Sinds ik geen columns meer schrijf is ook de gewoonte om in kant en klare volzinnen te denken verdwenen. Mijn geest functioneert nu als een aap. Mmm, als ik iets zie wat ik zou lusten, bah, als iets me stoort, wuh, wah, ach, och, grom, kreun, en dergelijke intelligente overpeinzingen vermoeien mijn voorheen aardige brein. Ik sukkel door de stad, vergeet wat ik ook al weer wilde doen, koop dingen die ik echt niet nodig heb en vergeet wat ik… “Anders nog iets”, hoor ik het meisje van vroeger in de supermarkt dreinen in mijn hoofd.
vroegere, net geformuleerde zinnen herhaalde ik tot ik thuis was en ik ze op kon schrijven. En als het er veel waren moest ik opschieten anders kwamen er wel nieuwe bij maar vielen de beginregels weer uit mijn hoofd. Dus ik had vaak haast. Nu niet. Ik moet nergens heen, ik hoef niets te onthouden en het grijze gevoel dat ik nergens toe dien krijgt de overhand.
Een enkele keer kom ik nog wel eens lezers tegen die me vragen hoe het nu met Boaz gaat. Boaz is nog steeds geweldig. Hij danst nu. Zakt door zijn kleine knietjes en beweegt op en neer, zijn ogen stralen, zijn lachje is aanbiddelijk. Het begin van zijn taalontwikkeling is fascinerend. Hij spreekt al in hele zinnen, dat wil zeggen de intonatie is er al, maar zijn woorden zijn nog niet te verstaan. Aangezien grote mensen dat niet begrijpen roept hij DIE, die, en beweegt naar het object van zijn behoefte. DIE, die, wij zeggen dat nu ook. Wat we ook willen. Eigenlijk is die die eenvoudig en doeltreffend. Wat hebben we nog meer nodig?
Ik heb ja, meer nodig. Ik mis die gesprekken met mij. Ik mis mijn volzinnen. Ik mis het geworstel met mijn eigen taal. Het tevreden gevoel als mijn stukje klaar is. De vrije tijd die verdiend is. Dat mis ik ook.
Maar over geld zullen we het niet hebben. Laten we het er maar op houden dat ik nooit echt rijk geweest ben en dat ik het nu ook nooit meer zal worden. Alhoewel, mijn schatten en rijkdommen leven en ademen, en mijn prachtige huis is ook geweldig. Dus waar wilde ik het nu niet over hebben? Ik kan minder cadeautjes geven, dat is jammer.
Geestelijke stofwisseling. Dat is een belangrijker ding. Dat geach en geoch en ander gekerm is gewoon gedachteconstipatie. Heel stil worden, zoals in de onderduik. Het onderduikkind, bewust of bewusteloos? Enerzijds de behoefte om te laten zien dat ik niet vermoord ben. Kijk dan toch, ik besta. Anderzijds de voortdurende angst dat ik te veel zal opvallen en alsnog vermoord kan worden. Betaald werk geeft me het gevoel dat ik mág bestaan. Ik moet nu dus weer mijn eigen opdrachtgever worden. Aan het werk Wijnberg. Niet zitten suffen. Als je niet oppast word je een geranium. Als ik er niet ben verveel ik me dood. Kom kom, het onderduikkind is al vijfenzestig geworden. Niet zeuren. Er zijn al zoveel andere oorlogen geweest. Er zijn nog zoveel toestanden waar ik zonodig een oordeel over moet vellen. De wereld waar Boaz in leeft moet van mijn commentaar voorzien worden. Niet dan? De denkmotor moet weer aan. Het wordt dus weer de hoogste tijd om in mezelf te kletsen.