Zodra ik de deur van mijn kamer opendoe, stormen de andere vier volharige viervoeters binnen. Neusjes voorop. Heftig ruikend. Waar verdikkeme is dat heerlijk voer dat wij niet krijgen?
Zou ook een reden geweest zijn voor de kamikaze-automoordenaar? ‘Zij hebben aandacht. Ik niet. Zij hebben zoveel, geld, macht, pracht en praal. Hele dagen voor hen, oranje dagen met zwaaiende massa’s. En kinderen, zoveel kinderen. Ik heb niemand, en zelfs geen baan.’ Zou hij gedacht hebben: dat fokt maar door op onze kosten? De stakker. En dan te bedenken dat hij in zijn laatste pseudo-heroïsche daad ook nog ten overstaan van de hele wereld een mislukte dwaas is geweest. Zit hij nu op zijn eenzame donderwolk zich te schamen? Zoveel doden en geen haar van de kroon gekrenkt. Misschien hun trots. Hun gevoel van geliefd zijn en hun koninklijke veiligheid. Ja, dat zal gekrenkt zijn, dat was te zien op het geschokte gezicht van Beatrix.
Mijn vier- en vijf- mei-rancune sneerde: nu voelen zij ook eens hoe het is om niet gewenst te zijn. Maar dat stemmetje moet haar giftige mond houden.
Diep en innig medelijden had ik met de verdwaasden die altijd willen zwaaien bij de hekken. Maar ik schat dat ze daar volgend jaar weer staan met ‘hun vlaggetjes, hun hoedjes en hun toeters’. En zij die zich majesteit laat noemen gaat op ziekenbezoek en op rouwbeklag. Zal zij gezegd hebben: ‘Wat erg dat u bijna dood was en ik nog leef?’
Haat holt mensen van binnen uit. Heet en branderig voelt die leegte. En ik heb het gevoel dat wanhoop een zure haring van me maakt. Opgerold en met een pin door m’n lijf.
Waren we maar poezen. Die kunnen ongeremd binnenstormen en laten merken dat ze ook willen wat die ene krijgt. Mimi gaat op de plaats suprême staan. Ze kijkt naar M. en dan kijkt ze op naar hèt blik met het gedroomde voer en dan kijkt ze naar het bakje en maakt ze die beweging opnieuw. Ja hoor, wij zijn te vermurwen. Goed dan, een páár brokjes, omdat je het zo lief vraagt.
Zou die kamikazeman nooit iets hebben durven vragen? Of kreeg hij nooit antwoord op zijn wanhoop? En wat gaat het ons aan? Maar dat is het, denk ik. Het gáát ons aan. Zoveel mensen zijn zo ongeremd woedend tegenwoordig, zoveel kinderen zijn niet meer tevreden met weinig. Hoe hebben we het in ons hoofd gehaald speeltjes voor de kinderen te kopen die honderden euro’s kosten. En de ouders die dat geld niet hebben, voeden zij hun kinderen met honger, woede en rancune? Zijn dat de dreigbriefschrijvers? Zijn dat de PVV-stemmers? Hullie en zullie deugen niet. Het is altijd de schuld van de anderen.
Of heb ik het helemaal mis? Zijn het juist de mensen die altijd alles kregen. Het beste was nog niet goed genoeg. De onverzadigbaren, de rupsjes-nooit-genoeg?
We waren pas tijdens de lunch in een restaurantje. Ouders met kinderen die stonden te bedenken wat ze op hun broodje wilden. De keuze beviel hen niet. Bij wijze van grap stelde ik een broodje met tevredenheid voor. Chawwa, hou je mond toch. Ze keken me bevreemd aan. Waar had ik het over? Waar bemoeide ik me mee?
Ach, poezen. Het ene moment geven ze de ander een genagelde haal, het volgende moment wassen ze elkaar en gaan dan opgerold en vredig slapen. Zo moet dat, hè Boaz. Zo moet dat.