Genoeg
Lang geleden hoorde ik iemand zeggen: ik heb één euro meer dan ik nodig heb en dat is genoeg. Daar zouden heel wat graaiers iets van kunnen leren, hè? Ik ook trouwens. Maar mijn genoeg is ook het spaargeld dat gebruikt moet kunnen worden voor vluchten als het nodig is, je weet maar nooit, en met de mensen waar ik van houd, kinderen en kleinkinderen en een paar vrienden. En voor het onderhoud huis. En voor mijn begrafenis, want ik wil niet in de oven.
Dus ik spaar. En spaar. Ik geef ook beleefd aan goede doelen. Om mijn geweten te sussen. Stil maar geweten, het is nooit genoeg maar het is beter dan niets. Toch?
Tevreden vind ik ook zo’n aardig woord. Ik geloof niet dat het in de mode is, maar mij bevalt het. Leuker dan dat genieten dat steeds wordt aangeraden.
Maar dat is wel een moeilijke kunst in deze door de griep en hebzucht getergde tijden. Maar ik oefen dan in denken dat het duizend keer erger zou kunnen zijn.
En voorbij bevalt me ook, want alles gaat voorbij. Jij kan stilstaan en oud zijn en de wereld flitst langs. De Trumps en Ruttes in deze wereld zijn allemaal tijdelijke blaaskaken. Net als deze griepgolf. Vervelend maar niet onoverkomelijk. Hoop ik.
Ja hoop. Dat is natuurlijk het liefste woord. Hoop mag je nooit opgeven. Kijk maar naar de knoppen in de bomen. Zij zal komen hoor, die lente. Met ramen open en griep eruit.
En daar is ze dan, de moed. De moed moet, om tegen de stroom op te roeien. Tegen de monsters van seksisme op te boksen, tegen te lage onderwijsbegrotingen, op te komen voor en tegen de gezondheidszorg te vechten dat ziekte geen, GEEN verdienmodel mag zijn. En dat vrouwen niet proberen als mannen te zijn. Hou daarmee op dames. Kan je net zo goed een baard laten staan. Als je je ook zo kapot wilt werken en zo gevaarlijk met geld wilt omgaan en maar beleggen in luchtkastelen, dan moet je toch nog eens gaan nadenken. Is dat werkelijk de wereld die je voor je kinderen wilt?
Ik geloof naïef in idealen, ik hoop dat dat weer in de mode komt. Want het is genoeg met streven naar meer en meer. Genoeg.