“Bent u al geholpen?” Bij zo’n vraag denk ik als een kater. Wat bedoelen ze? Zijn mijn balletjes eraf? Ik pak ze maar niet, de metalen balletjes waar ik de hele dag mee in mijn handen zit sinds ik ben gestopt met roken. Dat vergt te veel uitleg. Ik zeg dus ja en ik zeg nee. Ja, ik heb al een behandeling gehad elders en nee, ik ben nog niet behandeld hier. En wat wíl ik geholpen worden. Willen helpt niet altijd. Helaas. Want ook achteraf gezien heeft het níet geholpen. Integendeel. Nadat mijn liezen drie keer zijn opengemaakt en er contrastvloeistof is ingespoten, is er echt helemaal niets te vinden in die aderen van me, die de wandelpijn kunnen verklaren. Laat staan de rugpijn. Hoera, mijn aderen zijn goed. Mijn botten ook. Mijn zenuwen dito. Maar wat er nu aan de hand is? Joost mag het weten. Lage rugpijn. Onbeduidend. Belachelijk. Lastig. Onbehandelbaar? We worden nu doorverwezen naar de pijnbestrijding. Dat vind ik dus gvd gênant. Ik vind het ook beschamend als ik witweggetrokken in de stad tegen een lantarenpaal of een muurtje hang en er mensen naar me toekomen die vragen: “Gaat het mevrouw?” Nee, verdomme. Maar dat zeg ik maar niet. Hè, weer vergeten om een geestige blozende glimlach op mijn gezicht te plamuren. Ik mompel dat het zo weer over gaat. Dat is ook zo. Stilstaan gaat heel goed. Prima zelfs. Gutteguttegut wat kan ik mooi stilstaan. Maar met stilstaan of zitten, wat ik ook heel goed kan, kom je niet vooruit. Geen centimeter. Het strand is ver, het bos voor anderen en de duinen zijn zo hoog als Alpen. Doorzetten zou een oplossing kunnen zijn, maar het blijft balen.
Zou een cursus negéren helpen? Of me laten inspuiten met het spul van die supergespierde muizen, en een fitte supervrouw worden? Zijn we dan niet maakbaar als mens? Of toch?
Pas geleden zag ik het weer, zo’n gruwelprogramma over plastische hysterie.
Zinloos geweld tegen vrouwen, dat is het. Een prachtige dertig jarige juffrouw, tegenover een arts (een arts, nota bene). “Hier moet wat af”, zei hij en wees naar haar perfecte taille. “En daar”, nu ging het over haar lieve mollige buikje. Hij werkte haar hele lijf af, de benen, de sinaasappelborsten waar hij meloenen van dacht te maken, en tot slot, godallemachtig, haar edele schaamdelen. Want haar liflafjes moesten opgehesen, ingekort en bijgeknipt.
Zijn we nu allemaal krankzinnig geworden? Zijn al die kerels pedofielen? Waarom moeten wij eruitzien als pasgeboren baby’s? Kaalgeschoren en met babybilletjes en onvolgroeide vulva’s, luierfris. Wanneer gaat meneer zijn balzak laten trimmen? Hoeveel lid-tekens wil meneer op zijn jongeheer? Maar vrouwen kan je kaal scheren, onder zwarte lappen verbergen, op blaarknellende schoenen laten wankelen, aankleden als hoer of lappenpop, uitkleden als een pasgeborene en tentoonstellen. Dat vinden de kijkers lekker. Let wel, die toeschouwers zijn heren. Heren met prachtige gegroefde koppen. Zij mogen wel oud en vet worden en er weldoorleefd uitzien. Zij wel.
Rimpels kunnen me niets schelen, maar pijnlijk gestrompel kan me gestolen worden. Als de dieven zich daar nu eens in gingen specialiseren. Dat zou helpen. Gaat het mevrouw? Bent u al geholpen? O, heerlijk alle tasjesdieven met een nieuwe roeping. Uw geld of uw reuma. Ik zie de toekomst weer vrolijk en hoopvol tegemoet.