Wat de tegenwoordige woorden van uiterst plezier zijn, weet ik niet omdat we weinig middelbare scholieren over de vloer hebben. Ik denk dat ik bij cool en vet ben blijven steken in mijn ontwikkeling. Wij waren ooit jong en dweepten met het woord eindeloos. Dan sloegen we onze ogen ten hemel en zuchten verlekkerd. Maar nu ben ik vol van een boek dat
‘Het eindeloos bewustzijn’ heet en geschreven is door Pim van Lommel. Een heel boek over bijna-doodervaringen.
Het is prachtig en wetenschappelijk verantwoord, voor zover ik daar een oordeel over kan hebben, en het is verrassend in al zijn verschillende aspecten. Mijn kwartjes hebben nu deftige namen die op hun plaats gevallen zijn. Loge, balkon, parterre enzovoort. In onze familieverhalen komen de nodige geestverschijningen volop voor. Wat dat betreft heeft van Lommels boek me niet echt verbaasd. Volgens de overlevering sta ik op een foto’tje waar ook mijn overleden grootmoeder duidelijk te zien is. Dat wil zeggen, ik vond het als kind een vage vlek maar de mensen die haar gekend hadden zwoeren dat zij het was. Vooral haar bontjasje werd herkend. Ook kwam eens een onbekende aan de deur bij mijn moeder met de groeten voor haar broer, van haar overleden ouders. De dame die de boodschap moest overbrengen was onthutst dat er voor mamma geen boodschap was. Maar, zo legde mam mij uit, haar broer, mijn oom Nol, stond voor een belangrijke beslissing en was bang dat hij zijn ouders wens niet zou nakomen als hij de ‘zaak’ niet zou overnemen. Hij was geen zakenman en werd doodongelukkig van de meubelwinkel. En mamma had hem al verteld dat hun ouders alleen maar wilden dat hij gelukkig zou zijn. En toen kwamen er dus die groeten, gebracht door een wildvreemde. En mijn oom nam de beslissing die ervoor zorgde dat hij nog lang en gelukkig kon leven. Een naoorlogs sprookje.
Nadat mijn eerste stiefvader overleden was verscheen hij aan een jonge man die een huisvriend van onze familie was. Hij stond met een spierwit gezicht aan de deur en mamma zei: Wat is er met jou gebeurd, je ziet eruit of je een geest gezien hebt. De jonge man sprak bedremmeld: Ik denk dat dat zo was. Ook hier weer een boodschap. Maar nu voor mijn moeder. “Zeg haar…”
. Een woord waar ik nooit uitgekomen ben. Als kind probeerde ik me voor te stellen dat het heelal eindeloos is. Het heelal. In de geest deed ik er een lichtblauw kartonnetje omheen en dan ging het daarachter altijd maar door… En weer een kartonnetje en weer die onophoudelijke onbegrensdheid. Ik besloot dat mijn denkvermogen door de botten van mijn hoofd begrensd was. Een mens kon altijd en eindeloosheid niet begrijpen. En nog steeds kan ik dat niet. Houdt het dan nooit op? Nooit en altijd, pffft. , maar misschien is het niet erg als we niet belemmerd worden door onze stoffelijkheid. Als ik nu naar de hemel kijk en het licht zie van zo lang geleden dan probeer ik ook te begrijpen dat tijd en ruimte zoals we dat nu beleven, niet bestaat. .