Het is een vogeltje. M. noemt hem of haar de pluviet. Ze spreekt het met nijd uit. Het diertje irriteert haar. Zeg ik kortgeleden opgewekt tegen M.: “Goh, we hebben tegenwoordig allerlei soorten vogeltjes. Niet dat ik ze zie, maar er klinken wel veel verschillende riedeltjes.” M. bitter: “Dat is een pluviet! Ik word er gek van. Hij doet alle vogels na en je hoort hem de hele tijd. Maar hij laat zich niet zien.” Ze zegt het op een manier of het beestje haar persoonlijk dwarszit. Volgens haar heeft ie alle soorten verjaagd of opgegeten en doet ze nu, in commissie, na.
En de duiven doen ook al zo raar. Er is er één met een soort boertige bas die roekoet of hij te zwaar getafeld heeft. “Bloebloehoe”, heel somber. Is dit allemaal te wijten aan de opwarming van het milieu? Of, ja wat?
Dit weekend hadden we twee kleintjes op bezoek. Jonathan drie-enhalf en Liv net drie. Daar zit toch ook veel pluvietigs in. Kinderen imiteren hun opvoeders en elkaar. Maar wij volwassenen met onze behoefte aan originaliteit, haha, doen elkaar ook lustig na. “Jij zegt altijd…”
Dat heb ik ooit eens bij mijn moeder gedaan. Zij vertelde weer eens over haar Moeke. En geloof me er is niets heiliger dan een dode moeder. En dat is voor een joodse puber voer voor ongein en venijn. Mijn moeder liet niet met zich sollen. Decor: Dordrecht aan tafel. Mam: “Mijn moeder zei…” En ik, pukkelige, mompel kribbig: “Mens, verzin eens zelf wat.” Mamma staat op, loopt rustig naar me toe en geeft me een draai om mijn oren en zegt bedaard: “Deze heb ik zelf verzonnen.” Oei. Gloeiende wang tot gevolg. Tegenwoordig mag dat niet meer, zo’n correctiepets. Tien minuten later aan diezelfde tafel zeg ik: “Jij zou zeggen…” En we schieten in de lach.
Hoe ik krampachtig probeerde toch vooral geen fouten te maken in de opvoeding. Beter dan mijn moeder. Die fouten wilde ik niet maken. Ha ha.
Slaan ook niet. Maar mijn arme Jorisje mepte zijn pop in de box en ik wist dat ik met slaan op moest houden anders kon iedereen zien dat ik mijn kind sloeg… Falen, hoe vreselijk. Dat hevige je best doen herken ik ook bij mijn kinderen. Maar wie zonder fouten is mag van mij alle slabbetjes van de wereld opeten. Tact heb je nodig bij kinderen, en charme. Maar als de schatjes je hebben wakker gegild met een nachtmerrie dan ben je de volgende dag zelf allesbehalve schattig. Want het blijft een feit dat vaders en moeders net mensen zijn en verre van foutloos. Waar komt het toch vandaan dat idee dat we hebben van een zekere heiligheid die onze ouders hadden moeten hebben en dat wij op onze beurt ook zo streven naar een alles kunnende, alles verdragende, altijd aanwezige, alles wetende tovermoei. Moe zijn we vaak en kribbig en boos op onszelf omdat we het beter willen doen. En uitgeput door de nodige en onnodige en zelfverzonnen taken.
Het gezeur van een driejarige die niet mee naar huis wil, drie trappen op en ik met de baby in mijn armen. En heet dat het was. Ik kon hem wel… Mijn schoonmoeder zei tegen Joris: “We doen wie het eerste boven is.” En daar stond die kleine aap als eerste boven. Waarom kon ik dat niet zelf verzinnen? Maar imiteren kon ik het wel. En zo probeerde ik van iedereen af te kijken. O, doe jij het zo. Nou, dat kan ik ook proberen. Dus ben ik ook een pluviet geworden. Niet erg orgineel maar soms wel effectief.