‘s Morgens om zes uur krijg ik de eerste. Nog in zijn nachtluier, overdag is hij zindelijk, speen nog smek smek in het mondje. Hij kruipt tevreden bij mij in bed en samen worden wij knuffelend langzaam wakker. Jonathan. Jona, ruim drie. Broertje van Manuel, vijf, die nog een uurtje zal slapen. Zoons van Mirjam. Mirjam is de beste vriendin van mijn dochter en dochter van mijn beste vriendin Rozette. Kortom familie. Als je zoals Rozette en ik niet zoveel familie hebt, dan maak je gewoon nieuwe.
Mirjam had tot haar schrik vrije dagen in haar agenda. Manuel: “Mijn moeder is zangeres.” En wat doe je dan met de tijd? Haar man moet drummen. Juist, lekker naar de Zeeuwse tantes die zo veel als ze kunnen mee opvoeden, kroelen, spelen, de Lange Jan beklimmen ( M. natuurlijk) gezond eten koken, (M. idem) pannenkoeken bakken (ik). De ochtenddienst waarnemen (ik) zodat de moede moeder eens een keertje kan uitslapen. Terwijl ik mijn thee drink en een appeltje voor Jona schil, wachten we op grote broer, de nummer één. Dan komt Manu de trap af, staat nog even verlegen voor de deur, maar ook nog even in bed en dan ontbijten. Boterhammen in stukjes snijden, plichtmatig roepen met je mond dicht eten. En melk warmen. Ja, want wij zijn ervaren grootmoeders.
Heerlijke mannetjes. Ze doen aandoenlijk hun uiterste best om zich engelachtig te gedragen. En wij maar prijzen. Wat eten jullie goed, wat spelen jullie lief samen. Behalve als ze dat niet doen. Dan kom ik er tussen en stuur de oudste weg en berisp de jongste voor plagen. Jona kijkt me stralend ontdeugend aan. Stout is leuk. Maar ik hou mijn gezicht in de plooi. “Dat is niet aardig, Jonathan.” Die tuthola, ben ik dat? De Nanny’s noemt Mirjam ons.
De katten houden zich schuil of rennen met een rotvaart het luikje binnen en suizen dan naar boven. Manuel speelt met zijn dinosaurus en maakt daarbij het geluid van een ontploffende raket. Kcht kcht kchcht.Hij kan dat uren volhouden. Ik kan me haast niet voorstellen dat hij met dat zelfde stemmetje loepzuiver kan zingen, maar hij kan dat wel. En wel met zo’n tranentrekkende jongetjessopraan. Kind van zijn moeder, zoveel is duidelijk.
Als het negen uur is komt M. mij aflossen. Zo, mijn belangrijkste dagtaak is volbracht en ik ga direct weer in de slaapstand. Na drie dagen ben ik behoorlijk gammel. Onze kinderen hebben hun kinderen zo laat gekregen en dat is ook nog eens onze schuld. Want wie waren die feministes die vonden dat haar dochters iets moesten worden? Ja, juist, wij! Dus eigen schuld dikke bult. Wij zijn oude oma’s.
Wie zijn onze rolmodellen? Wij willen de reclame geloven. Van die leuke bejaarden, slank, rennend over groene en bloeiende weilanden, huppelend over bergbeekjes, niks geen gekreun en gepiep bij het bestijgen van de trap, ben je mal, hup reizend over de hele wereld, kwestie van de juiste vitamines… Slapen doen die mensen alleen als ze jong zijn en alleen op de juiste matras. En dan zingen ze er geloof ik ook nog bij. Nou ja, die matras van mij is heerlijk en dat ‘s morgens knuffelen krijg ik straks weer in de vakantie.
Ps Over vakantie gesproken. Een aantal weken zomerstop voer ik in. Ik kom terug met de columns, maar wanneer weet ik nog niet.
Ps ps Manuel: ‘Hij zit aan het hoofd van de tafel, ik aan de heup.’
Ps ps ps Ik moet gaan sparen voor een nieuwe laptop. Zal ik een abonnementje invoeren? M. zegt: “Gênant.” Kan dat niet omdat mensen er niet echt om gevraagd hebben? Ondertussen al meer dan honderdveertig lezers. Eén euro per persoon? Twee vijftig? Vijf? Per vijf jaar? Een bedelactie voeren? Contributie heffen voor het Chawwaiaans van de Wijnberg-academie? Of gewoon mijn nieuwe ASN-banknummer 707192005 bijvoegen? Of word ik dan mijn eigen groene goede doel?