Op 13 november 2015 schreef Mario Molegraaf
Over een zwaar onderwerp licht dichten, weinigen zijn daarin zo goed als de schrijfster en beeldend kunstenares Chawwa Wijnberg.
Krassen is de titel van haar opus nummer zeven. Chawwa Wijnberg (1942) schrijft dat uit haar pen ‘alleen maar kleine krassen’ komen. Waarmee ze, denk ik, verwijst naar het karakter van haar poëzie, tastend, bijna wankelend, want achter de luchtige toon schemert de onpeilbare afgrond.
Neem gedichten als ‘Failliet’ (over een collectant aan de deur die het scheppen verstoort) en ‘Laat’ uit haar nieuwste bundel. Daarin zijn, anders dan bij kampioenen van plezierpoëzie als Drs. P en Kees Stip, de rijmwoorden enigszins lukraak: om de hoek op uit mijn broek, geldverkeer op dag meneer. Het zou gaan storen als het anders was, bij haar werk zonder grote zekerheden vooraf hoort geen vorm afgedwongen door de weegschaal. Maar het plezier is er niet minder om, bij haar valt dat vooral af te lezen uit een stroom nooit vertoonde woorden.
De nieuwe Van Dale stond zo trots wit in mijn kast, maar lijkt door alle vondsten van de dichteres toch een beetje verschoten. In de drie delen zoek je vergeefs naar ‘gisterzinnetje’ of ‘maandagochtendhekel’, door Chawwa Wijnberg uit het niets tevoorschijn getoverd. Er is in ‘Maandag’, een gedicht over de verstoorde illusies van zondagskinderen, ook nog sprake van maandagwind en maandagregen, van maandagochtendscholen en maandaghuilen. Tot nu toe ontbraken ons de woorden, maar wat de dichteres bedoelt herkennen we met pijn en opluchting tegelijk: zij dus ook! Moeten we nu lachen of huilen om een dag van ongerief, ‘van opgevreten muizen/ van kattenkwijl en staartverlies’ en bovendien ‘van fiets gevallen/ spaken in wiel/ en schadebrief.’
Chawwa Wijnberg – foto Lex de Meester
Ze schrijft over Middelburg in de fluisterregen, de Lange Jan in mist en mist in haar hoofd, waardoor de muze uitblijft. Over een terras in de stad en het onmetelijke geluk van haar ‘ommuurde zakdoektuin’ aan de Bierkade, want daar woont deze Wijnberg. Een toepasselijk adres want een bundel als Krassen bevat vele variaties op het gezegde ‘vechten tegen de bierkaai’, wél in Van Dale. Dat is wat ze steeds weer doet, ‘schreeuwen tegen dove oren/ zingen in de tegenwind,’ zoals ze het zelf noemt, maar ze is wel degelijk goed te horen.
Alom ziet ze gevaar, in geloof in het algemeen en (in een cyclus van drie gedichten ‘Haatman’) in radicale islam in het bijzonder. ‘Spreek vrede’ is haar oproep, wapens weg. Ze wijdt zelfs een heus sonnet, ‘Zulke tijden’, aan deze heerlijke illusie, een droom van vredige tijden: ‘we strelen de voeten/ we vertellen de kinderen/ het is nooit oorlog geweest.’ Haar manier om te vechten tegen het verschrikkelijke verleden en tegen de akelige actualiteit. En dan toch optimistisch blijven over de toekomst, dat is het grootste mirakel van deze poëzie.
Chawwa Wijnberg: Krassen. Gevolgd door de cd Minimazzel en andere verhalen – Uitgeverij In de Knipscheer, 66 pagina’s, 19,50 euro.
*******************
Uit de bundel Krassen:
MIDDELBURG
O muze
wees genadig
al was het maar
een half gedicht
al wat ik hoor
zijn duiven
ach die zware
trage vleugelslagen
en om de Lange Jan
hangt mist
alleen maar fluisterregen
alleen maar dreinend grijs
ook in mijn hoofd
potdicht
muze ik versta je niet
je slist