roeren.

De Konaas werd verliefd op de Hazin, en zij wilde wel kindjes baren mits dat Hazijnen zouden worden. En er waren konijnenwijfjes die met de Hazen wilden paren om meer Konazen te krijgen.

Alzo geschiedde. Heel veel Konazen en Hazijnen waren er tegen de tijd dat Ylustra en Indigo terugkwamen in het Weenwoud, waar zij getuige werden van de ruzie over wie het beste was van de twee groepen.

Kauwen niet kletsen, beten zij de Konazen en Hazijnen toe. Kom op, het is nu te belangrijk wat jullie doen, geen ruzie maken.

De Houtwormen en hun moeders het Sprokkelstokje en de Glimworm kwamen een kijkje nemen en keken verbaasd naar het geruzie. Kijk, zeiden de lieve kinderen van de twee wijfjes, het is niet nodig om ruzie te maken, er is plaats genoeg hier, iedereen mag bestaan. Toe nou, wij kunnen het ook. En ook al zouden we onze moeder het Sprokkelhoutje kunnen opvreten, we doen het niet. Zij is tenslotte onze moeder. Houden van is niet alleen geschikt voor de hemel. Streef naar liefde.

De Konazen en Hazijnen sloten een lieve kauwvrede. Gelukkig maar.

De grote blauwe nachtvogels vlijden hun besnavelde wangen op het mos onder de Dennen. Moeder, zeiden ze in koor, Moeder hoe gaat het?

Dag flinke kinderen, sprak Moeder Aarde, jullie hebben veel gedaan, maar genoeg is het nog niet.

Er moeten nog dromen gevangen worden en er moet nog zoveel inspiratie gewrocht. Vlieg maar kinderen en vang de dromen. De vele kauwers hier maken het werk lichter.

Ylustra en Indigo gingen nu samen met de kraaien, de kouwen en de merels de nachtelijke dromen vangen, want er was nog zoveel te doen. Zoveel.

De mussen besloten de dagdromers af te tappen en dat was een werkelijk goed plan.

]]>