Nu ik wéér aan het afkikken ben valt me iets op. Roken doe ik dus niet meer, maar het kauwen op de nicotinekauwgum moet nu na drie jaar ook maar eens stoppen. Nu heb ik dus a. zin in een sigaret en b. vreselijke trek in die kauwgum. Zit ik ‘s morgens mijn kopje thee en denk: ‘Ik mis iets.’ Ja, iets. Thee . Koekjes mag niet, sigaret hoogst verboden, kauwgum uit mijn mond. De balletjes dan maar. Dus ik drink thee en rol de Chinese balletjes rond en rond in mijn handen.
Nu ik er goed over nadenk zijn we ondertussen door de volgehouden luxe gewend aan van alles mét. Broodje ondefinieerbaar gras en flintertje zoute vis én kaas én poppe- tomaatjes. Broodje zus-of-zo-vlees harde stoofsla en radijs en komkommer en een grote bult rauwe wortels, ovendroog en ooit wit-geweeste-kool in reepjes. Als de horeca al heel erg zijn best doet druipt er mayonaise af. Doen ze het gezond, dan mag je blij zijn dat de azijn niet op je broek druipt. Gewoon broodje, zonder paradijsvulling? Nergens meer. Als je om gewoon kaas zou vragen? Daar denk ik natuurlijk pas aan als ik al dat gevarieerde gras herschik op het te volle pistoletje. Alles dus . En meer . Het begon aalbessen bij het hoofdgerecht. En nog een zielige halve aardbei. Daar wilden de koks elkaar overtreffen en ze gingen er nog vreemder fruit in miezerige plakjes aan toevoegen. Ook bij vis, een aardbei hoort erbij. Bah.
Maar nu zitten we zonder. Zonder Goede Raad. Niemand weet het. De cv loopt leeg en niemand weet waarheen dat water gaat. Stoer beschoende kerels, ze weten het niet. Ze voelen eens aan een verwarming, ze beroeren de knoppen. Niets. Dan moet M. de verzekering bellen omdat degene die nu moet worden gevraagd al ‘vijfhonderd kost alleen al astie aan de deur komp’. Hellep. Dat is veel. Dat is dus niets broodjes mét, dat wordt droog brood. En niet alleen dat. Ergens in of onder dit huis is een rivier bezig een nieuwe waterweg aan te leggen. Gossije en Wijnberg aan de nieuwe Moezel. Of moeten we al een cafeetje bouwen aan de rand van ons meer? Of kan elk moment dit monument de geest geven en wegdrijven in een
geheimzinnige onzichtbare plas? Genoemd: De vloek van Middelburg. Net als het nog niet gebouwde theater. Komt hier ook een hek om de natte put heen?
Gelukkig heeft mijn lief haar nieuwe boek, weliswaar nog niet binnen maar al bijna. Dus misschien kunnen we de nu dreigende ramp betalen. Verwarming mét is dit. Lekker warm, maar zorgen. Want die kachel is een veelvraat. Drie keer per dag wil hij gevuld.
De volgende meneer wordt gebeld.
M.: ‘Hij klinkt ook duur. Beschaafd en zakelijk, een intellectueel.’ We zuchten samen. Jaren universiteit, lijkt het, dus geen wonder dat hij zoveel kost voor het komen door de voordeur. Meneer de lekprofessor. Hij heeft gezegd dat we urgent zijn. O god, als hij maar op tijd komt.
Wij zijn dus urgent. Hij belt terug. Het is dinsdag. Hij zal donderdag bellen of hij vrijdag kan komen. Als we boffen? Verwarming mét.
Wordt vervolgd.