Ik worstel. Bovengekomen ben ik nog niet. Ik worstel met de angst voor het woedende gepeupel. Zoveel stemmen voor een geblondeerde schreeuwer. Beledigen mag, maar waarom zou je dat moeten willen, meneer Wilders? Niet alleen in het kalme Nederland, maar in zoveel Europese landen bluffers en praatjesmakers die macht willen. Voor iedereen dan bloed aan de paal? Hebben we al te lang vrede gekend? Als de tijden slecht zijn, gaat het gepeupel de kop afhakken van de adel. Al hadden ze dat misschien verdiend, maar die stromen bloed, walgelijk. En in de crisisjaren van 1930 hadden de Joden het toen verdiend? Waren dat allemaal rijke, slechte mensen, die gehate Joden? De meesten waren zo arm als een kerkrat. Ze waren over het algemeen wel geletterd want leren stond hoog in het Joodse programma. Mijn moeder zei als de schoolprestaties te wensen overlieten: Dan word je maar een jaar later professor. Want dat je iets geleerds moest worden stond vast.
En het ging niet om de antwoorden maar over het stellen van vragen. Zelf denken, doordenken, dat waren de dingen die wij leerden. Ik heb het dus niet over het uit het hoofd leren van een boek uit de steentijd dat door domme mensen – ‘het staat in de schrift’ – letterlijk geloofd wordt. Want de wereld is in hoeveel dagen door god zelf gemaakt? Ze weten niet wat een metafoor is. Of ze kussen een vieze zwarte steen uit de hemel. De aperte onzin van de dommen, de ongeschoolden. Dezelfde onzin om één groep de schuld toe te schuiven. Maar is angst daar een zinnig antwoord op? Nee, natuurlijk niet. En je superieur voelen dan? Of een cordon sanitaire?
Moeten we de komende periode uitzitten, het gelaten afwachten? Waarom maakt een economische recessie mensen zo dom en gemeen? En wat deed het botte volk dan met dat geld dat ze nu niet meer hebben? Kochten ze cultuur? Streefden ze naar het hogere? Of waren dat de mensen die meer, meer, meer wilden. En nieuw, nieuw, nieuw. Vet, vetter, vetst. Hup, nog een bankstel, nog een nieuwere keuken, een reis naar een buitenland en veel zuipen en vreten.
Maar mensen zijn ook een natuurverschijnsel. Weergevoelig, beïnvloedbaar door hoge en lage druk. En in de politiek is er kennelijk ook eb en vloed. En de mensen drijven als wrakhout in de politieke golven. We hebben het toch ook over een hoge en een lage opkomst? Zou ik het weer willen beïnvloeden? Nou nee. Dus over het ebben en vloeden van domme politici moet ik me ook maar niet zo druk maken.
De tijd om de straat op te gaan en mensen andere meningen goedschiks of kwaadschiks op te dringen. Ik kan het niet meer. Grootmoederen is nu mijn taak. Voorlezen. Knuffelen. Een van de eerste woorden van Abel noteren: Boek. Hij rent door het huis en gaat dan liggen met een bóek. Zijn engelenlach en die kuiltjes in zijn wangen. Hij is nu ruim één jaar en wil elke avond twee boekjes voorgelezen krijgen. En Boaz zegt na het voorlezen van het eerste boek: Nog één mamma dan ga ik slapen. En dan, nog één mamma, de laatste dan ga ik slapen. En daarna de allerlaatste en de aller-allerlaatste. Want slapen vindt Boaz griezelig. Hij begrijpt nog niet goed wat dromen is. Welke nachtmerries heeft zo’n klein mensje? De mijne begrijp ik. En de eb- en vloedangsten van alle mensen lijken toch op elkaar. Oorlog, honger, dorst, vluchten voor het boze… Het laatste nieuws zegt dat we een vingerafdruk in ons paspoort moeten. Altijd en overal opspoorbaar. En wie zijn dan de machthebbers? In het geval dat ze ons soort mensen weer moeten hebben, bij wie kunnen mijn kleinkinderen dan onderduiken?