Nadat het DNA van vier complete heren is vastgelegd mocht er nu ook een mevrouw. Hoe is het mogelijk. Als ik de NRC nuttig, turf ik in het boekenkatern de boeken van vrouwen. Veel minder dan één op vier. Alle heren vormen samen een groot grasveld en in een klein sneu hoekje kom je wel eens een onkruidje tegen, een vrouwtje. Achgutteguttegut. Maar, kunt u daar tegen in brengen, de redactie bestaat half om half uit heren én dames. Maar die dames zijn zo aan het superieure herendom aangepast dat ze ook vinden dat wat dames doen niet wezenlijk van belang kan zijn. Ik word er zo moe van. Op de radio hoor ik een interessant gesprek met een piepjonge schrijfster wier boek de tiende druk beleeft, maar geen letter in mijn krant. Althans, dat denk ik. Want omdat de zogenaamde literaire wereld zo door kerels bevolkt wordt, heb ik ook steeds minder zin om hun vrouwenhaat te verhapstukken. Ik kan natuurlijk tegen Noa, Mimi en Zaza gaan roepen dat ze niet deugen, die Komrij valse haatnicht en god Claus die zo mooi kon dichten over een verkrachting en hun consorten, maar zelfs de poezen vervelen zich als ik daar weer over begin. Jaha, hebben we al gehoord. En ze knijpen hun lieve oogjes dicht, laten hun nagels zien en vertonen hun kunsten in de tuin tegen opdringerige katers. Ze gillen, ze blazen vervaarlijk en maken een rondsuizende bontbal van die ongenode gasten. Ophoepelen. Ziezo. ‘Zo moet het’, zou Boaz zeggen. Maar ook al hebben zij gelijk, ik zie me dat toch niet doen.
Hoe kunnen we Boaz en Abeltje voorhouden dat jonge heren hun moeder en oudere heren hun vrouwen niet mogen schoppen of trappen. Boaz, de schat, is soms zo wild dat het wel lijkt of hij tien armen en benen heeft. En al die ledemaatjes zwiepen in het rond. En Abeltje laat zich ook al de kaas niet van het brood eten. Als ik langskom en me bezig denk te houden met Boaz de bouwer, laat hij luid en duidelijk weten dat hij er ook nog is. En hij heeft gelijk. Ik smelt meteen. En kus het warme nekje. Ja schat, jij bent er ook hoor. Het kleine lijfje in de box maakt zich sterk om maar opgetild te mogen worden, de uitdrukking op zijn lachende smoeltje is dan ook onweerstaanbaar. Maar pfft acht kilo omhoog houden, ik doe het en het wordt goedgemaakt door de kuiltjes in zijn wangen, maar het verrukkelijke mannetjes ís zwaar. Heel zwaar.
Zo begint het. Met lieve moeders, en lieve crêchedames, schooljuffen en aanbiddende kleine meisjes. Hoe moeten we dat toch veranderen. Hoe krijgen we een vrouwvriendelijker wereld? Hoe zal het ons ooit lukken kinderarbeid wereldwijd af te schaffen. En de misdaden tegen vrouwen te verhinderen? Hoe kunnen we de Palestijnen leren hun kinderen niet aan bomgordels op te offeren? Of het martelaarschap te vereren. Liever een levende vluchteling dan een dode held.
Hoewel, in China en in India worden er steeds meer meisjes weggemaakt zodat er op de tien jongens maar drie meisjes zijn. Ha, want wat schaars wordt krijgt waarde. Misschien keert de wal het schip?